Inleiding
Wie de vergankelijkheid van de mens heeft gezien (Psalm 90) en oog heeft gekregen voor de Messias (Psalm 91), voor die mens breekt de sabbatsrust aan (Psalm 92). Over de betekenis van de sabbatsrust lezen we in Hebreeën 3 en 4. Op die dag looft de Godvrezende de goedertierenheid, chesed, en de trouw van de HEERE. Psalm 92 laat ons profetisch zien wat er in het hart van het gelovig overblijfsel te vinden is. Zij “zijn het die het Lam waar Het ook heengaat” (Op 14:4). Zij hebben in Psalm 91 Christus gezien en zijn volgelingen van Hem geworden, net als de discipelen van de Heer in de evangeliën.
Indeling van de psalm
De psalm heeft de stijlfiguur van een chiasme, dat is een stijlfiguur die bestaat uit een herhaling met een omkering. Dit chiasme – we kunnen ook spreken van een ‘piramidevorm’ – geeft tegelijk de indeling van de psalm:
A. Het verlossingswerk is volbracht (verzen 2-5).
…B. De gevolgen voor de antichrist en zijn volgelingen (verzen 6-8).
……C. De Allerhoogste is de eeuwige HEERE (vers 9).
…B. De gevolgen voor de vijandige volken (verzen 10-12).
A. De gevolgen van het verlossingswerk voor de gelovigen (verzen 13-16).
We zien dat door deze stijlfiguur de aandacht op het middelste vers valt:
“Maar U bent de Allerhoogste, voor eeuwig de HEERE” (vers 9).
De verheerlijking van God is het doel van de schepping. Door de zonde mist de mens de heerlijkheid van God (Rm 3:23). De verlossing heeft tot resultaat dat God bovenmate wordt verheerlijkt!
1 Opschrift
1 Een psalm, een lied, op de sabbatdag.
Deze “psalm” is ook “een lied”, wat het karakter ervan als een loflied onderstreept. Het is onmogelijk om de heerlijkheid van de Heer Jezus op een kille, nuchtere, afstandelijke manier te bezien. Elk aspect van Gods heerlijkheid dat in het hart wordt opgenomen, zal tot lofprijzing en aanbidding brengen. Dat zien we hier bij het gelovig overblijfsel van Israël. Zie ook bij Psalm 65:1.
Het is de enige psalm die in het opschrift “op de sabbatdag” heeft staan. De sabbat is de wekelijkse rustdag (Ex 20:8-11). God heeft die dag aan Zijn volk gegeven om speciaal op die dag eraan te denken dat Hij op die dag heeft gerust van Zijn scheppingswerk (Gn 2:2) en dat ook de verlossing helemaal Zijn werk is (Dt 5:12-15). De dag van de sabbat is de rustdag van Gods scheppingswerk. De volle verwerkelijking daarvan is het duizendjaar vrederijk, dat is de sabbat van Gods verlossingswerk (Hb 4:9).
Op de sabbatdag rusten betekent de erkenning dat God de oorsprong van alle dingen is. Dan ziet de Godvrezende Jood af van alle eigen belangen om alleen aan God te denken en Hem te prijzen voor Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan. Dit zal de bezigheid in het vrederijk zijn, dat wel de duizendjarige sabbat kan worden genoemd.
De sabbat is niet alleen bedoeld als een rustdag in die zin dat er geen werk gedaan wordt. Rust betekent niet niets doen. Rust betekent dat het werk is volbracht en als gevolg daarvan is er lof, dank en aanbidding. God wil ook dat Zijn volk Hem op die dag prijst en daarvoor ook samenkomt (Lv 23:3). De sabbat is naar Gods oorspronkelijke bedoeling geen last, maar een lust. Die bedoeling zal in het vrederijk door Gods volk worden genoten.
