Hoofdstuk
Inleiding
Vooraf
Er staan drie boeken van de hand van Salomo in de Bijbel: Spreuken, Prediker en Hooglied. De Joodse traditie zegt dat hij
1. Hooglied in zijn jonge jaren heeft geschreven,
2. Spreuken wanneer hij op middelbare leeftijd is en
3. Prediker wanneer hij oud is.
Daar valt wel wat voor te zeggen als we het verloop van het leven van Salomo kennen:
1. In Hooglied beschrijft hij zijn gevoelens voor de vrouw met wie hij zijn leven wil delen en hoe hij en zij bij elkaar komen.
2. In Spreuken is hij getrouwd. Hij spreekt tot zijn zoon en over de moeder van zijn zoon.
3. Het boek Prediker zal hij hebben geschreven wanneer hij oud en ontrouw is geworden aan God, maar ook door genade weer is hersteld in zijn relatie met God.
In Prediker schrijft hij over zijn ervaringen in het leven zonder gemeenschap met God, dat wil zeggen over de periode waarin hij van God is afgeweken. Hij leeft dan een leven ‘onder de zon’ zonder een directe, open verbinding met de hemel. Dat heeft hem tot zingevingsvragen gebracht: Wat is de zin van mijn leven? Is er iets wat mijn leven waardevol maakt? Wat is echte wijsheid? Hoe moet ik de dood een plaats geven in mijn bestaan? Welke plaats heeft God in mijn leven? De Prediker nodigt ons in zijn boek uit over dit soort vragen na te denken.
De filosofen van de wereld hebben er hun beroep van gemaakt om over dit soort vragen na te denken. Alleen doen ze dat in hun dwaasheid zonder God erbij te betrekken. Daarom heeft niemand iets aan al hun filosofische bespiegelingen. Kennisnemen van hun gedachtespinsels is alleen maar vermoeiend (Pr 12:12). Zij zouden er goed aan doen bij de Prediker in de leer te gaan.
De Prediker is een filosoof die het geloof in God niet heeft prijsgegeven. Dat maakt hem tot een echte wijze. God is op de achtergrond aanwezig bij alles wat hij overweegt. Het is voor ieder denkend mens onmogelijk Hem te negeren. De Prediker gelooft zeker wel in God en houdt ook rekening met Hem. Hij komt na al zijn onderzoekingen uiteindelijk ook uit bij God. Zijn bedoeling met dit boek is om ons te waarschuwen niet in dezelfde fouten als hij te vallen. Dit doet hij door zijn ervaringen aan ons – en in het bijzonder aan jonge mensen – door te geven.
Ger de Koning
Middelburg, november 2016, nieuwe versie november 2022
Inleiding op Prediker
De Prediker is Salomo. Na een goed begin als koning maakt Salomo later in zijn leven een diepe val. Hij wendt zich in zijn hart van God, de Bron van alle genade, af (1Kn 11:4). In zijn goede jaren heeft hij zijn zoon erop gewezen zijn hart te bewaren (Sp 4:23) en op te passen voor vreemde vrouwen (Sp 2:16). Hij heeft echter zelf zijn hart niet bewaard en is gevallen in de kuil van vreemde vrouwen. We zien in Salomo waartoe de meest wijze mens op aarde kan komen als hij zijn voortdurende afhankelijkheid van God vergeet.
Het kan niet anders of Salomo is na zijn val hersteld. Er zijn enkele argumenten die aantonen dat hij “Jedid-Jah”, de geliefde van Jahweh, is gebleven (2Sm 12:25):
1. Salomo is een beeld van de Messias in Zijn vrederijk. Daarom is het ondenkbaar dat hij uiteindelijk toch verworpen zou zijn.
2. We zien ook dat het afsluitende commentaar op zijn leven over zijn wijsheid gaat, niet over zijn afwijking (1Kn 11:41).
3. Verder wordt hij in één adem genoemd met zijn vader David als het gaat om de weg die beiden zijn gegaan (2Kr 11:17).
4. Ook zien we dat de geschiedschrijver van 2 Kronieken aan de zonden van Salomo voorbijgaat, wat niet juist zou zijn geweest als die niet vergeven zouden zijn.
Nog een argument is dat het ontstaan van het boek Prediker alleen te verklaren is als we in Salomo een man aan het woord horen die is teruggekeerd bij God. Hij heeft na zijn najagen van wind zijn wijsheid van God teruggekregen. In wat hij in Prediker 7 zegt (Pr 7:26), lijkt hij zijn verkeerde weg te belijden. Alles spreekt er dan ook voor dat het boek is ontstaan nadat de schrijver weer zijn enige en volle voldoening in God heeft teruggevonden.
