Hoofdstuk
Inleiding
Lees eerst de brief een keer helemaal door. Stel je daarbij voor, dat hij aan jou persoonlijk is gericht. Vraag de Heer onder het lezen wat Zijn bedoeling ermee is voor jouw persoonlijke leven. Sta open voor Zijn aanwijzingen om iets te doen, te veranderen of niet meer te doen.
Nadat Paulus uit zijn eerste gevangenschap is vrijgelaten (vgl. Fp 1:23-26; 2:19-24; Fm 1:22), heeft hij de eerste brief aan Timotheüs en de brief aan Titus geschreven. Paulus schrijft deze tweede brief aan zijn jonge vriend Timotheüs tijdens zijn tweede gevangenschap, die heel wat zwaarder is dan zijn eerste. Hij weet ook dat hij niet opnieuw zal worden vrijgelaten, maar veroordeeld zal worden en de martelaarsdood zal sterven.
Als je deze achtergrond in de gaten houdt, zul je tijdens het lezen de kracht van de brief ervaren. Het vrijmoedige getuigenis en het vertrouwen op God in zware tijden komen van een man die bereid is te sterven voor wat hem door God is toevertrouwd. Daardoor is deze brief een waarschuwing en een bemoediging voor de mens Gods in de laatste dagen.
Je kunt deze brief een afscheidsboodschap van Paulus noemen (vgl. Hd 20:17-38), zoals we afscheidswoorden van Jakob hebben (Gn 49:1-33), van Mozes (Dt 33:1-25) en van Samuel (1Sm 12:1-25). Misschien is het nog beter om te spreken van het geestelijk testament van de apostel. In een testament verklaart iemand wat hij wil dat er na zijn dood met zijn bezittingen gebeurt. Paulus weet dat zijn aardse leven binnenkort eindigt. Hij laat een geestelijke erfenis achter: de waarheid die God hem heeft toevertrouwd. Hoe moeten de gelovigen daarmee omgaan als hij er niet meer is? Dat zal hij in deze brief uiteenzetten.
Paulus heeft in dienst van God door het evangelie de gemeente van God op aarde gesticht en opgebouwd. Zijn werk is klaar. Maar zoals het is gegaan met alles wat God aan de mens in handen heeft gegeven, zal het ook gaan met de gemeente op aarde. Paulus voorziet de afwijking en het verval ervan. Daarbij ziet hij ook scherp de omstandigheden waarin de gemeente na zijn heengaan zal terechtkomen (vgl. Hd 20:29). Hij heeft oog voor het verval dat na zijn sterven zal toenemen. De aanwijzingen die hij in dit geestelijk testament neerlegt, zijn daarom van groot belang voor de gemeente door de tijd heen vanaf het ontslapen van de grote apostel.
Je ontmoet veel emotie in de brief. Paulus was een mens van gelijke natuur als wij. Hij kijkt terug op zijn levenswerk en ziet wat ervan is geworden. Dat doet hij niet als een koelbloedige analyticus die de kille cijfers van een statistiek bekijkt. Hij doorleeft zijn werk opnieuw en voorvoelt ook hoe het zal gaan. Vanuit die gevoelens geeft hij richtlijnen voor een tijd dat het allemaal nog verder achteruit zal gaan en er van de oorsprong van de gemeente niet veel meer te herkennen is.
Als je de brief leest, hoor je hem de zorg van zijn hart delen met een (jonge) man die daar net zo bezorgd over is als hij. Dat doet hij op een manier die de brief voor alle tijden van belang maakt. Het is dan ook duidelijk een door de Heilige Geest geïnspireerde brief die daarom ook deel uitmaakt van de Bijbel. Door deze brief onderwijst de Geest ons over de afwijking van de gemeente van haar oorspronkelijke toestand.
Ook staat erin wat in zo’n toestand de zekere weg is voor hen die God zoeken en ernaar verlangen tot Zijn eer te leven. Die zekere weg rust op twee beginselen waaruit ieder te midden van vermenging en verwarring troost kan putten, zoals de apostel dat deed. Deze twee beginselen zijn:
1. het vaste fundament van God en
2. zich onttrekken aan ongerechtigheid.
Wat dat betekent, zal duidelijk worden als we 2 Timotheüs 2 gaan bespreken.
De brief is behalve waarschuwend en bemoedigend ook strijdlustig, want ondanks alle verval moet je niet bij de pakken gaan neerzitten. Hoe groter het verval, hoe groter de uitdaging is om een mens Gods (man/vrouw) te zijn. Een mens Gods is iemand die in een omgeving die met de rechten van God geen rekening houdt, laat zien Wie God is. De kracht daarvoor hebben we niet in onszelf, maar in de Geest van God, Die werkzaam is in een mens Gods, ook als de christenheid vol is van zelfgenoegzaamheid. Ik hoop dat jij een mens Gods wilt zijn.