De schrijver van de brief aan de Hebreeën maakt de Joodse gelovigen, die een type zijn van het gelovig overblijfsel, duidelijk dat voor het volk van God de sabbatsrust betekent het ingaan in de rust van God. Om in de rust van God in te gaan is geloofsgehoorzaamheid nodig (Hb 3:18-19). Het zien op de Heer Jezus geeft zoveel troost en bemoediging dat het gelovig overblijfsel de HEERE looft en prijst. In het vrederijk zullen zij in de rust van God zijn ingegaan.
2 - 6 Het is goed om de HEERE te loven
2 Het is goed om de HEERE te loven
en voor Uw Naam psalmen te zingen, Allerhoogste;
3 in de morgen Uw goedertierenheid te verkondigen
en Uw trouw in de nachten,
4 op het tiensnarig instrument en op de luit,
bij snarenspel op de harp.
5 Want U hebt mij verblijd, HEERE, met Uw daden;
ik zal vrolijk zingen over de werken van Uw handen.
6 HEERE, hoe groot zijn Uw werken,
zeer diep zijn Uw gedachten.
Het is niet alleen juist of terecht, maar “het is goed om de HEERE te loven” (vers 2). Letterlijk staat er: “Goed is het om de HEERE te loven.” Dat maakt duidelijk dat de nadruk ligt op het woord “goed”. Dit komt overeen met wat de Heer Jezus in Johannes 4 zegt: “De Vader zoekt aanbidders” (Jh 4:23b). Goed houdt ook in liefelijk en betamelijk (Ps 147:1).
Het is een goede bezigheid en het heeft een goed effect. Danken is tot eer van God en maakt ons blij en geeft ons vrede. Het is niet alleen een verplichting, maar een verlangen. Boven alles is daar het verlangen van God Zelf om geloofd en geprezen te worden. Hij troont op de lofzangen Israëls (Ps 22:4). De HEERE is het waard om geloofd te worden, Hij heeft talloze lofwaardige dingen gedaan. Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan, geeft stof in overvloed om Hem te loven.
Zijn “Naam” drukt volkomen uit Wie Hij is. Naarmate we daar meer van zien – voor ons komt daar nog de Vadernaam bij –, zullen we voor die “Naam psalmen … zingen”. De naam ‘Allerhoogste’ is Gods naam, ofwel de naam van de Messias, in het vrederijk, waar Hij als de Allerhoogste zal heersen over al de werken van Gods handen. Die grote sabbat zal vol zijn met het gezang van psalmen tot Zijn eer omdat Hij al Zijn beloften heeft vervuld.
Het is goed om aan het begin van elke nieuwe dag of nieuwe periode, “in de morgen”, Gods “goedertierenheid te verkondigen” (vers 3). ”In de morgen” kunnen we toepassen op het vrederijk. Het is de “morgen zonder wolken” waarover David spreekt (2Sm 23:4). De morgen is het einde van de nacht. Hier spreekt het van het nieuwe verbond op grond van het bloed van Christus, het bloed van het nieuwe verbond (Mt 26:28). Dat is de grondslag van de goedertierenheid van God, de rijke zegen van God op grond van de verbondsliefde van God.
Al de barmhartigheid, de liefde, de zorg, al Zijn wonderen en al Zijn handelingen ten gunste van hen in het verleden zullen gedurende de hele sabbat van het vrederijk worden verkondigd, ofwel geproclameerd (Ps 136:1-26). We kunnen dit ook toepassen op ons leven, waarin die morgen door de komst van de Heer Jezus in ons leven is aangebroken. We kunnen voortdurend zingen over Zijn goedertierenheid, chesed, Zijn gunstbewijzen (Ps 89:2).
Als het morgen is geweest en de dag is voorbij, valt de avond en komt de nacht. We kijken terug op de dag en kunnen dan Zijn trouw prijzen. Aan het eind van de dag zullen we getuigen van de trouw van God, Die geen moment ontrouw is geweest. De lofprijzing vindt de hele dag plaats. Bij de offers wordt het tot uitdrukking gebracht door het dagelijkse brandoffer dat twee keer per dag wordt gebracht: in de ochtend en in de avond (Ex 29:38-42).
