Hoofdstuk
Inleiding
Vooraf
Wie een beetje in de Bijbel thuis is, weet dat Joël een van de bijbelschrijvers is. Ook is dan bekend dat hij behoort tot de twaalf kleine profeten van wie we de boeken aan het einde van het Oude Testament kunnen vinden. Ondanks dat kost het toch nog vaak moeite zijn boek te vinden. Vaak lukt het beter de elf spelers van de favoriete voetbalclub op te noemen, zelfs mét de plaats die ze in het elftal innemen, dan de namen van de twaalf kleine profeten in de goede volgorde op te zeggen.
We hebben immers van Joël slechts negen bladzijden in de Bijbel. Op een totaal van de ruim negentienhonderd die de HSV telt, is dat niet veel. Geen wonder dat je Joël gemakkelijk over het hoofd ziet als je de bijbelboeken niet uit je hoofd kent.
Toch is de boodschap die Joël doorgeeft onze aandacht ten volle waard, wat natuurlijk voor elk bijbelboek geldt. Zijn boek telt drieënzeventig verzen. Dat is niet veel en het geeft de schijn dat de inhoud beperkt is. Maar we zullen zien hoe rijk de inhoud is van wat Joël namens de HEERE aan Zijn volk doorgeeft. We zullen ook zien hoe hij, na een beschrijving van alle ellende die hij in zijn dagen beleeft, een prachtig vergezicht toont van de heerlijke toekomst die Israël wacht.
Ger de Koning
Middelburg, mei 2002 – herdruk november 2019; herzien oktober 2020
Wie was Joël?
Van Joël is niet meer bekend dan zijn naam en de naam van zijn vader. Joël heeft van zijn ouders een naam gekregen die ‘Jahweh is God’ betekent. In de HSV is de naam ‘Jahweh’ vertaald met 'HEERE’, met hoofdletters geschreven. In het Hebreeuws, de taal waarin het Oude Testament oorspronkelijk grotendeels is geschreven, staat er voor deze Naam van God ‘JHWH’.
Als zijn ouders hem die naam bewust hebben gegeven, is hij vast en zeker opgegroeid in een gezin dat de HEERE vreesde. De betekenis van de naam van zijn vader Pethuel is niet zeker. Volgens sommigen betekent hij ‘jongeling Gods’ of ‘de door God overrede’; volgens anderen ‘openhartigheid van God’ of ‘eenvoud van God’.
Wat we ook van Joël weten, is dat het woord van de HEERE tot hem komt met het doel dat tot het volk te spreken. Dat zegt iets over zijn omgang met God en zijn verhouding tot het volk. God maakt Zijn gedachten niet zomaar en aan ieder willekeurig lid van Zijn volk bekend. God zegt wat Hem bezighoudt tegen mensen die met Hem en voor Hem leven. Uit de betekenis van de naam Joël blijkt dan ook niet alleen het geloof van zijn ouders, maar ook dat Joël zelf leeft naar de betekenis van zijn naam. Hij is een Godvrezende eenling te midden van een afvallig volk.
De roeping van Joël
Van zijn roeping weten we ook niet veel. Een standaardprocedure, die je zou kunnen raadplegen om te zien hoe je als profeet dienst moet doen, bestaat niet. Maar als we mogen afgaan op de betekenis van zijn naam en op grond daarvan veronderstellen dat hij omgang heeft met God, mogen we toch wel aannemen dat op zeker moment de Geest van God vaardig is geworden over Joël.
De aanleiding voor zijn optreden moeten we zoeken in de omstandigheden. Hij wordt in de nood geboren, geroepen door de HEERE. Plotseling treedt hij in de openbaarheid, maar wel pas nadat hij door God op zijn taak is voorbereid. Hij deelt in het verdriet van God over Zijn volk omdat dit Hem ontrouw is geworden. Met bewogenheid kondigt hij, namens God, het oordeel aan, maar zonder zich erover te verheugen dat God Zijn ontrouwe volk zal oordelen.
Hij gooit hun niet het verwijt voor de voeten: ‘Hadden jullie maar naar God moeten luisteren!’, maar hij roept op tot terugkeer naar de HEERE. Het dreigende oordeel is voor hem de aanleiding om op dat moment het Woord van God aan het volk te brengen, en ook om als voorbidder tot de HEERE te roepen (Jl 1:19). Bij hem is een brandende liefde aanwezig voor de HEERE en ook voor het volk waarvan hij deel uitmaakt.
