Hoofdstuk
Inleiding
De naam Micha betekent ‘wie is als Jahweh?’ Wanneer Micha’s moeder haar kleine jongen bij zijn naam riep om binnen te komen, schalde er, als zij zijn naam riep, een luid getuigenis door de straten van Moreset dat de HEERE – de vertaling van het woord Jahweh in de Herziene Statenvertaling – met niemand te vergelijken is.
Als dit getuigenis zo door de stad klonk, zal het de vrome Israëliet mogelijk herinnerd hebben aan het lied dat Mozes en de Israëlieten hebben gezongen na hun verlossing uit Egypte. In dat lied klinkt hetzelfde getuigenis (Ex 15:11). Helaas zal deze herinnering slechts bij een enkeling aanwezig zijn geweest. De massa van het volk denkt niet meer aan de HEERE, aan Zijn verlossing en Zijn doel daarmee. Zij leven voor zichzelf en doen hun naasten onrecht aan.
Daarom is er meer nodig dan het getuigenis van zijn naam toen zijn moeder hem riep of wanneer hij zich later als ‘Micha’ voorstelt. Zijn naam zal inhoud krijgen door een krachtige prediking om met de zonde te breken en te doen wat de HEERE vraagt (Mi 6:8). Die prediking sluit hij af met een machtig getuigenis van de betekenis van zijn naam: “Wie is een God als U, Die de ongerechtigheid vergeeft?” (Mi 7:18a).
De Micha van dit bijbelboek komt alleen nog voor in Jeremia 26 (Jr 26:18). Daar wordt hij, evenals hier (Mi 1:1), “Micha uit Moreset” genoemd. Dit onderscheidt hem duidelijk van alle andere in de Bijbel genoemde Micha’s, van wie we vaak niet meer lezen dan de naam van hun vader. Er zijn wel twee naamgenoten van wie we meer lezen.
De een is “Micha, de zoon van Jimla” (1Kn 22:8-22). In deze zoon van Jimla heeft Micha uit Moreset een inspirerende voorganger. De zoon van Jimla heeft onverschrokken Gods Woord gebracht aan koningen en profeten die met God geen rekening hielden. Deze man is niet onder de indruk gekomen van de pracht en praal van de koningen en van de dreigende taal van de valse profeten. Over deze hooggeplaatste personen heen heeft hij namelijk de majesteit van de HEERE gezien, waarbij alle aardse glorie verbleekt en zijn dreiging verliest. Micha uit Moreset zal een waardige naamgenoot blijken te zijn omdat hij zijn boodschap even onverschrokken brengt.
De andere Micha staat in enorm contrast met deze beide trouwe, toegewijde Micha’s. Hem ontmoeten we in Richteren 17-18. Deze man heeft er een heel eigen idee op nagehouden hoe hij God wilde dienen. Zijn afgodische handelwijze heeft ertoe geleid dat een hele stam hem in zijn afgoderij is gevolgd (Ri 17:1-13; 18:1-6,27,30-31).
Moreset, het stadje waar de Micha van dit bijbelboek vandaan komt, is een stadje ten zuidwesten van Jeruzalem dat direct aan het Filistijnse gebied grenst. De toevoeging ‘Gath’ verderop in Micha 1 geeft dat aan (Mi 1:14). Het is een gewoon plattelandsstadje in de provincie. Net als Amos, die enkele tientallen jaren vóór hem heeft geleefd, is hij iemand van het platteland.
Dat wil niet zeggen dat hij in een isolement leefde aan wie alle wereldnieuws voorbijgaat. Hij woonde aan de weg die van de Filistijnen naar het Judese bergland loopt. Die weg is een toegangsweg tot het land. Micha woonde op een plek waar hij van alles op de hoogte is gebracht door de passanten. Hij is geen vreemde in de wereld waarin hij leeft en kan daardoor een passend getuigenis afleggen.
Wat zijn afkomst betreft, is er overeenstemming met Amos. Wat de inhoud van zijn boodschap betreft, is er duidelijk overeenstemming met Jesaja, van wie hij een tijdgenoot is. Ze hebben beiden veel gesproken over de Messias. Micha is ook wel eens ‘de kleine Jesaja’ genoemd. Dat er overeenstemming met Jesaja is, blijkt ook uit een aantal vergelijkbare passages van beide profeten:
Dat er duidelijke overeenstemming tussen Micha en Jesaja bestaat, wil niet zeggen dat Micha een kopie van Jesaja is. Hij is geen naprater van Jesaja. Wat hij zegt, ‘leent’ hij niet van Jesaja, maar is hem door de HEERE opgedragen. Het volk dat Jesaja hoort, hoort dezelfde dingen van Micha. De ene profeet onderstreept daardoor wat de andere heeft gezegd. Zo wordt het getuigenis dat de HEERE laat geven, bekrachtigd. God laat trouwens nooit tegenstrijdige geluiden horen. Zijn boodschappers zijn altijd in overeenstemming met elkaar omdat Zijn Geest hen leidt. De eigen stijl van iedere boodschapper blijft daarbij altijd bewaard.