Als we de nacht toepassen op ons leven, kunnen er in het leven ook nachten zijn, tijden waarin alles donker en uitzichtloos lijkt. Dan is het goed om aan Zijn trouw te denken. Hij is en blijft trouw ook al gaan we door een moeilijke tijd heen. Als we aan Zijn trouw denken, komt er te midden van de moeiten een loflied in ons hart.
Bij het loven, psalmen zingen en verkondigen wordt gebruikgemaakt van diverse muziekinstrumenten (vers 4). Zij overstemmen de zang niet, maar begeleiden het gezang met melodieuze muziek. Het gaat niet om de melodie maar om de woorden (vgl. Ef 5:19; Ko 3:16).
De “daden” van de HEERE zijn een voortdurende bron van blijdschap (vers 5). Daarmee worden bovenal Zijn daden in de verlossing bedoeld. Daardoor is het ingaan in Zijn rust mogelijk geworden. Als we dat zien, worden we daardoor verblijd. Hetzelfde geldt voor de “werken van Uw handen”. Behalve in het werk van de verlossing zien we die ook in de schepping als geheel. We zien ze in al Zijn verordeningen, alles wat Hij heeft ingesteld bij de schepping, zoals het huwelijk en het gezin. Hij houdt het in stand. Daarover mogen we vrolijk zingen.
We komen tot de uitroep: “HEERE, hoe groot zijn Uw werken” (vers 6; vgl. Js 28:29; Rm 11:33-34). Zijn werken zijn het uitvloeisel van Zijn gedachten. Zijn werken maken Zijn gedachten bekend. We zien dat in het werk van de verlossing en in het werk van het oordeel dat Hij over de goddelozen en de antichrist uitoefent.
Al Zijn daden en werken verwijzen naar Hem, Die met al Zijn daden en werken een door Hem bedacht plan uitvoert. Zijn gedachten zijn door de mens niet te doorgronden, want ze zijn “zeer diep” (vgl. Jb 11:7; Ps 40:6; 1Ko 2:11b). Wij, nieuwtestamentische gelovigen, kunnen Zijn gedachten leren kennen door Zijn Geest Die Hij ons heeft gegeven (1Ko 2:9-10,12).
7 - 12 Gods vijanden komen om
7 Een onverstandig man weet hier niets van
en een dwaas begrijpt dit niet:
8 wanneer de goddelozen groeien als gras
en allen die onrecht bedrijven, bloeien
om tot in eeuwigheid weggevaagd te worden!
9 Maar U bent de Allerhoogste,
voor eeuwig de HEERE.
10 Want zie, Uw vijanden, HEERE,
want zie, Uw vijanden zullen omkomen;
allen die onrecht bedrijven, zullen [overal] verspreid worden.
11 Maar U zult mijn hoorn opheffen als [die van] een wilde os,
ik ben met verse olie overgoten.
12 Mijn oog zal [de val] aanschouwen [van] hen die mij bespieden;
mijn oren zullen horen wat de kwaaddoeners [overkomt]
die tegen mij opstaan.
“Een onverstandig man”, de man die God niet kent, zoals de dieren God niet kennen, “weet hier niets van” (vers 7). “En een dwaas”, de man die zegt dat er geen God is, “begrijpt dit niet”. Hier gaat het om de antichrist, de mens die zichzelf tot god verheft (2Th 2:4). Hij is de onverstandige (enkelvoud) en de dwaas. Zo’n mens is blind voor alle daden en werken van God. Hij gaat er in zijn onverstand en dwaasheid achteloos en zelfs spottend aan voorbij, terwijl de Godvrezende daarvan diep onder de indruk komt en God daarvoor looft en prijst.
