Hoofdstuk
Inleiding
Vooraf
Deze toelichting op Esther is bedoeld als hulp bij persoonlijke studie van dit bijbelboek. Ieder die er gebruik van maakt, wordt aangeraden dat te doen op dezelfde wijze als de Joden in Beréa naar de uitleg van het Woord luisterden: “Zij ontvingen het Woord met alle bereidwilligheid, terwijl zij dagelijks de Schriften onderzochten of deze dingen zo waren” (Hd 17:11).
Het is mijn verlangen en gebed dat het lezen van deze toelichting de liefde voor Gods Woord groter maakt. Het gevolg zal zijn: meer trouw en toewijding in het navolgen van de Heer Jezus. Dat zal zijn tot verheerlijking van de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, “aan Wie de heerlijkheid en de kracht is tot in alle eeuwigheid! Amen” (1Pt 4:11b).
Ger de Koning
Middelburg, herzien 2017, nieuwe versie januari 2021
Inleiding op het boek Esther
Het boek Esther speelt zich af tijdens het tweede grote wereldrijk, dat van de Meden en Perzen. Onder Kores, de koning van de Meden en Perzen, is een overblijfsel naar het land teruggekeerd (Ea 1:1-5). De gebeurtenissen van het boek Esther kunnen we plaatsen tussen Ezra 6 en Ezra 7, dat wil zeggen tussen het jaar 483 v.Chr. – het derde jaar van Xerxes (Es 1:3) en 473 v.Chr. – het einde van het twaalfde jaar van Xerxes (Es 3:7)
In Daniël 11 is sprake van “drie koningen in Perzië” en een “vierde” koning (Dn 11:2). Met die vierde koning wordt Xerxes I bedoeld, dat is Ahasveros (Es 1:1). Hij volgt Darius I op en regeert van 485-465 v.Chr. Hij wordt nog genoemd in Daniël 9 en Ezra 4 (Dn 9:1; Ea 4:6).
Het onderwerp van dit boek is Gods voorzienigheid, dat wil zeggen dat we God in dit boek aan het werk zien, maar op een verborgen manier. De naam van de Joden komt vaak voor, terwijl Gods Naam in dit boek niet wordt genoemd. Dit laatste heeft critici wel tot opmerkingen gebracht als zou dit boek niet in de Bijbel thuishoren. Wie dit boek echter met een gelovig hart leest, zal gaandeweg onder de indruk komen van wat dit boek te vertellen heeft en in zijn overtuiging gesterkt worden dat het tot het geïnspireerde Woord van God behoort.
Dat de Naam van God er niet in voorkomt, heeft een reden. Het boek gaat over de lotgevallen van het volk van God, dat hier het volk van ‘de Joden’ wordt genoemd. De hoofdrol is weggelegd voor twee leden ervan, namelijk Mordechai en Esther. Er is een moorddadige vijand die de Joden volledig wil uitroeien. Als de Joden horen van deze grote dreiging, lezen we niet dat er ook maar één gebed tot God wordt gedaan. Nergens blijkt dat de Joden zich er bewust van zijn Gods volk te zijn. Niets wijst erop dat ze rekening houden met bepaalde wetten of inzettingen die God aan Zijn volk heeft gegeven.
Nee, dit volk staat los van God, belijdt Hem niet, denkt niet aan Hem. En omdat dit volk God niet belijdt, kan God ook niet openlijk voor dit volk partij kiezen. Hij kan Zijn Naam er niet aan verbinden. Hij houdt Zich voor Zijn volk verborgen. Daarom komt de Naam van God er niet in voor.
Het ontbreken van Gods Naam betekent echter niet dat Hij ophoudt met voor Zijn volk te zorgen. Zijn Naam mag dan in dit boek niet voorkomen, we zien wel Zijn hand aan het werk. Achter de gebeurtenissen van dit boek is God als de grote Regisseur aan het werk. Hij bestuurt de omstandigheden en ook de daden van de personen van dit boek, zodat Zijn voornemen wordt uitgevoerd. We zullen zien dat de uitkomst volledig beantwoordt aan het doel dat Hij Zich heeft gesteld. God kan niet ophouden God te zijn. Hij is soeverein. Hij regeert. Voor ons is het belangrijk eraan te denken dat de troon niet op aarde, maar in de hemel staat (Op 4:3; Ps 11:4). God regeert, niet mensen op aarde.
In Zijn voorzienigheid beschermt God door Ahasveros Zijn volk, want God wil dat uit dit volk Zijn Messias voortkomt. Daarom lukt de aanslag van Haman niet. God bewaart Zijn volk voor uitroeiing, zoals destijds in Egypte. De beslissende tijdsperiode van dit boek is elf maanden. Dan hangt, menselijk gesproken, de geschiedenis van Gods volk aan een zijden draadje.
God zorgt ervoor dat de vijanden van Zijn volk beschaamd worden (Ps 37:12-13) en dat Zijn volk wordt bewaard, ja zelfs verhoogd. Hij zal Zijn aardse volk redden dwars door alle volkenmoorden heen die zijn geschiedenis heeft gekend. Dwars door alle lijden heen zal het volk van God zijn identiteit bewaren. God laat hier ook zien wat Hij met het wereldgebeuren doet. Hij kan niet ophouden deze God te zijn. God bestuurt het lot van de wereld met het oog op Zijn volk.
