Hoofdstuk
Inleiding
Van de kleine profeten is het boek Jona wel de bekendste. Toch is het opmerkelijk dat er in het boek geen profetie voorkomt. Het bevat in letterlijke zin slechts één profetie, in Jona 3 (Jn 3:4). En die wordt uitgesproken, opdat die niet in vervulling zou gaan. Het bijzondere van dit boek is dat het verhaal zelf profetie is. Het verhaal geeft profetische waarheden in geschiedkundige vorm, in de vorm van gebeurtenissen. De profetie wordt hier uitgebeeld.
Jona is de vijfde in de rij van de twaalf kleine profeten. In de vier hoofdstukken die zijn boek telt, leren we een profeet kennen die meer aan zijn eigen belangrijkheid hecht dan aan het belang van God.
Maar meer dan de profeet leren we de God van deze profeet kennen. Als Jona ongehoorzaam is, schuift God hem niet aan de kant. Jona krijgt een tweede kans van God. Jona doet dan wel wat God van hem heeft gevraagd, hoewel ook dan nog niet van harte. Zijn egoïsme blijft de boventoon voeren. Nog schuift God Jona niet aan de kant, maar leert hem nieuwe lessen.
Wij mogen meeluisteren, niet als toeschouwers, maar als betrokkenen, want Jona zit in ons allemaal. De boodschap die het boek van de profeet Jona voor ons bevat, is niet zozeer de inhoud van zijn prediking tot Ninevé, maar het geduld van God met ook onze onwilligheid om gehoorzaam te doen wat Hij ons opdraagt. God maakt ons in dit bijbelboek deelgenoot van Zijn overwegingen om ons tot gewillige getuigen voor Zijn Naam te maken.
Wie was Jona?
Van de ‘kleine profeten’ is Jona ongetwijfeld de bekendste. Naast wat we in dit boek over hem te weten komen, lezen we in 2 Koningen het volgende: “Hij [koning Jerobeam] bracht ook het gebied van Israël van Lebo-Hamath tot de zee van de Vlakte [aan Israël] terug, overeenkomstig het woord van de HEERE, de God van Israël, dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn dienaar Jona, de zoon van Amitthai, de profeet uit Gath-Hefer” (2Kn 14:25). We kunnen daaruit opmaken dat hij als profeet in Israël optreedt kort voor of tijdens de regering van Jerobeam II (793-753 v.Chr.). Verder lezen we hier over hem dat hij een “dienaar” van de HEERE God en “profeet” is. Ook de Heer Jezus spreekt over hem als “de profeet Jona” (Mt 12:39).
Hoogstwaarschijnlijk is Jona de schrijver van het gelijknamige boek. Alleen hij kan vertellen over wat er op het schip gebeurt (Jona 1), over zijn verblijf in de vis (Jona 2), over zijn misnoegen en zijn uitingen daarover tegen God (Jona 4).
Zijn naam betekent ‘duif’. Hij moet met een boodschap die tot vrede – waarvan de duif een symbool is – leidt, gaan naar een stad waarover Gods oordeel moet komen. Maar Jona handelt niet naar zijn naam. Hij zoekt niet de vrede van de stad. Waarom hij dat niet doet, zullen we verderop zien.
De naam van zijn vader, Amitthai, betekent ‘betrouwbaar’ of ‘de waarheid van de HEERE’. Ook die naam heeft Jona geen eer aangedaan. Hij is niet betrouwbaar als dienaar van de HEERE. Hij ontvlucht zijn opdracht. Maar niemand kan God ontvluchten. God dwingt hem om ‘de waarheid van de HEERE’ aan Ninevé te verkondigen.
Hij komt uit Gath-Hefer in Zebulon (Jz 19:13), ten noorden van Nazareth in Galilea. De opmerking die de vijanden van de Heer Jezus maken, dat er geen profeet uit Galilea opstaat (Jh 7:52), is dan ook duidelijk een dwaling.
Het boek Jona, mikpunt van bijbelkritiek
Het grote belang dat de Joden aan het boek Jona hechten, blijkt uit het feit dat ze dit boek tijdens de grote Verzoendag lezen. Bijbelcritici hebben ook altijd grote belangstelling voor dit boek gehad. Maar die belangstelling uit zich in de vele aanvallen die op het boek zijn gedaan.