In vergelijking met Jesaja is Micha een kleine profeet. We zien Jesaja regelmatig aan het hof van de koning, terwijl Micha meer de man van het volk is. Zo’n positie kan een bijzondere geloofsoefening betekenen. Het is immers niet gemakkelijk om in de schaduw van een grote profeet te staan. Toch heeft Micha niet gedacht: ‘Jesaja doet het werk wel. Ik hoef niets te doen.’ Hij weet zich persoonlijk door de HEERE tot zijn taak geroepen en vervult die dan ook vol toewijding.
De toepassing naar vandaag, voor de gemeente, is eenvoudig te maken. Elke gave is belangrijk, ook de in onze ogen ‘kleine’ gave. Elke ‘kleine’ gave mag niet denken: ‘De grote gaven doen het wel.’ Dit is ook vandaag in de gemeente een vaak gebruikt argument om zelf niet in Gods koninkrijk bezig te zijn. Niet dat het altijd hardop zo wordt gezegd, maar de praktijk toont het wel aan.
Paulus laat zien dat een dergelijke opvatting in feite voortkomt uit jaloersheid. Hij gebruikt daarvoor het beeld van een menselijk lichaam: “Als de voet zegt: Omdat ik geen hand ben, ben ik niet van het lichaam, – is hij daarom niet van het lichaam?” (1Ko 12:15). Hier zien we dat ontevredenheid met de eigen plaats in de gemeente, gezien als lichaam, voortkomt uit jaloersheid op de plaats van een ander. Die houding brengt tot de dwaze veronderstelling er ‘dus’ niet bij te horen, er geen taak te hebben.
Micha gebruikt in elk geval niet het excuus: ‘Omdat ik geen Jesaja ben, ben ik geen profeet.’ Hij is niet te beroerd om zijn ‘kleine’ taak ook uit te voeren. Ook nu heeft God aan ieder van Zijn kinderen een taak toebedeeld. Als ieder van al die vele zogenaamd kleine gaven zich dat meer bewust wordt, zal er in de gemeente heel wat meer vrucht voor God komen en heel wat minder strijd en verdeeldheid.
Evenals de profetieën van Hosea en Amos handelt de profetie van Micha over de geestelijke toestand van het volk van de Joden, de twee stammen. Hij stelt ook de sociale misstanden zonder omwegen aan de kaak. Ook Samaria wordt genoemd, de tien stammen, zodat het over heel Israël gaat. Hij profeteert zo’n tien jaar voor de val van Samaria. Die wordt veroorzaakt door de Assyriërs in 722 v.Chr., een gebeurtenis waarover hij ook heeft geprofeteerd (Mi 1:6-7).
Vanwege alle misstanden in de verhoudingen die in Israël zijn ontstaan, is het volk rijp geworden voor de sikkel van de Assyriërs. Deze misstanden worden in een soort samenvatting weergegeven in 2 Koningen 17 (2Kn 17:6-23). Het oordeel dat Micha heeft moeten aankondigen, is niet met droge ogen door hem aangezegd. Het is hem aan het hart gegaan (Mi 1:8-9).
Er is hiervoor al op gewezen dat in Jeremia 26 (Jr 26:18) wordt aangehaald wat Micha in Micha 3 heeft aangekondigd (Mi 3:12). In de dagen van Jeremia herinnert men zich zijn woorden. Dat is meer dan een eeuw later, nadat hij ze heeft gesproken. De priesters en profeten willen Jeremia doden omdat hij hun het oordeel verkondigt als ze ongehoorzaam blijven. Maar de vorsten halen de profetie van Micha aan en hoe Hizkia daarop heeft gereageerd.
Voor Jeremia betekent deze herinnering dat de dreiging om hem te doden, wordt weggenomen. Er is namelijk veel ontzag voor Hizkia. Deze Godvrezende koning heeft Micha immers niet laten doden voor zijn woorden. Als zij Jeremia wel om zijn woorden zouden doden, zou dat neerkomen op een veroordeling van de Godvrezende Hizkia, alsof deze ten onrechte Micha heeft laten leven.
Ook is het nog belangwekkend te zien dat Micha verschillende keren in de Bijbel wordt aangehaald.
1. De eerste aanhaling, die hiervoor al is genoemd (Jr 26:11-19), vindt honderd jaar na zijn optreden plaats.
2. Daarna wordt naar Micha verwezen in de tijd van de Heer Jezus. Zo wordt een beroep op Micha gedaan om de wijzen uit het Oosten naar de plaats van de geboorte van de Messias te brengen (Mi 5:1 – Mt 2:5-6).
3. De Heer Jezus maakt Zelf gebruik van Micha als Hij de zeventig uitzendt. Bij die gelegenheid voorzegt Hij Zijn boodschappers dat de profetie van Micha in hun prediking vervuld zal worden (Mi 7:6 – Mt 10:21,35-36).
4. Als Christus Zich voorstelt als de goede Herder, is dat ook iets wat we bij Micha terugvinden (Mi 2:12-13 – Jh 10:9,11,14).
Indeling van het boek
Het boek is in drie delen te verdelen, waarbij elk deel begint met ‘hoort’:
1. Vermaning over de zonde (Micha 1-2)
2. Aankondiging van het oordeel (Micha 3-5)
3. Belofte van zegen door de Messias (Micha 6-7)