Hoofdstuk
Inleiding
Lees eerst de brief een keer door. Stel je daarbij voor dat hij aan jou persoonlijk is gericht. Vraag de Heer onder het lezen wat Zijn bedoeling ermee is voor jouw persoonlijke leven. Sta open voor Zijn aanwijzingen om iets te doen, te veranderen of niet meer te doen.
Evenals de brieven aan Timotheüs en Titus is ook deze brief aan een persoon geschreven en wel aan Filémon. Toch neemt deze tussen de aan personen geschreven brieven een unieke plaats in.
Timotheüs en Titus hebben aanwijzingen gekregen voor hun persoonlijke gedrag in de gemeente. Paulus heeft hun daarin onderwijs gegeven, hoe ze in tal van situaties moeten handelen en wat ze aan de gelovigen moeten voorhouden. Die brieven zijn ook voor jou van grote betekenis. Je leert erdoor wat jouw persoonlijke gedrag als christen moet zijn in een christenheid waar grote verwarring heerst. Je krijgt aanwijzingen hoe je daarin kunt functioneren tot eer van God en tot zegen van de mensen om je heen.
De brief aan Filémon heeft een andere inhoud. Je vindt daarin geen leerstellig onderwijs. Het gaat in deze brief uitsluitend om een praktische aangelegenheid. Paulus spreekt in deze brief tot een gelovige meester, Filémon, over een slaaf, Onésimus, die van Filémon is weggelopen en door hem, Paulus, weer is teruggestuurd. Het is een brief over een slaaf die bij zijn meester in de schuld staat. Paulus wil die meester helpen om zijn slaaf, die hem zo heeft benadeeld, in liefde te ontvangen. In deze brief zie je dat het christelijk geloof niet alleen bestaat uit wat je gelooft, maar ook hoe je het geloof verwerkelijkt.
Het gaat niet alleen om kennis van God en de Heer Jezus, maar ook om het tentoonspreiden van de kenmerken van God en de Heer Jezus. Als apostel had Paulus kunnen eisen dat Filémon Onésimus weer zou aannemen en hem zelfs zou vrijlaten. Maar Paulus stelt zich hier niet als apostel op. Hij wil de leer in de praktijk waarmaken. Hij laat zien dat het niet alleen belangrijk is dat je over de waarheid spreekt, maar ook dat en hoe je de waarheid in praktijk brengt. Het gaat er niet alleen om dat je het goede zegt, maar ook dat je het goed zegt. Het is de toon die de muziek maakt.
Misschien denk je: ‘Wat kan ik nu leren van een gebeurtenis die zo ver van mijn leefwereld ligt? Ik heb er meer aan om mijn positie in Christus te leren kennen en hoe ik die in mijn leven moet waarmaken, dan om te weten hoe Filémon zijn slaaf moet ontvangen.’ Dat zou een denkfout zijn. Juist de brief aan Filémon geeft als geen andere brief een voorbeeld, hoe je je positie in Christus in je leven moet waarmaken.
Hoewel de brief geen leerstellig onderwijs bevat, zul je merken dat hij alleen geschreven kon worden door iemand die de hele waarheid van Christus in zijn hart heeft opgenomen. Je zult bij het lezen van de brief proeven dat het hele leven van de schrijver en zijn hele denken doordrenkt zijn van wat hij in Christus is. Hij brengt hier in praktijk wat hij schrijft over de waarheid van het ene lichaam (de brief aan de Efeziërs) en de gezindheid van Christus (de brief aan de Filippenzen) en de nieuwe mens (de brief aan de Efeziërs en de brief aan de Kolossenzen).
Wat hier beschreven wordt, behoort de dagelijkse praktijk van de gelovigen te zijn in vergelijkbare situaties. Al hebben wij niet met slavernij te maken, je kunt wel te maken krijgen met situaties waarbij een ander bij je in de schuld staat, zoals Onésimus bij Filémon. Het kan ook zijn dat je weet van dergelijke situaties bij anderen. Je zou dan een bemiddelende rol kunnen vervullen, zoals Paulus hier tussen Onésimus en Filémon bemiddelt. Hoe we met dergelijke situaties moeten omgaan, leren we in deze brief. Daarvoor is hij geschreven en zo moet hij gelezen worden.