Er is beweerd dat Jona nooit heeft geleefd. Anderen hebben gezegd dat de geschiedenis van Jona het product is van een fantasierijke geest of berust op een legende. Maar, zoals iemand heeft gezegd, er is minder geloof nodig voor het aanvaarden van deze eenvoudige geschiedenis, dan voor de talrijke dwaze veronderstellingen die zijn geuit om het van zijn bovennatuurlijk karakter te beroven.
Elke aanval op het boek is in feite een aanval op de Heer Jezus, die de historiciteit van dit boek volkomen bevestigt door ernaar te verwijzen. Dat doet Hij twee keer (Mt 12:40-41; 16:4). Zo verwijst Hij naar veel meer gebeurtenissen in het Oude Testament die door mensen in twijfel worden getrokken, zoals de schepping van hemel en aarde in zes dagen, de instelling van het huwelijk, de zondvloed, de verwoesting van Sodom en Gomorra.
Voor het geloof zijn de beide verwijzingen van de Heer Jezus voldoende om het boek Jona te beschouwen als behorend tot de geïnspireerde Schriften. Wie Zijn verwijzing daarnaar niet gelooft of wegredeneert en daarmee het gezag van Zijn uitspraak over Jona in twijfel trekt, loochent op een brute wijze Zijn Godheid. Een tussenweg is niet mogelijk.
Jona – Jakobus
Dat het boek Jona een plaats heeft in het Oude Testament is net zo bijzonder als de brief van Jakobus in het Nieuwe Testament.
1. Het Oude Testament is speciaal gewijd aan de geschiedenis van Gods genadige voornemens met Israël. Toch vinden we er in het boek Jona een geschiedenis van Gods genadige handelen met heidenen.
2. Het Nieuwe Testament ontvouwt Gods raadsbesluiten voor de gemeente. Toch treffen we in de brief van Jakobus er een brief in aan die is gericht aan de twaalf stammen in de verstrooiing, dat is het hele volk Israël.
Door het boek Jona leren we dat, in de tijd dat Israël in het middelpunt van Gods handelen staat, Hij ook een hart vol medelijden heeft voor de volken buiten het uitverkoren volk. Het boek getuigt ervan dat God ook de God van de volken is en niet alleen van de Joden (Rm 3:29). Het is het grote zendingsboek van het Oude Testament. Jona is voor zover we weten de enige profeet die met een boodschap speciaal voor de heidenen tot de heidenen is gezonden. Van de brief van Jakobus leren we dat, hoewel God nu een totaal nieuw, hemels volk, de gemeente, vormt uit de gelovigen uit Israël en de volken, Hij Zijn oude aardse volk Israël niet vergeet.
De les van Jona
In dit boek worden de werkingen blootgelegd van het hart van de mens die een gelovige is en tevens een dienaar van God. De reden dat Jona niet naar Ninevé wil, is niet omdat hij bang is voor de stad, maar omdat hij God kent. In dit boek wordt ook Gods hart blootgelegd. Maar hoewel Jona God kent, staat hij niet op één lijn met Gods gedachten. Hij deelt niet in Gods goedertierenheid. De gedachte aan zijn eigen belangrijkheid overschaduwt alles. Omdat hij Gods hart niet kent, kent hij God niet echt.
Het boek geeft ons veel inzicht in het karakter en het leven van de veel besproken en vaak geminachte profeet. Onder de leiding van de Heilige Geest schrijft hij over zichzelf op een wijze zoals een mens dat van nature niet doet. Zonder enige verontschuldiging publiceert Jona zijn eigen foute gezindheid en foute gedragingen. Zou iemand ooit een dergelijk eerlijk relaas gepubliceerd hebben zoals Jona heeft gedaan? Iedereen in het boek komt er beter af dan hijzelf.
Jona is ook niet zomaar iemand. Aan hem heeft de HEERE nota bene Zijn getuigenis toevertrouwd. En juist in die persoon met zo’n hoge roeping komt een bijzonder lage trek van de menselijke natuur tot uiting. Die lage trek is dat hij door de belangrijke boodschap die hij moet brengen, zelf belangrijk wil zijn. Hij wil de opdracht die hij krijgt, alleen uitvoeren als hij daar zelf door kan schitteren. Als gevolg van deze ijdelheid en hoogmoed kan hij het niet verdragen dat God anderen genade bewijst.