Het is denkbaar dat hij door zijn slechte voorbeeld anderen op het slechte pad heeft gebracht. Ook en juist hen wil hij leren. Nu hij tot bekering is gekomen, wil hij anderen voor deze rampzalige weg waarschuwen. Iemand die van een dwaalweg is teruggekeerd, zal ernaar verlangen anderen voor het gaan van een dwaalweg te waarschuwen (Ps 51:14-15; Lk 22:32).
Het thema van het boek is wijsheid. Het woord ‘wijsheid’ of ‘wijze’ komt bijna vijftig keer voor. Dit is geen aangeboren wijsheid, maar door ervaring opgedane en verkregen wijsheid; we kunnen ook zeggen dat het over een wijsheid gaat die door schade en schande opgedaan en verkregen is. Het betreft de wijsheid om zich verstandig te gedragen in dit leven (Pr 7:12). De oudere onderwijst de jongere op grond van zijn ervaring. Hij deelt zijn verworven ervaringen mee aan de jongeren.
Het boek Spreuken is ook een wijsheidsboek. In dat boek gaat het om de wijsheid die wij nodig hebben om onze weg tot het einde toe veilig te kunnen gaan. Spreuken leidt de mens in het licht van de vreze Gods, om daarin te blijven. Prediker leidt de mens rond in de duisternis van de wereld zonder God, maar toont ook lichtpunten, die des te helderder stralen naarmate de duisternis groter wordt. We kunnen misschien zeggen dat Prediker de inleiding op Spreuken is ofwel dat Spreuken begint waar Prediker ophoudt.
Het boek kan het best worden samengevat met de woorden die de Heer Jezus spreekt tot de Samaritaanse vrouw die bij de bron van Sichar water komt putten: “Wie van dit water drinkt, zal weer dorst hebben” (Jh 4:13). De bron van Sichar is een beeld van een dorre, misleidende wereld waar geen blijvend geluk gevonden wordt. In die wereld worden we door de Prediker rondgeleid. Het merendeel van de mensen lijkt op de arme Samaritaanse vrouw voordat zij die gedenkwaardige ontmoeting met de Heer Jezus heeft. Zij houwen zichzelf bakken uit die geen water houden (Jr 2:13), dat wil zeggen dat ze genoegdoening zoeken in de dingen van de wereld die nooit de genoegdoening geven die ze zoeken.
Het boek beschrijft allerlei pogingen om op aarde gelukkig te worden, maar altijd is het tevergeefs. Globaal genomen gaat het om vijf aspecten van het leven die worden uitgeprobeerd om te zien of het bezit daarvan blijvend geluk geeft: wijsheid, plezier, bezit, macht en vroomheid. Salomo onderzoekt deze dingen om te zien of het bezit van een van deze dingen het hart blijvend geluk en voortdurende voldoening geeft.
Het zijn geen zondige dingen. Het betreft het bezig zijn met dingen die God geeft om ervan te genieten en wat het resultaat van dat genot is. Het hart rijst daarbij echter niet uit boven de schepping en blijft daarom ongelukkig. Als het erom gaat de ware zin van het leven te vinden in wat de schepping aan genot biedt, is de teleurstelling groot. Steeds blijkt dat op alle dingen op aarde vanwege de tijdelijkheid ervan het etiket ‘vluchtig’ of ‘zinloos’ geplakt zit.
We zouden kunnen zeggen: het hart blijft steken in de zegen en komt niet uit bij de Bron van de zegen. Een duidelijk voorbeeld vinden we al in het begin van de Bijbel. God heeft tegen de mens gezegd dat hij niet mag eten van de boom van de kennis van goed en kwaad. Eva spreekt in haar antwoord aan de slang echter niet over de boom, maar over de vrucht van de boom. Dat geeft aan dat haar aandacht is verplaatst van de Bron van zegen naar wat haar als zegen voorgesteld wordt. En dan zijn we op het terrein van het onderzoek van de Prediker.
Christenen kunnen zich afvragen hoe de nadruk die in dit boek wordt gelegd op het gebruik en het genieten van het leven in overeenstemming te brengen is met het gebod in het Nieuwe Testament om de wereld niet lief te hebben (1Jh 2:15). Het antwoord is dat de leraar – de Prediker – volledig instemt met de verklaring van Johannes: “Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeerte” (1Jh 2:16-17). Er kan nauwelijks een betere verklaring van het hele thema van dit boek gegeven worden. De bevindingen van de Prediker die hij in dit boek neerlegt, bevestigen dat het leven in de wereld alleen betekenis heeft als de mens zich zijn Schepper herinnert (Pr 12:1).