Je zult in deze brief tevergeefs zoeken naar aanwijzingen hoe je met slavernij moet omgaan, of hoe je daar tegenaan moet kijken. Daarover gaat het helemaal niet. Het christendom verandert geen omstandigheden, maar harten van mensen. En ook al is het hart veranderd, dan wil dat nog niet zeggen dat de gelovige zich gewillig in de omstandigheden schikt. Ik vind het tenminste nog wel eens moeilijk hoe ik moet omgaan met onrecht dat me wordt aangedaan. Dat zal zeker ook afhangen van de aard van het onrecht. In deze brief gaat het om het stelen van bezittingen en het weigeren om aan verantwoordelijkheden te voldoen.
Er is ook ander onrecht waarbij iets wordt weggenomen en wat van ingrijpender aard is. Ik denk dan aan lichamelijk misbruik of manipulatie van je wil. Het zal duidelijk zijn, dat dit onrecht van een andere soort is dan het onrecht dat de aanleiding voor deze brief vormt. Mocht je met dit afschuwelijk onrecht te maken hebben, dan moet je ook daarmee leren omgaan. Dat zal een heel proces zijn, maar met de hulp van de Heer en van mensen die je vertrouwt, kun je daarin een heel eind komen.
Filémon woonde hoogstwaarschijnlijk in Kolosse, zoals uit de brief aan de gemeente daar is af te leiden. De naam van Onésimus wordt ook in de brief aan de Kolossenzen genoemd (Ko 4:9). Daardoor is er een sterk verband tussen de brief aan Filémon en de brief aan de Kolossenzen. Er is nog iets wat een sterk verband aangeeft tussen de brief aan Filémon enerzijds en de brief aan de Efeziërs en de brief aan de Kolossenzen anderzijds. In de brief aan de Efeziërs en de brief aan de Kolossenzen worden namelijk de meesters van slaven als zodanig aangesproken (Ef 6:9; Ko 4:1). Filémon is er ook zo een en ook hij wordt direct aangesproken.
Het lijkt erop dat Filémon door de dienst van Paulus tot geloof is gekomen. Dat zou je tenminste tussen de regels door kunnen lezen (Fm 1:19). Paulus is nooit in Kolosse geweest (Ko 2:1) en moet Filémon elders hebben ontmoet wat tot zijn bekering heeft geleid. Daarna heeft hij met Paulus en ook met Timotheüs samengewerkt (Fm 1:1).
Hier is Filémon terug in Kolosse. Het is aannemelijk dat de vrouw die wordt genoemd, Apfia, zijn echtgenote is. Van Archippus is wel verondersteld dat deze zijn zoon is, maar dat is niet meer dan een veronderstelling. Filémon moet een redelijk groot huis hebben gehad, want bij hem in huis komt de gemeente samen. Dat hij minstens één slaaf heeft, Onésimus, kan betekenen dat hij niet onbemiddeld is.
Om Onésimus gaat het in deze brief. Onésimus was een onbekeerde slaaf die was gevlucht. Hij zal niet zijn gevlucht vanwege een hardvochtige behandeling door Filémon. Ik denk dat het probleem meer bij hem zelf zat. Het heeft er alle schijn van dat hij een nutteloze jongen was (Fm 1:11). Hij deed, voordat hij tot bekering kwam, zijn naam geen eer aan. Onésimus betekent namelijk ‘nuttig’. Het lijkt er zelfs op dat hij een dief geworden was.