Joël en Elia
We vinden bij Joël enkele zaken die ons aan Elia doen denken. In de eerste plaats is er de betekenis van zijn naam. In de naam Elia zitten dezelfde namen van God als in Joël, waaraan het persoonlijke ‘mijn’ is toegevoegd. Alleen de volgorde is anders. Elia betekent ‘mijn God is Jahweh’, dat is het omgekeerde van Joël.
In de tweede plaats zien we de verbinding tussen de naam en de boodschap die beiden brengen. De naam Joël, ‘Jahweh is God’, past bij de boodschap die de HEERE hem toevertrouwt. Joël moet door zijn prediking het volk weer tot de erkenning brengen dat het echt waar is dat de HEERE God is. God wijst er Zelf ook op dat Zijn volk zal weten dat “Ik, de HEERE, uw God ben” (Jl 2:27; 3:17). Elia brengt door zijn optreden op de Karmel het volk tot de belijdenis: “De HEERE is God, de HEERE is God!” (1Kn 18:39).
Een derde overeenkomst tussen beide profeten zien we in de aanleiding voor hun optreden. De aanleiding van de prediking van Joël is een natuurramp. Dit is ook het geval bij het optreden van Elia op de Karmel, want daar gaat het om een droogte. Het getuigenis van Elia op die berg, een getuigenis voor de Naam van de HEERE, maakt een eind aan drieënhalf jaar droogte. Elia heeft God om deze droogte gevraagd (Jk 5:17a), opdat het volk daardoor weer tot God terugkeert.
Naast de overeenkomsten in de betekenis van hun naam, hun boodschap en de aanleiding van hun optreden, is er nog een vierde overeenkomst tussen deze profeten. Bij allebei speelt ‘de dag van de HEERE’, de ‘yom JHWH’, een rol. In Joël wordt vijf keer over deze dag gesproken. In Maleachi wordt Elia ook genoemd in verband met de dag van de HEERE (Ml 4:5). Wat die dag inhoudt, zullen we in het vervolg van onze studie van deze profeet zien.
De aanleiding van zijn prediking
Zoals gezegd is de aanleiding van de prediking van Joël een natuurramp. Feitelijk zijn het er twee: sprinkhanen en droogte. In deze rampen, die als plagen worden ervaren, moet de stem van God worden gehoord. Hij spreekt tot Zijn volk om hen ertoe te brengen tot Hem terug te keren (2Kr 7:15; 1Kn 8:37). Het doel van Joëls optreden is dat het volk de boodschap van God door middel van deze rampen zal verstaan en zich zal bekeren tot Hem.
We zullen ook de relatie zien die Joël legt tussen de natuurrampen van zijn dagen – de plagen van sprinkhanen en droogte – en de toekomstige dag van de HEERE. Door de rampen aan te wijzen als een voorbode van of een verwijzing naar de komende dag van de HEERE, roept de profeet Joël zijn tijdgenoten op de ‘tekenen der tijden’ niet alleen te zien, maar ze ook ter harte te nemen. Als prediker van de dag van de HEERE is Joël een profeet die zijn hoorders confronteert met het naderende oordeel.
In algemene zin geldt dit ook voor ons, christenen. Ook wij moeten de mensen hiermee confronteren: “Daar wij dan weten hoezeer de Heer te vrezen is, overreden wij [de] mensen” (2Ko 5:11). Joël dringt hiermee aan – ook wij moeten dat doen – op een ingrijpende beslissing: die van bekering tot God.
Bekeren waarvan?
We horen niet uit de mond van Joël van welke zonden Israël zich moet bekeren. Over het dienen van afgoden of het plegen en gedogen van sociaal onrecht rept Joël niet. De enige zonde waarover hij spreekt, is die van dronkenschap (Jl 1:5). Als we daarbij de oproep betrekken die in Joël 2 gedaan wordt (Jl 2:12), kunnen we zeggen dat het volk leeft voor eigen plezier. Juda is een volk geworden dat leeft voor vermaak.
Waartoe misbruik van wijn voert, horen we ook uit de mond van andere profeten. Hosea wijst erop dat overmatig gebruik van wijn het hart in beslag neemt (Hs 4:11). Amos schildert hoe het gebruik van wijn een uiting is van een luxe en decadente levenswijze (Am 6:6). En als we Jesaja beluisteren, horen we hoe hij het gebruik van wijn aanmerkt als een middel dat blind maakt voor “de daden van de HEERE” en “het werk van Zijn handen” (Js 5:11-12).