Discipelen van de Heer
Mensen met een instelling als Jona kunnen het niet hebben dat God Zijn gedachten of Wezen door iemand anders openbaart. Zij zélf moeten de dingen doen, zíj moeten er de eer van hebben. Al hun gedachten over God zijn begrensd tot hun eigen gezichtspunt. Dat gezichtspunt is dat aan hén en niemand anders de boodschap is toevertrouwd.
Eenzelfde instelling vinden we bij een paar discipelen van de Heer Jezus (Lk 9:54). Komen zij daar met de Heer in een dorp van de Samaritanen, worden ze gewéigerd! Dat kan niet bestaan. Er moet vuur uit de hemel komen! Dat vinden zij het enige passende antwoord op deze grove belediging. Goed, ze vragen het voor het fatsoen nog even aan de Heer. Maar intussen hebben ze lucht gegeven aan de natuurlijke gevoelens van hun hart.
Het lijkt alsof ze opkomen voor de Heer, maar in wezen willen ze wraak nemen voor deze behandeling omdat ze zichzelf afgewezen voelen. En uitoefening van wraak is de openbaring van macht. Zo willen ze laten zien dat zíj belangrijk zijn, dat de macht bij hén ligt en niet bij hen die weigeren de Heer te ontvangen.
Jona: Dat ben ik
Als we in Jona en de discipelen niet iets van onszelf herkennen, hoeven we niet verder te lezen. Dan bevat dit profetenboek geen boodschap voor ons. Dit boek maakt duidelijk dat zij die met God Zelf verbonden zijn, zich moeten onderwerpen aan Zijn macht en moeten buigen voor Zijn genade. Als die onderwerping er niet is, leidt het bewustzijn van Gods gunst tot ontrouw en zelfverheerlijking.
Wij zijn, net als Jona, in staat om de voorrechten die God geeft tot eigen glorie te gebruiken. Als dat gebeurt, zijn we daar vaak zelf blind voor. Door ons gedrag verduisteren we in dat geval de kennis van Wie God in Zichzelf is. Een bijkomende uitwerking van een dergelijk omgaan met het bezit van die voorrechten is het ontstaan van een harde partijgeest. Kijk maar naar de farizeeën zoals we die in de Schrift tegenkomen. Dan kijken we weer in een spiegel. Wat zien we? Ieder die zichzelf een beetje kent en eerlijk is, zal toegeven dat hij iets van de farizeeër ook in zijn eigen hart tegenkomt.
Als we doorlezen omdat we in Jona, én in de discipelen én in de farizeeën, toch iets van onszelf willen ontdekken, zullen we nog een grote ontdekking doen. We zullen bovenal God zien, hoe Hij Zichzelf toont in Zijn genade, zowel voor Ninevé, inclusief kinderen en vee, als voor zijn dwalende dienaar Jona. Ook dat mogen we dan op onszelf toepassen. Het resultaat zal zijn dat we God prijzen vanwege Zijn grote genade waarin Hij Zich over ons heeft ontfermd.
Een profetisch boek?
Het kan verwondering wekken dat er in het boek geen profetie voorkomt. Het bevat in letterlijke zin slechts één profetie, in Jona 3 (Jn 3:4). En die wordt uitgesproken, opdat die niet in vervulling zou gaan. De rest van het boek beschrijft de houding van de profeet tegenover God en de weg die God met hem gaat.
Nu is het bijzondere van dit boek, dat het verhaal zelf profetie is. Het verhaal geeft profetische waarheden in geschiedkundige vorm, in de vorm van gebeurtenissen. De profetie wordt hier uitgebeeld. Jona is een beeld van Israël. Een oude orthodoxe Jood gaf als antwoord op de vraag waarom Jona elke grote Verzoendag wordt gelezen in de synagoge: ‘Wij zijn Jona.’ In de persoon Jona wordt de hele geschiedenis van Israël verteld.