Filémon zal hem niet aan een ketting hebben gelegd, maar hem een grote mate van vrijheid hebben gegeven. Filémon vertrouwde hem. Onésimus heeft dat vertrouwen ernstig misbruikt. Hij heeft niet alleen op zeker moment de benen genomen, maar zichzelf ook van het nodige voorzien. Hij moest natuurlijk ook leven. Misschien vond hij wel dat hij niet meer dan het achterstallige loon meenam. Iemand die zich niet door de Heer laat leiden, kan tot de merkwaardigste opvattingen over ‘het mijn en het dijn’ komen en handelt daar dan ook naar.
Of Rome zijn doel is geweest, dan wel dat hij daar na een zwerftocht is aangekomen, is niet bekend. In elk geval leidde de Heer het zo, dat hij daar de apostel Paulus ontmoette. Het kan zijn dat hij ‘toevallig’ in Rome tegen de apostel aanliep. Hij kwam met hem in gesprek en de Heer opende zijn hart, zodat hij tot bekering kwam. Het is ook niet ondenkbaar dat hij uit eigen beweging de apostel heeft opgezocht, over wie hij veel zal hebben gehoord in het huis van Filémon. De Heer kan zijn geweten onrustig hebben gemaakt en hem in herinnering hebben gebracht dat Paulus ergens in Rome gevangenzat.
Zeker is dat hij bij Paulus is geweest en door de dienst van Paulus tot bekering is gekomen (Fm 1:10). Daardoor is zijn verhouding met God goed gekomen. Nu moest nog de verhouding met Filémon door hem in orde worden gemaakt. Daar was nog een weg voor te gaan.
Zo zie je dat door de bekering niet alle problemen op slag verdwenen zijn. Bekering is de start van een nieuw leven. Vanaf dat moment gaan groeien in het geloof en afrekenen met het verleden hand in hand. Alles, waarvan je weet of later inziet dat je daarmee iemand hebt benadeeld, moet je in orde maken. Zo heb ik enige tijd na mijn bekering de eigenaar van een winkel opgezocht, waar ik, toen ik jong was, regelmatig snoep stal. Ik had een bedrag als vergoeding bij me. Dat was, voor zover ik me herinner, bij lange na niet de waarde van het gestolen goed, maar de eigenaar heeft de vergoeding die ik bij me had, aangenomen en me vergeven.
Onésimus zal niet met grote vreugde gedacht hebben aan een terugkeer naar zijn baas. Toch heeft hij de noodzaak ervan erkend, mogelijk nadat hij daarvan door Paulus was overtuigd. Paulus zegde hem ook zijn onvoorwaardelijke steun toe. Hij nam het op zich om Onésimus tegenover Filémon te helpen.
De manier waarop hij dat doet, is niet van het gehalte dat wij bedoelen als we het hebben over ‘een goed woordje voor iemand doen’. Hij stuurde Onésimus niet zomaar terug, maar heeft hem een brief van aanbeveling meegegeven. Daarin getuigt Paulus van de echtheid van de bekering van Onésimus en van het vele nut dat hij na diens bekering van hem heeft gehad. Hierin kun je van Paulus leren. Je mag nagaan op welke manier jij iemand op weg kunt helpen en ondersteunen die voor een dergelijke taak als die van Onésimus staat.
Ook van Onésimus kun je leren. Van nature ben jij ook een weggelopen Onésimus, een nutteloze onnut (Rm 3:12). Daar is verandering in gekomen door je bekering. Door de kracht van de Heilige Geest kun je nu nuttig zijn voor je omgeving. Dat je veranderd bent, valt het eerst en het meest op in de buurt waar je dagelijks bezig bent, zoals thuis, de buurt waar je woont, en op school of op je werk. Juist waar Onésimus als slaaf moet werken, kan hij nu laten zien dat hij nuttig is.
Zo zendt de Heer ieder van ons terug in onze eigen omgeving, familie, werkkring, om daar een getuige te zijn, nuttig voor Hem en anderen (Mk 5:19). Jij en ik zijn Gods ‘Onésimus’.
Lees de brief nog een keer door.
Verwerking: Heb jij, voor zover jij je dat herinnert, het onrecht dat je anderen hebt aangedaan, in orde gemaakt?