Bij wie de vrees, het ontzag, voor God ontbreekt, ontbreekt het inzicht in Gods handelen. Dat zullen de goddelozen, dat zijn de volgelingen van de antichrist, aan den lijve ervaren (vers 8). Het lijkt of ze voorspoedig zijn, ze “groeien als gras en allen die onrecht bedrijven, bloeien” (vgl. Ps 90:5-6; 73:3-12). Ze weten niet en begrijpen niet dat het enige waarop onrecht bedrijven uitloopt, is “om tot in eeuwigheid weggevaagd te worden” (1Th 5:3). Hun voorspoed in dit leven wordt niet voortgezet in de eeuwigheid, maar zal een dramatische verandering ondergaan (Ps 73:19-20).
Tegenover de onverstandige, de dwaas en de goddelozen, die allemaal na een kortstondig verblijf op aarde voor eeuwig weggevaagd worden, staat “de Allerhoogste” Die “voor eeuwig de HEERE” is (vers 9). ‘Allerhoogste’ is hier de vertaling van marom, dat betekent hoogverheven, dat wil zeggen in de hemel. Aan Zijn oppergezag komt nooit een einde. Altijd zal Hij Zijn plaats als Allerhoogste handhaven. Dit vers is het hoogtepunt van de psalm.
Dit zal onder andere blijken uit het ombrengen van vijandige volken (vers 10). De Godvrezende wijst de HEERE op Zijn vijanden. Twee keer zegt de psalmist tegen de HEERE “want zie, Uw vijanden”, dat zijn profetisch de Assyriërs (Js 10:5) onder aanvoering van de koning van het noorden. Zij leven in opstand tegen God en willen Zijn volk kwaad doen. Het lijdt voor hem geen enkele twijfel dat zij zullen omkomen. Zij krijgen geen kans Gods plannen te verstoren (Ps 2:4).
Ook zal God “allen die onrecht bedrijven” overal verspreiden. Hier zien we God handelend optreden. Hij verspreidt de bedrijvers van onrecht, Hij jaagt ze op de vlucht, overal heen. Ze opereren vaak in bendes en voelen zich dan heel wat mans. Maar ze zullen verslagen en uiteengejaagd worden in alle windrichtingen en in eenzaamheid op plaatsen komen waar ze in hun ellende zullen omkomen.
Vers 11 begint met het woord “maar”, wat aangeeft dat er een tegenstelling met het voorgaande volgt. Hoe heel anders handelt God met de Godvrezende. De Godvrezende is zich dat bewust. Hij zegt in geloof: “U zult mijn hoorn opheffen als [die van] een wilde os.” De hoorn is een symbool van kracht (Ps 89:18). De wilde os (Ps 22:22) is ook bekend om zijn ontembare kracht (Jb 39:12-13). Het is een versterkend beeld van de kracht die God aan de rechtvaardige geeft. Het wijst op de verheven plaats van de rechtvaardige: hij wordt niet meer vertrapt, maar zal heersen (vgl. Zc 12:5-6).
De rechtvaardige zegt daarbij dat hij “met verse olie overgoten” is. Er is sprake van een overvloed van olie. Hij is niet slechts gezalfd met olie (Ps 23:5), maar erdoor overgoten (vgl. Js 32:15). Het is ook ‘verse’ olie. Het spreekt van een vernieuwing, van een nieuwe positie en een nieuwe situatie. Het spreekt ook van zuiverheid en glans. De hele uitstraling is weldadig om te zien. Daarbij wordt de aandacht niet gericht op de rechtvaardige, maar op Hem van Wie de olie komt: God.
Olie is een beeld van de Heilige Geest (1Jh 2:20,27). Verse olie – dat is de zuivere, eerste persing olie, ook genoemd zalfolie, wordt gebruikt om de hogepriester en priesters, koningen en profeten te zalven, en voor de offers – doet denken aan “[de] vernieuwing van [de] Heilige Geest” (Tt 3:6). De uiterlijke kracht (de hoorn en de wilde os) komen van binnenuit, waar vernieuwing heeft plaatsgevonden. De vernieuwing van de Heilige Geest wil zeggen de vernieuwing vanwege de Heilige Geest, de vernieuwing die van Hem uitgaat en door Hem is bewerkt (vgl. Ez 36:25-27).