Voor Gods volk vandaag, de gemeente van de levende God, heeft dit boek grote praktische betekenis. Dit boek bevat een enorme vertroosting voor allen van de gemeente die menen dat God Zich voor hen verborgen houdt. Zeker, christenen leven wél in een gekende verhouding tot God als kinderen tot hun Vader. Ze weten van een God die hen liefheeft en voor hen zorgt. Maar komen er niet eens tijden voor dat ze zich afvragen: ‘Waar is God?’
Dit kunnen we toepassen zowel op het persoonlijke leven als op het leven van een plaatselijke gemeente. Goed, het volk van de Joden is door eigen schuld in die positie terechtgekomen. We zullen dat nog zien. Zo kunnen ook christenen door eigen falen zich van God vervreemden. Dat neemt de boodschap van dit boek niet weg. Die boodschap is dat God op de achtergrond bezig is Zijn plan te vervullen. Dit plan is om ieder, die Hem door bekering en geloof in waarheid toebehoort, uiteindelijk te zegenen. Ieder van Zijn kinderen zal Hij zegenen, niet vanwege zijn eigen verdiensten, maar door wat Zijn Zoon Jezus Christus heeft gedaan op het kruis van Golgotha.
Er is nog een aspect dat dit boek zo waardevol maakt. Dat is de profetische betekenis ervan. Gods volk komt in grote nood, wordt daaruit gered en wordt in Mordechai tot grote hoogte verheven. Zo zal het in de eindtijd ook gaan. Gods volk zal door de grote verdrukking gaan, daaruit gered worden door de Heer Jezus en tot hoofd van de volken worden gemaakt.
Dit is tegelijk een voorbeeld van nog een aspect van dit boek. We kunnen in de verschillende personen die erin voorkomen namelijk beelden zien van geestelijke werkelijkheden. Dit wordt wel een typologische benadering genoemd. In die benadering zien we in Mordechai een beeld van de Heer Jezus, in Ahasveros een beeld van God, in Haman een beeld van de duivel en in Esther, die oorspronkelijk Hadassa heet (Es 2:7), een beeld van het gelovig overblijfsel van Israël. Met deze benadering zullen we voorzichtig moeten omgaan, maar in zijn algemeenheid zullen we in deze geschiedenis bepaalde overeenkomsten zeker herkennen.
Aan alle genoemde aspecten zullen we aandacht besteden. Het is duidelijk dat de boodschap van dit boek veelzijdig is. Al met al zijn er genoeg redenen om er aandachtig naar te luisteren met het verlangen ons erdoor te laten onderwijzen.
Samengevat kunnen we dit boek op vier manieren bezien: historisch, praktisch, profetisch en typologisch:
1. Historisch wil zeggen dat we naar de geschiedenis kijken zoals die zich heeft ontwikkeld. We ontdekken dan hoe God achter de schermen de geschiedenis bestuurt.
2. Dat brengt als vanzelf tot de praktische toepassing. Zoals God de geschiedenis van Zijn volk toen bestuurde, zo bestuurt Hij ook de geschiedenis van Zijn volk nu en ook die van ieder van de Zijnen afzonderlijk. Hier zijn veel bemoedigende lessen voor het geloofsleven te leren.
3. Ook de profetische zienswijze van dit bijbelboek ligt voor de hand. Zoals God in dit bijbelboek voor Zijn volk zorgt en het bevrijdt van zijn vijanden, zo zal Hij in de eindtijd voor Zijn volk zorgen en het van zijn vijanden bevrijden.
4. Hoewel de typologische zienswijze niet zo voor de hand ligt, is deze toch in dit bijbelboek aanwezig. Een typologische zienswijze houdt in dat we proberen te ontdekken wat de geestelijke betekenis van deze geschiedenis is, zonder daarbij onze fantasie de vrije loop te laten. Bij die zienswijze herkennen we, zoals al is opgemerkt, bijvoorbeeld in Ahasveros een beeld van God en in Mordechai een beeld van de Heer Jezus.
Nog een bijzonderheid van dit boek is, dat het is genoemd naar een vrouw, evenals het boek Ruth. Ook zien we dat deze beide vrouwen trouwen met een man die niet tot het eigen volk behoort. Esther verbindt zich met een heiden die een afgodendienaar blijft. Dat is het gevolg van het feit dat zij haar ware identiteit niet bekendmaakt tot ze daartoe gedwongen wordt. Daarom blijft ook God verborgen. Hij maakt Zijn verhouding tot het volk niet bekend totdat het volk daartoe gedwongen wordt (vgl. Dt 32:20).
De boeken Ruth en Hooglied plaatsen evenals het boek Esther een vrouw in het middelpunt. Esther is, net als de vrouwen in de beide andere boeken, een beeld van het gelovig overblijfsel dat door diepe beproevingen gaat. In alle drie boeken is ook een beeld van de Heer Jezus aanwezig: in Ruth is dat Boaz, in Hooglied is dat Salomo en in Esther is dat Mordechai.
Indeling van het boek
Het boek is in twee delen te verdelen:
1. het eerste deel – Esther 1-4 – beschrijft de bedreiging van de Joden;
2. het tweede deel – Esther 5-10 – beschrijft de triomf van de Joden.
In het eerste deel wordt alles opgeschreven wat nodig is om tot de bevrijding in het tweede deel te komen. In de nood legt God het zaad van de redding. Tijdens de nood treft God al voorbereidingen voor de bevrijding. Nooit is God in verlegenheid, want Hij bepaalt de uitkomst lang voordat deze door de mens wordt gezien.