Hoofdstuk
Inleiding
Een weldadige warmte komt je tegemoet als je deze brief leest. Er is een hartelijke band tussen de schrijver ervan en de geadresseerden. En dan te bedenken dat er een groot verschil is in afstand en ook in omstandigheden. Paulus is in Rome, de geadresseerden wonen in Filippi. Hij schrijft niet vanuit een comfortabele woning of fraaie hotelkamer, maar vanuit gevangenschap. Een gevangene had toen niet de luxe behuizing die we vandaag hebben, althans hier in het Westen.
We krijgen in deze brief een kijkje in het hart van Paulus. Tijdens het lezen hoor je geen klaagzang hoe slecht hij het wel getroffen heeft. Eerder hoor je het zingen van zijn hart. Hoe kan dat? Dat kan omdat zijn hart vol is van Christus. Hij wordt niet geleefd door de omstandigheden, hij zit niet te kniezen, hij moppert niet op de Heer, maar ziet Hem Die boven alle omstandigheden staat. Paulus beseft dat de omstandigheden waarin hij verkeert, in de hand van zijn Heer zijn.
Kijk, als je zo naar je leven kunt kijken, ben je niet stuk te krijgen. Dat lukt ons vaak niet. Dat weet de Heer. Daarom heeft Hij deze brief in de Bijbel laten opnemen. Hij neemt ons bij de hand om ons al lezend te leren hoe we door alle moeiten en ellende van het leven kunnen heengaan met blijdschap in ons hart. Paulus heeft dat ook niet van gisteren op vandaag geleerd. Daar heeft hij heel wat oefeningen voor doorgemaakt. Maar het is hem allemaal de moeite waard geweest. En als dat zo is voor hem, is dat ook zo voor jou en mij.
Ik noemde het woord ‘blijdschap’. Dat kun je het sleutelwoord van deze brief noemen. Het doet weldadig aan, de apostel hierover steeds te horen spreken. Je merkt totaal geen terneergeslagenheid vanwege de situatie waarin hij is; totaal geen somberheid vanwege de ontwikkelingen in de gemeente. Vreugde vult zijn hart omdat hij Christus als het voorwerp van zijn hart heeft. Vreugde is er ook omdat de Filippenzen hem niet vergeten. Paulus waardeert het bewijs van hun liefde voor hem zeer. Wat kan het je goed doen als anderen laten blijken dat ze je niet vergeten, dat ze met je begaan zijn.
De eerste keer dat Filippi in de Bijbel wordt genoemd, is in Handelingen 16 (Hd 16:11-40). Daar wordt bericht hoe Paulus en zijn metgezellen voet aan land zetten in Europa. Aangekomen in Filippi brengen ze daar het evangelie. Het resultaat van de prediking is het ontstaan van de eerste gemeente in Europa. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. Er is heel wat geslagen en gestoten. Paulus is er in de gevangenis terechtgekomen. Maar vanuit die donkere kerker heeft het licht van het evangelie gestraald.
Als Paulus zijn brief schrijft, is hij weer in gevangenschap. Sinds zijn eerste bezoek aan Filippi zijn ongeveer tien jaren verstreken. Maar de Filippenzen zijn hem niet vergeten en Paulus is hen niet vergeten. Er is regelmatig contact geweest. De Filippenzen hebben hem meerdere keren iets gestuurd voor zijn levensonderhoud. En toen zij van zijn gevangenschap hoorden, hebben ze Epafroditus gevraagd of hij Paulus wilde opzoeken. Ze wilden hem graag wat geven en dat kon Epafroditus mooi meenemen. Nou, dat is goed aangekomen. Deze brief die Paulus hun schrijft, getuigt daarvan.
Deze brief kun je een bedankbrief noemen. Paulus spreekt zijn dank uit voor de gave die hij van de Filippenzen heeft gekregen. Meer nog dan voor de gave is hij dankbaar voor hun medeleven. Je proeft tussen de regels door hoezeer hij zich met deze gemeente verbonden voelt. De toon is vol liefde, de taal vol vertrouwelijkheid. Met deze gemeente kan hij de gevoelens van zijn hart delen. Hij weet dat ze hem zullen begrijpen. Erop te kunnen vertrouwen dat de ander je begrijpt, is een groot goed.
