Hoofdstuk
Inleiding
Zoals is opgemerkt in de inleiding op de eerste brief, zijn de twee brieven die Paulus aan de Thessalonicenzen schrijft, de eerste geïnspireerde brieven die hij heeft geschreven. De eerste brief is een aanvulling op wat hij hun al mondeling heeft meegedeeld. Hiermee heeft hij voorzien in wat er aan hun kennis ontbrak.
De tweede brief is niet lang na de eerste geschreven. De geadresseerden zijn nog steeds jong in het geloof en daardoor gemakkelijk te misleiden door valse leraren, vooral met betrekking tot vragen over de komst van de Heer. Tegenover het werk van de vijand verzekert Paulus hun in deze brief dat de dag van de Heer er nog niet is. Zijn tweede brief is meer corrigerend. Hij ontmaskert de dwaalleer en voorkomt dat hun geloof schipbreuk zal lijden. Valse leringen, ook die over de wederkomst van Christus, ondermijnen altijd het geloof. Daarnaast voeren dwaalleringen ook onveranderlijk tot een verkeerde praktijk.
Het centrale thema in beide brieven is de wederkomst van Christus. In de eerste brief worden vragen behandeld over de gestorven gelovigen. Paulus spreekt daar over het geheimenis van de opname van de gemeente samen met de oudtestamentische gelovigen. Eerst worden de gelovigen opgenomen in de hemel en daarna vormen zij het gezelschap van de Heer Jezus als Hij naar de aarde terugkeert. Eerst komt de Heer voor de Zijnen en neemt hen op van de aarde; daarna komt Hij met de Zijnen terug naar de aarde. Als Hij met de Zijnen verschijnt, breekt de volle dag van het duizendjarig vrederijk aan waarover zoveel profeten hebben geschreven.
In de tweede brief worden vragen behandeld over de op aarde levende gelovigen. De aanleiding is de onrust die is ontstaan over de verdrukking die zij ondergaan. Ze hebben daarover verkeerde verklaringen gehoord. Daardoor zijn ze in onzekerheid gebracht. Ze hebben namelijk gehoord dat verdrukkingen horen bij de dag van de Heer, iets wat op zichzelf terecht is. Maar de valse leraren maken hiervan misbruik en zeggen: ‘Onze verdrukkingen zijn het bewijs dat de dag van de Heer aangebroken is.’ In deze tweede brief gaat Paulus uitleggen hoe het met die dag zit. Omdat dit onderwerp van belang is voor de gelovigen van de gemeente van alle tijden, heeft God ervoor gezorgd dat deze brief in de Bijbel is opgenomen.
Het zojuist genoemde hoofdthema van de brief neemt de centrale plaats in. Daarnaast gaat Paulus ook in op de kwalijke praktijk van sommigen die niet willen werken voor hun levensonderhoud. Zulke gelovigen werpen een smaad op het christelijk getuigenis dat de Thessalonicenzen willen vormen. Dit gedrag moet worden gecorrigeerd. Daarvoor geeft Paulus aanwijzingen. Hij opent en sluit zijn brief met een zegenwens.