Hoofdstuk
Inleiding
De tweede en derde brief van Johannes sluiten aan op zijn eerste brief en zijn evenzeer geïnspireerd als de eerste. Het zijn twee korte brieven. Daardoor lijken ze misschien van minder belang. Wie dat denkt, vergist zich zeer. Ze zijn van even fundamenteel belang voor ons als de eerste brief, we kunnen niet zonder deze brieven. Hun geestelijke kracht zit hem niet in gespierde taal, maar in de eenvoudige bewoordingen. Evenals in zijn eerste brief – en dat is ook kenmerkend voor het evangelie dat hij heeft geschreven – gebruikt Johannes niet veel woorden en ook geen moeilijke woorden. Maar wát hij schrijft, heeft een grote diepgang.
In deze twee korte brieven krijg je geen nieuwe waarheden te horen. Het gaat om dezelfde thema’s als in de eerste brief. Ook hier gaat het om waarheid en liefde, die beide ongeveer tien keer in beide brieven samen voorkomen. Maar wie zal de waarheid – de Heer Jezus is de waarheid – en de liefde – God is liefde – in hun volle omvang kennen? Hoe meer je erover nadenkt, hoe meer je tot de overtuiging komt van de oneindigheid ervan. In de beide brieven weet Johannes waarheid en liefde echter zo dichtbij te brengen, dat je de waarde ervan zult onderkennen. Door deze brieven krijg je voorbeelden hoe jij in je geloofsleven het onderwijs van de eerste brief in praktijk kunt brengen.
De twee brieven horen bij elkaar, ze vullen elkaar aan. De tweede brief heeft als hoofdonderwerp de valse leraren, terwijl de derde brief gaat over de ware arbeiders van God. De tweede brief laat zien hoe je hebt te handelen tegenover hen die een valse leer brengen: je moet ze afwijzen, ze zelfs niet groeten. De derde brief toont aan hoe je houding behoort te zijn ten opzichte van hen die de waarheid brengen: je moet ze in alle liefde ontvangen, opnemen en verder helpen en ondersteunen in hun werk.
De tweede brief gaat in op het gevaar dat je de valse leraar niet ontmaskert en gemeenschap met hem beoefent, al is het maar door een begroeting. Dat gevaar is voor vrouwen groter, vandaar dat de tweede brief aan een vrouw is gericht. Het onderscheiden van een dwaalleraar kun je, als je een zuster bent, niet overlaten aan bepaalde broeders.
Het andere, tegenovergestelde gevaar is dat van de derde brief. Dat gevaar is, dat je de leraar die met Gods waarheid komt, niet herkent en hem geen gastvrijheid bewijst. Dat gevaar is voor mannen groter, want gastvrijheid is niet iets alleen van zusters. Mannen zijn in het algemeen zelfzuchtiger en minder geneigd tot gastvrijheid. Ze zien ook sneller concurrentie. Niet voor niets worden zij aangemoedigd de ware arbeider niet met argwaan, maar met ontvangst en ondersteuning te bemoedigen.
De boodschap van beide brieven is dat je moet onderscheiden wat een leraar verkondigt. Je moet je daarbij niet laten misleiden te gaan onderscheiden naar de grootte of indrukwekkendheid van de gave of een aanstelling of opleiding of diploma’s. Het enige criterium is of hij de waarheid brengt of niet. Kort gezegd moet je afwijzen wie de waarheid niet brengt en ontvangen wie de waarheid wel brengt. Daarom is het altijd noodzakelijk de leer te beproeven die iemand brengt. Als hij de gezonde leer brengt, is hij welkom. Een vrouw of man die het Woord bezit, zoals bijvoorbeeld deze brieven, is bekwaam om zijn leer te beoordelen en is ervoor verantwoordelijk dat ook te doen.
Beide brieven zijn niet geadresseerd aan de gelovigen in het algemeen, zoals de eerste brief, maar aan individuele gelovigen. De tweede brief is daarbij ook nog gericht aan kinderen. Ook zij zijn verantwoordelijk een valse leer te onderkennen en af te wijzen. Het gaat er niet om dat zij in staat moeten zijn een valse leer te analyseren. Het gaat om het onderscheid dat zij wel kunnen maken tussen de stem van de goede Herder en die van de valse herders (Jh 10:4b-5). Daarin moeten ze radicaal zijn.
De vrouw en de kinderen moeten weten dat ze tegenover iemand die met een dwaalleer tot hen komt zelfs de burgerlijke beleefdheid van een begroeting achterwege moeten laten. Ze moeten duidelijk stelling nemen tegenover het kwaad van de valse leer. Wat die valse leer is, zullen we in de brief zien. Er is geen brief in het Nieuwe Testament die zo duidelijk laat zien hoe je met valse leraren moet handelen als deze tweede brief van Johannes. Dat onderstreept toch wel het belang van deze brief.
Indeling van de brief
Ik geef tot besluit van de inleiding nog een indeling van de brief. De brief is op verschillende manieren in te delen, maar de volgende indeling vind ik het mooist en duidelijkst:
1. Begroeting van de apostel: genade, barmhartigheid, vrede (2Jh 1:1-3).
2. Vreugde van de apostel: gehoorzame kinderen (2Jh 1:4).
3. Vermaning van de apostel: in de liefde wandelen (2Jh 1:5-6).
4. Zorg van de apostel: antichristelijke verleiders (2Jh 1:7-11).
5. Hoop van de apostel: spoedig elkaar ontmoeten (2Jh 1:12-13).