Het is Joël erom te doen dat het volk wakker wordt en weer oog krijgt voor ‘de daden van de HEERE’ die in de rampen zichtbaar zijn. Hun hart is de HEERE niet volkomen toegewijd. Van een volk dat door Hem bevrijd is uit de macht van de vijand, mag Hij anders verwachten. Hij heeft hen bevrijd, opdat ze Zijn volk zijn, een volk dat Hem dient met alles wat in hen is en met alles wat ze bezitten. Als het volk daaraan niet beantwoordt, zal Hij geen middel onbeproefd laten om hen weer aan Zich te binden. Daarmee heeft Hij ook hun geluk en welzijn op het oog. De mens die niet volkomen voor Hem leeft, kan niet gelukkig zijn.
Verschil met Hosea
Anders dan Hosea, die zich tot het tienstammenrijk richt – hoewel hij ook een enkele keer Juda noemt –, richt Joël zich alleen tot Juda en vooral tot de Joden in Jeruzalem. Hij verwijst vaak naar Juda en Jeruzalem (Jl 2:32; 3:1,17,18,20), naar hun inwoners (Jl 3:6,8,19) en naar Sion (Jl 2:1,15; 3:17,21) en haar kinderen (Jl 2:23; 3:6,8,20). Ook maakt hij verschillende keren melding van de tempel of de tempeldienst, waarmee hij zeer vertrouwd is (Jl 1:9,13,14,16; 2:14,17; 3:18).
Het verschil met Hosea komt ook tot uiting in de wijze van prediken. Hosea uit zich meer in korte, krachtige uitspraken, met plotselinge wendingen en veel verschillende handelingen. Joël is gelijkmatiger in zijn prediking; hij heeft een afgerond onderwerp.
De taal en stijl van deze profeet tonen een sterk vermogen om zich in te leven in de toestand van mensen die lijden onder de plagen van sprinkhanen en droogte. Zijn stijl is helder en vloeiend, taalkundig fraai.
De profetie
Joël kondigt het oordeel van ‘de dag van de HEERE’ aan. Die noemt hij, zoals gezegd, vijf keer in zijn profetie; daarom zou hij ook wel ‘de profeet van de dag van de HEERE’ genoemd kunnen worden. Hij kondigt ook de uiteindelijke bevrijding van Juda en Jeruzalem en Israël aan.
Het optreden van een profeet veronderstelt meestal dat het volk van God, als gevolg van hun ontrouw aan Hem, in een toestand van verval is terechtgekomen. Profetie is dan Gods bijzondere tussenkomst. In de profetie toont Hij aan waarin de mens specifiek heeft gezondigd en waarom zijn oordeel moet komen. Maar er klinkt in de profetie ook het getuigenis van een herstel dat door Gods genade zal plaatsvinden en waarbij er zegen zal zijn voor Zijn volk.
Joël brengt Gods boodschap aan de mensen van Juda als een scherp waarnemer van de tijd waarin hij leeft. De bewoordingen waarin hij dat doet, leveren veel profetische bouwstenen. Dat wil zeggen dat in zijn korte profetie veel aanwezig is waardoor we inzicht kunnen krijgen in de gebeurtenissen van de eindtijd.
Onderwerp van zijn prediking
Het thema waaromheen zijn prediking zich beweegt, is de inval van de Assyriërs. In Joël 1 wordt het binnenvallen van sprinkhanen beschreven en de verwoesting die daarvan het gevolg is. Dit binnenvallen en de verwoesting zijn de aankondiging van die nog veel vreselijker inval van de Assyriërs en de verwoesting die zij zullen aanrichten. Dit wordt in Joël 2 beschreven (Jl 2:1-11). De hand van de HEERE is te zien, zowel bij de sprinkhanenplaag als bij de inval van de Assyriërs.
Beide invallen en de daarop volgende verwoestingen worden door Joël dan ook verbonden met de op handen zijnde dag van de HEERE als een dag waarop het oordeel komt over Zijn afvallige volk. Maar in het vervolg van Joël 2 en in Joël 3 zien we hoe dit oordeel ook komt over de Assyriërs en alle volken die zich ten opzichte van Israël vijandig hebben gedragen.
Historisch moeten we de invasie van de Assyriërs plaatsen in de tijd van koning Hizkia (2 Koningen 18-19). Profetisch betreft het de koning van het noorden, die in de toekomst Israël zal denken te kunnen vernietigen, maar die dan zelf door de Heer Jezus zal worden vernietigd (Dn 11:40-45).