Vanuit die nieuwe positie zal de rechtvaardige met zijn oog de val van zijn bespieders aanschouwen (vers 12; Js 66:24). De bespieders zijn mensen die vanuit een onzichtbare plek hem beloeren om hem onverhoeds te overvallen zodra ze daarvoor een gelegenheid zien. De rollen worden omgedraaid en hij zal zien hoe zij ten val komen. Hij zal ook met zijn oren vernemen wat de kwaaddoeners overkomt. God rekent met zijn bespieders en kwaaddoeners af.
13 - 16 Groeien en vrucht dragen
13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom,
hij zal opgroeien als een ceder op de Libanon.
14 Wie in het huis van de HEERE geplant zijn,
die mogen groeien in de voorhoven van onze God.
15 In de ouderdom zullen zij nog vruchten dragen,
zij zullen fris en groen zijn,
16 om te verkondigen dat de HEERE waarachtig is;
Hij is mijn rots en in Hem is geen onrecht.
Wanneer de kwaaddoeners en vijanden als gras zijn afgemaaid, is het tijd voor zegen voor de rechtvaardige (vers 13; Ps 1:3). In tegenstelling tot de goddelozen die als gras zijn afgemaaid, zal hij “groeien als een palmboom” en “opgroeien als een ceder op de Libanon”. De takken van de palmboom symboliseren overwinning (Mt 21:8) en de ceder symboliseert statigheid (Js 37:24). De palmboom en de ceder zijn statige bomen die altijd groen blijven. De palmboom groeit in de woestijn en de ceder in het gebergte.
Een palmboom groeit recht omhoog. Zo zal de rechtvaardige groeien en opgroeien omdat hij leven uit God heeft gekregen en in Zijn huis en in de voorhoven daarvan is geplant (vers 14; Jr 17:7-8). Het is natuurlijk beeldspraak. Het betekent dat de rechtvaardige dagelijkse gemeenschap mag hebben met Hem Die in Zijn huis te midden van Zijn volk woont. De voorhoven zijn de plaatsen van de tempel waar ook het gewone volk mag komen. Ze spreken van het dagelijkse leven.
In Gods huis is er geen verouderingsproces. Wie daarin geplant zijn, houden in de ouderdom niet op vrucht te dragen, maar gaan daarmee door (vers 15; vgl. Ps 52:10). Hun vruchten verdorren ook niet, maar blijven fris en groen (vgl. Js 40:30-31). Ze vertellen niet steeds verhalen uit de oude doos, maar geven telkens een nieuwe, frisse oogst. De uiterlijke mens raakt wel in verval, maar de innerlijke wordt van dag tot dag vernieuwd (2Ko 4:16).
In het begin van de psalm, in vers 3, verkondigt de psalmist de goedertierenheid van de HEERE in de ochtend. Hier, in zijn ouderdom, blijft de rechtvaardige vrucht dragen “om te verkondigen dat de HEERE waarachtig [of: recht] is” (vers 16) is. Daarvoor blijft hij fris en groen. Dat blijft hij omdat de HEERE zijn rots, zijn kracht is (Dt 32:4,15). Hij belijdt dat hij dat aan Hem en Zijn onveranderlijke kracht te danken heeft.
Hij verklaart dat “de HEERE waarachtig is” en dat er “in Hem … geen onrecht” is. Het is een dubbele verklaring van Zijn absolute onkreukbaarheid. Daarom is Hij volkomen betrouwbaar. ‘Waarachtig’ is in het Hebreeuws yashar en betekent recht. Hij is recht in Zijn woorden (Ps 19:9) en Zijn werken (Ps 25:8). Hij is recht wat Zijn Persoon betreft. Daarom kan er nooit onrecht zijn in Hem.