De Prediker stelt het leven waarin het om het eigen ‘ik’ draait tegenover het leven waarin het om God draait. Afwisselend komen we de twee klassen tegen waaruit de mensheid bestaat. De ene klasse bestaat uit de Godvrezende (Pr 3:14; 5:7; 7:18; 8:12-13; 12:13), de rechtvaardige (Pr 3:17; 7:15-16,20; 8:14; 9:1-2), de goede (Pr 9:2), en de wijze (Pr 2:14; 4:13; 10:2). De andere klasse bestaat uit de zondaars (Pr 2:26; 7:26; 8:11; 9:2,18) en de goddelozen (Pr 3:17; 7:15; 8:10,12-14; 9:2). Zondaars en goddelozen zijn de opzettelijke schurken. Er is ook vaak sprake van de dwaas, van dwazen en van dwaasheid (Pr 2:14-16; 10:12-13). De dwaas is iemand die goddeloos en slecht is (Ps 14:1; 53:2). Het is iemand die geen enkele moeite doet om de wil van God te ontdekken, omdat hij God volledig negeert en doet alsof Hij niet bestaat.
De Prediker toont zich een meester in het doorprikken van allerlei denkbeelden, zoals die over de waarde van kennis en wijsheid, het opgaan in plezier en genot, het belang van hard werken, het beheersen van je eigen leven en het streven naar recht en gerechtigheid. Hij weet waarover hij praat: hij heeft zich onder het volk begeven en is bij boeren en arbeiders langsgegaan, is in de huizen van rijken geweest, heeft plaatsen bezocht waar recht wordt gesproken en is aanwezig geweest op begrafenissen en bruiloften. Overal waar hij zijn gezicht heeft laten zien, heeft hij geluisterd naar wat er is gezegd en heeft hij zijn ogen goed de kost gegeven.
Zijn conclusie is dus niet gebaseerd op oppervlakkige waarneming. Hij trekt zijn conclusie na grondig onderzoek en diepe doordenking. Als hij na al zijn onderzoek als boodschap heeft dat alles vluchtig is, net zoals een ademtocht, dan weet hij wat hij zegt. Hij constateert dat er niets blijvend, niets duurzaam is. Alles is slechts beperkt houdbaar of heeft slechts een kortstondige uitwerking. Je kunt bijvoorbeeld wel streven naar gerechtigheid, maar je zult zien dat het recht op de straten blijft struikelen. Hij zegt niet dat hard werken zinloos is, maar dat al het zwoegen van de mens niets blijvends oplevert. Onze idealen zijn net als onze adem in de frisse morgenlucht: we zien even een mooi wolkje en daarna is het weg, opgelost en ongrijpbaar verdwenen.
Indeling van Prediker
----I. De zinloosheid van de natuur, de wijsheid en de rijkdom (Prediker 1:1-2:23)
--------1. Het thema: Alles is frustratie (Prediker 1:1-3)
--------2. De frustratie in de natuur en de geschiedenis (Prediker 1:4-11)
--------3. De frustratie van wijsheid (Prediker 1:12-18)
--------4. De frustratie van onbegrensde rijkdom (Prediker 2:1-11)
--------5. De uiteindelijke frustratie: de dood (Prediker 2:12-23)
----II. De Goddelijke orde van het leven (Prediker 2:24-3:22)
--------1. Dagelijks leven om van te genieten (Prediker 2:24-26)
--------2. Gods plan voor het leven (Prediker 3:1-8)
--------3. De delen en het geheel (Prediker 3:9-15)
--------4. De gevolgen van de sterfelijkheid (Prediker 3:16-22)
----III. De frustratie van de politiek (Prediker 4:1-16)
----IV. De frustratie van het leven (Prediker 5:1-7:29)
--------1. Stil voor God (Prediker 5:1-7)
--------2. Geld en de dood (Prediker 5:8-20)
--------3. Het onvervulde leven (Prediker 6:1-9)
--------4. Wat is goed? (Prediker 6:10-12)
--------5. Praktische adviezen voor het dagelijks leven (Prediker 7:1-14)
--------6. Matigheid aanbevolen (Prediker 7:15-22)
--------7. Slechte relaties (Prediker 7:23-29)
----V. Het leven met het oog op de dood (Prediker 8:1-9:18)
--------1. De onvermijdelijkheid van de dood (Prediker 8:1-14)
--------2. Leven om van te genieten (Prediker 8:15-9:10)
--------3. Onzekerheid en onrechtvaardigheid (Prediker 9:11-18)
----VI. Spreuken (Prediker 10:1-20)
--------1. Wijze relaties (Prediker 10:1-7)
--------2. Wijze planning (Prediker 10:8-11)
--------3. Wijze taal en gedachten (Prediker 10:12-20)
----VII. Wijsheid voor de toekomst en het heden (Prediker 11:1-10)
--------1. De onzekere toekomst en het huidige gedrag (Prediker 11:1-6)
--------2. De zekere toekomst en het huidige gedrag (Prediker 11:7-10)
----VIII. De frustratie van de ouderdom (Prediker 12:1-8)
----IX. Epiloog (Prediker 12:9-14)
--------1. De geloofwaardigheid van de auteur (Prediker 12:9-12)
--------2. De slotsom van de zaak (Prediker 12:13-14)