Wanneer heeft Joël geprofeteerd?
Joël is een van de profeten waarbij de meningen over de datering sterk uiteenlopen. Joël noemt geen enkele naam of een andere gebeurtenis die heeft plaatsgevonden die een aanwijzing zou kunnen geven over de tijd waarin hij profeteert.
Het meest waarschijnlijk is dat Joël heeft geprofeteerd in de dagen van Uzzia (792-740 v.Chr.). Hij is dan een tijdgenoot van Hosea en Amos, die beiden in de dagen van Uzzia hebben geprofeteerd (Hs 1:1; Am 1:1). Joël zou zijn plaats in de canon van het Oude Testament, tussen Hosea en Amos, niet voor niets hebben gekregen.
Als Amos naar dezelfde plaag verwijst (Am 4:9) als Joël doet in zijn eerste hoofdstuk, zou dat een extra aanwijzing zijn dat Joël en Amos tijdgenoten zijn geweest. Ten tijde van Uzzia beleven Israël en Juda een tijd van grote voorspoed. Een sprinkhanenplaag heeft tot gevolg dat al die voorspoed in korte tijd teniet wordt gedaan.
Toch heeft God het beter gevonden de tijd waarin hij profeteert niet bekend te maken. Hierdoor komt nog meer de nadruk op de tijdloosheid van zijn boodschap te liggen. We zullen zien dat zijn profetie ook voor de tijd waarin wij leven van groot belang is.
Doel van de sprinkhanenplaag
Een ongekende sprinkhanenplaag heeft Juda getroffen, waardoor de totale oogst is vernietigd. Hierdoor is de hele economie van het land ontwricht. Maar dat niet alleen. Het ergste van alles is dat door dit agrarische verlies niet langer graanoffers en drankoffers in de tempel kunnen worden gebracht (Jl 1:13). In deze catastrofale omstandigheden herkent Joël het oordeel van God over Juda. Hoewel God Juda overvloedig heeft gezegend in de dagen van Uzzia, heeft het volk Zijn zegen als vanzelfsprekend aangenomen.
Nadat Damascus door Assyrië in 802 v.Chr. is vernietigd, komt Uzzia aan de macht. Hij bouwt een machtig leger en bevordert de handelsbetrekkingen. In het noorden is Jerobeam II aan de macht. Hij verovert meerdere gebieden die tevoren in handen van Syrië zijn gevallen. Deze omstandigheden zijn er de oorzaak van dat er nu een gouden periode aanbreekt voor Juda en Israël, die alleen te vergelijken is met de periode van koning Salomo.
Economisch gaat het voor de wind, maar de luxe en overdaad hebben Juda en Israël innerlijk verzwakt. Van enige dankbaarheid tegenover de HEERE is geen sprake. Hun geloof is verworden tot een holle vorm, het verrichten van louter godsdienstige handelingen. Hun leven is gericht op bevrediging van eigen behoeften. Geleid door Gods Geest vertelt Joël het volk dat de sprinkhanenplaag een waarschuwing is voor een groter oordeel dat zich aandient. Hieraan is alleen te ontkomen als zij zich bekeren tot volle gemeenschap met God.
Evenals de meeste andere profeten mogen we ook van Joël aannemen dat hij een actuele gebeurtenis als aanleiding voor zijn profetie neemt. Hij doet dat om het geweten van het volk op het tijdstip van de gebeurtenis te doen ontwaken. Hij doet het nog meer om die gebeurtenis als beeld te gebruiken van nog ingrijpender gebeurtenissen die in de laatste dagen zullen plaatsvinden, om precies te zijn: bij het aanbreken van de dag van de HEERE. De Geest van God waarschuwt voor het toekomstige oordeel juist in een tijd dat zulke rampen land en volk treffen. Hierop zou het volk acht moeten geven.
Gods stem in rampen
In natuurrampen toont God Zijn almacht. Hij heeft “macht over deze plagen” (Op 16:9). God zendt niet zomaar willekeurig zulke rampen of andere catastrofen. Hem staat daarbij altijd een bepaald doel voor ogen, namelijk dat de mens zich bekeert van zijn slechte en heilloze weg (Op 16:8-9).