De Filippenzen van hun kant willen Paulus door hun gave verzekeren van hun liefde voor hem. Het is voor hen niet ‘uit het oog, uit het hart’. Ze houden hem in hun hart, ze denken steeds met dankbaarheid en ook met bezorgdheid aan hem. En Paulus denkt op zijn beurt weer aan hun bezorgd zijn om hem. Die zorg wil hij door zijn brief wegnemen. Dit spreekt toch wel op een bijzondere manier van de diepe genegenheid die er over en weer is. Wat een voorbeeld voor plaatselijke gemeenten in hun relaties onder elkaar en ten opzichte van dienaren van God.
Paulus zou Paulus niet zijn als hij niet van de gelegenheid gebruikmaakt om hen geestelijk te dienen. Op welhaast vriendschappelijke wijze deelt hij met de Filippenzen wat hij heeft meegemaakt. Het wordt geen leerstellige brief, maar een brief vol christelijke ervaring. Je komt er diepe zielsoefeningen in tegen. Het christendom bestaat niet alleen uit leer, maar ook uit (be)leven. Leer en leven horen bij elkaar, het een kan niet zonder het ander. In deze brief ligt de nadruk op leven, terwijl bijvoorbeeld in de brief aan de Romeinen de nadruk meer op de leer ligt.
Dit beleven of ervaren is tegelijk het doormaken van een geestelijke ontwikkeling. Het gaat niet alleen om een momentopname. Het is ook niet een zoektocht naar optimaal geluk. Geestelijke groei is een proces dat naar Gods wil en langs Gods weg moet gebeuren. Daarom is het nodig dat Christus centraal staat. Wat je moet leren, is je blik constant op Christus gericht te houden. Pas dan gaat het goed en zul je geestelijk groeien. Geestelijk groeien wil zeggen dat Christus steeds meer je hele hart, je hele bestaan vult, dat je Hem overal bij betrekt, dat je niets meer zonder Hem doet. Durf jij te zeggen dat je al zover bent? Ik niet. De Filippenzen zijn dat ook niet.
Je kunt zeggen dat in deze brief de pelgrimsreis van de christen in de woestijn wordt beschreven. Een woestijn is geen aangename plek om te verblijven. Het is er droog, dor, doods. Dat is de wereld voor de christen. Maar de christen houdt zich niet bezig met de dingen om zich heen; hij houdt zich bezig met Christus in de hemel. Naar Hem is hij op reis. Dat doel vult zijn leven en is het motief om vol te houden. Het spoort hem aan tot grote activiteit. Hij geeft daarvoor alles op wat hem verhindert dat doel te bereiken.
In deze brief zul je woorden als ‘vlees’ (in de zin van het zondige vlees) en ‘zonde’ tevergeefs zoeken. Ze komen er niet in voor. Dat is niet moeilijk te begrijpen. Het gaat in deze brief niet om de worstelingen van het geloof. Worstelingen horen bij het gaan door een wereld die aan ons trekt. In deze brief is een man aan het woord van wie het hart vol is van Christus. Als je hebt geleerd je blik continu op Christus te richten, krijgt de verleiding geen kans zich aan je op te dringen. Ook moeilijkheden en problemen, twijfels en zorgen krijgen niet de kans zich tussen Christus en jou in te dringen. Christus is immers groter dan alle problemen. Betrek Hem erbij; het probleem verdwijnt dan niet, maar krijgt wel zijn aan Christus ondergeschikte plaats.
In plaats van worstelingen van het geloof zie je de kracht van de Geest. Waar Christus wordt gezien, is de Heilige Geest aan het werk. Waar het oog op Christus is gericht, kan de Heilige Geest verder werken. Daar krijgt de Geest vrij baan om het hart en het hele blikveld te vullen met de Persoon van Christus.
De brief telt vier hoofdstukken. In elk hoofdstuk is het onderwerp het leven van Christus:
1. In Filippenzen 1 zegt Paulus dat het leven voor hem enkel en alleen bestaat uit Christus.
2. In Filippenzen 2 zien we voorbeelden van het leven van Christus, hoe het op aarde zichtbaar is geworden, allereerst in Christus Zelf, daarna ook in enkele mensen.
3. In Filippenzen 3 ontdekken we dat we een hemelse roeping hebben en dat Christus in de hemel het doel van ons leven op aarde is.
4. In Filippenzen 4 worden we gewaar hoe dit leven in staat is de christen boven alle omstandigheden uit te tillen.
Lees nu de brief nog eens door.
Verwerking: Waarom is de brief aan de Filippenzen zo’n warme, hartelijke, vertrouwelijke brief?