De Heer Jezus past wat met Jona gebeurt toe op Zichzelf in Zijn dood en opstanding (Mt 12:39-41). Als Hij het teken van Jona uitlegt, wijst Hij eerst op Zijn dood (Mt 12:40), die Hij verbindt aan het verblijf van Jona in de vis. Daarna wijst Hij op diens prediking en het gevolg ervan in Ninevé (Mt 12:41). Het teken van Jona waarover de Heer spreekt, betekent dat na Zijn dood en opstanding de prediking naar de heidenen zal gaan. Dat is een ernstig verwijt voor de mensen tot wie de Heer spreekt, maar die niet naar Hem luisteren.
De Heer gebruikt de geschiedenis van Jona in de vis en diens daaropvolgende prediking als een teken van wat het volk Israël te wachten staat. Naar Hem, Die meer is dan Jona, willen zij niet luisteren. De mannen van Ninevé luisteren wel naar Jona. In het oordeel zullen de mannen van Ninevé opstaan om het weerspannige geslacht te veroordelen tot wie de Heer Jezus is gekomen. Zo geeft de Heer naar aanleiding van wat met Jona gebeurt een profetische boodschap door.
De tweede keer dat de Heer Jezus naar Jona verwijst (Mt 16:4), doet Hij dat met de bedoeling Zijn tegenstanders aan te tonen dat het oordeel voor de deur stond. Het teken van Jona betekent hier dat Israël op het punt stond in de volkenzee te worden geworpen. Mattheüs voegt er veelzeggend aan toe: “En Hij verliet hen en ging weg.”
Jona als beeld van Israël
Israël was, net als Jona, door God uitgekozen om Zijn getuige te zijn tegenover de volken om hen heen (Js 43:10-12; 44:8). Maar Israël heeft de waarheid van God die het had moeten verkondigen, gebruikt voor zichzelf. De waarheid van God bevalt ons als we ons ermee kunnen bekleden, om onze eigen belangrijkheid daardoor groter te maken. Zo was het met Israël. Het volk Israël was het vat van Gods getuigenis in de wereld en roemde daarin omdat het hen zelf met eer bekleedde. Daarom kon het niet verdragen dat aan de heidenen genade werd bewezen. Evenals Jona was Israël onwillig zijn opdracht als getuige uit te voeren en waren ze steeds ongehoorzaam (Ri 2:11-19).
Jona wil door te vluchten zich aan de opdracht tot verkondiging onttrekken. Hij misgunt de grote heidenwereld de Goddelijke barmhartigheid omdat hij vreest dat de boeteprediking Ninevé van de dreigende ondergang zal redden (Jn 4:2). Dat wil hij nu juist niet. Hij wil dat die heidenen omkomen. Hierin weerspiegelt Jona de houding van Israël tegenover de volken (1Th 2:14-16).
Maar Jona is niet gelijk te stellen met een valse profeet, die vanuit zijn eigen hart profeteert. Dat bewijst zijn belijdenis tegenover de zeelieden in Jona 1. Evenals Jona in de zee verdween, zo is Israël onder de volken verstrooid. De volken hebben als gevolg daarvan God leren kennen (Rm 11:11).
Jona wordt wonderlijk bewaard in de vis. Zo heeft God Israël al de eeuwen door bewaard en zullen ze terugkomen in hun land (Hs 3:3; Jr 30:11; 31:35-37). Jona heeft moeten leren dat hij evengoed als Ninevé afhankelijk is van de genade van God. Dat moet Israël ook leren (Rm 11:32).
Indeling van het boek
I De ongehoorzame profeet (Jona 1:1-2:10)
1. De vlucht (Jona 1:1-3)
2. De storm (Jona 1:4-6)
3. De verantwoordelijkheid van Jona (Jona 1:7-10)
4. Jona verworpen (Jona 1:11-16)
5. De bescherming van Jona (Jona 1:17-2:1)
7. Een psalm van dankzegging (Jona 2:2-9)
8. De bevrijding (Jona 2:10)
II De verongelijkte profeet (Jona 3:1-4:11)
1. De prediking van Jona (Jona 3:1-4)
2. De bekering van Ninevé (Jona 3:5-10)
3. Het misnoegen van Jona (Jona 4:1-4)
4. God berispt Jona (Jona 4:5-9)
5. De barmhartigheid van God (Jona 4:10-11)