Het handelen van God is vaak niet door mensen na te rekenen. Het is daarom zeker niet juist om te oordelen in de zin van: wie door een ramp wordt getroffen, deugt niet, en aan wie deze voorbijgaat, is goed. Voor een dergelijke, onchristelijke opvatting waarschuwt de Heer Jezus (Lk 13:1-5). De Heer maakt duidelijk dat de gebeurtenissen die dan nieuws zijn, geen recht geven tot beoordeling van de getroffenen, maar dat ze een oproep tot bekering inhouden aan allen die ervan horen.
Voor Nederland kunnen we dit vergelijken met de vuurwerkramp op 13 mei 2000 in Enschede en een cafébrand in Volendam tijdens de jaarwisseling van 2000 naar 2001. Aan de datum van 11 september 2001 en de naam World Trade Center hoeft niets te worden toegevoegd evenmin als aan de tsunami op 26 december 2004. Nationaal en internationaal zijn allen die ervan hebben gehoord geschokt door deze gebeurtenissen. Hieraan kan de ramp worden toegevoegd die tijdens een herziening van dit commentaar heeft plaatsgevonden, die met vlucht MH17, op 17 juli 2014. En welke tot de verbeelding sprekende rampen zullen er nog meer gebeuren na het verschijnen van dit commentaar?
In Enschede is als gevolg van de ontploffing van een vuurwerkfabriek een woonkern volledig weggevaagd. Tientallen mensen zijn omgekomen; anderen hebben blijvende lichamelijke en/of geestelijke schade opgelopen. In een Volendams café heeft een plotseling ontstane vlammenzee dood en verderf gezaaid en onherstelbaar lichamelijk en geestelijk letsel veroorzaakt onder oud- en nieuw vierende feestgangers, merendeels jongeren. In New York hebben duizenden de dood gevonden. Bij de tsunami zijn meer dan tweehonderdduizend mensen omgekomen. Bij de ramp die vlucht MH17 trof, vonden tweehonderdachtennegentig mensen de dood.
De gedachte dat al die mensen de ramp die hen trof op de een of andere manier ‘hebben verdiend’, is verwerpelijk. Wat wel goed is, is dat iedereen die ervan hoort, zich realiseert hoe betrekkelijk het leven is. Wat je niet voor mogelijk hebt gehouden, kan zo ineens je leven binnenkomen. De gevolgen zijn dramatisch. De vraag die ieder zich moet stellen, is: ‘Als een ramp mij treft, hoe sta ik dan tegenover God?’ Van rampen en ongelukken hebben Godvrezende mensen evenzeer te lijden als goddelozen, net zo goed als goddelozen ook profiteren van Gods goedheid op aarde.
Indeling van het boek
Na deze inleidende opmerkingen zijn we toe aan een indeling van dit bijbelboek. Het boek kan in zeven gedeelten worden verdeeld.
1. Sprinkhanenplaag, droogte en oproep tot boete (Joël 1:1-20).
2. Inval van de Assyriërs (Joël 2:1-11).
3. Hernieuwde oproep tot bekering en boete (Joël 2:12-17).
4. Antwoord van de HEERE op boetedoening (Joël 2:18-27).
5. Uitstorting van de Geest in de eindtijd (Joël 2:28-32)
6. Oordeel over de vijanden van Israël (Joël 3:1-16).
7. Zegen voor Israël (Joël 3:17-21).
Een interessante indeling geeft Van Leeuwen in zijn commentaar De Prediking van het Oude Testament. Die sluit bijna volledig aan bij de zojuist gegeven indeling. Het interessante is de structuur die Van Leeuwen ziet, de zogenaamde concentrische structuur, en de toelichting daarbij.
A Het land door sprinkhanen en droogte verwoest (Joël 1:4-20).
B Het oprukkende leger op de dag van de HEERE (Joël 2:1-11).
C Oproep tot bekering (Joël 2:12-14).
D Allen bijeengeroepen tot boetedoening (Joël 2:15-17).
C Verhoring door de HEERE, zegen en behoud (Joël 2:18-32).
B De oprukkende volken en de dag van de HEERE (Joël 3:1-17).
A Het land vruchtbaar en veilig (Joël 3:18-21).
Toelichting: Hier zien we dat het samenroepen tot een dag van vasten en gebed in het centrum (D) staat. Verder zien we dat de letters C, B en A onder het centrum de tegenhangers zijn van die letters boven het centrum. Met (D) treedt de wending in van oordeel naar behoudenis voor Gods volk. De opbouw is dus: eerst is er oordeel voor Gods volk door middel van plagen en vijanden (A - C), maar door bekering en boetedoening (D) komt er zegen voor Gods volk en oordeel over de vijanden (C - A).