Hoofdstuk
Inleiding
Deze brief is wel genoemd: De brief van de geopende hemelen. Je zult zien hoe terecht deze naam is. In de brief richt de schrijver je blik op een geopende hemel. En wat zie je daar, of beter, Wie zie je daar? Christus. Je krijgt in deze brief de Heer Jezus te zien in tal van heerlijkheden. Zowel in Zijn Persoon als in Zijn ambten – dat wil zeggen Zijn officiële functies – is een veelheid aan heerlijkheden aanwezig. Je zult er heerlijkheden van Hem zien als God en heerlijkheden die Hem sieren als Mens, want Hij is zowel volmaakt en waarachtig God als volmaakt en waarachtig Mens.
Hoewel de naam van de schrijver van deze brief niet wordt genoemd, pleit juist deze voorstelling van de Heer Jezus ervoor dat Paulus de schrijver ervan is. Als geen andere schrijver laat hij in al zijn brieven de heerlijkheid van de Heer Jezus als de verheerlijkte Mens zien, terwijl hij ook volkomen Zijn Godheid handhaaft. Hij noemt zichzelf niet als afzender om alle aandacht alleen naar de Heer Jezus te laten uitgaan. Als hij zichzelf in de aanhef van de brief als apostel zou presenteren, zou hij toch ook de aandacht op zichzelf vestigen en dat is hier ongepast. De Heer Jezus wordt trouwens in deze brief Zelf als Apostel voorgesteld (Hb 3:1). Ook dat maakt het ongepast voor Paulus om zich zo voor te stellen. Ik zal in het vervolg dan ook zijn naam niet meer noemen en spreken over ‘de schrijver’.
Er is nog een brief waar de schrijver zichzelf niet als afzender noemt en dat is de eerste brief van Johannes. De reden hiervoor is dezelfde als in deze brief. Ook in die brief is het de bedoeling van de Heilige Geest alle licht te laten vallen op de Heer Jezus.
De brief is geschreven aan de Hebreeën, dat wil zeggen aan Joden die de Heer Jezus als de Messias hebben aangenomen en in Hem zijn gaan geloven. Hun ongelovige volksgenoten zien in Hem een misleider die terecht is gekruisigd. Voor hen heeft Hij afgedaan. Zij beschouwen de gelovige Joden als afvalligen die de godsdienst van de vaderen vaarwel hebben gezegd. Zij houden vast aan de uiterlijke tempeldienst en alle daarbij behorende offers en gebruiken. Tegelijk wordt hun haat tegen hun gelovig geworden volksgenoten openbaar.
Ook wijzen zij die gelovige volksgenoten op die zichtbare, tastbare tempeldienst en bespotten hen omdat die geloven in wat onzichtbaar en niet tastbaar is. Zij maken het de gelovige Joden moeilijk door hen te vervolgen en te smaden. Daarom doet de schrijver van de brief – dat is in feite de Heilige Geest door de schrijver heen – zijn best om de gelovige Joden al de heerlijkheden van de Heer Jezus in de hemel voor te stellen. Ze zien Hem niet, maar daar is hun geloof niet armer om. Hun geloof is juist enorm veel rijker.
In de brief laat de schrijver zien dat de hele oudtestamentische eredienst in Christus vervuld is. Je zult bijvoorbeeld zien dat de offers van het Oude Testament hun vervulling hebben gevonden in het offer van Christus. Zo is ook het priesterschap van Aäron vervangen door het priesterschap van Christus. Naast deze overeenkomsten zijn er ook tegenstellingen. Kijk maar naar de offers. Die werden steeds herhaald, terwijl het offer van Christus eens voor altijd is gebracht, zodat herhaling niet nodig is. Bij Aäron zie je hetzelfde. Aäron was een zondige, sterfelijke hogepriester, die na zijn dood door zijn zoon werd opgevolgd. Christus is de zondeloze, tot in eeuwigheid levende Hogepriester.
Daarom is de christelijke eredienst, waarin Christus en Zijn volbrachte werk centraal staan, veel beter dan de Joodse. In de brief komt daarom ook het betere van het christendom ten opzichte van het Jodendom aan de orde. Het woord ‘beter’, of ‘meer’, komt dertien keer in de brief voor op een totaal van negentien keer in het hele Nieuwe Testament. Zo lees je over: betere dingen, betere slachtoffers, een betere hoop, een betere belofte, een betere opstanding, een beter verbond, een beter bezit, een beter land.
Nu moet je niet denken dat het voor de gelovige Joden gemakkelijk was om de oude, vertrouwde en ook nog eens door God gegeven godsdienst los te laten. Ze zijn daarmee van jongs af aan vertrouwd geweest en nu moeten ze al die pracht en indrukwekkende luister de rug toekeren. Hoe moeilijk dat is, kun je wel zien aan een gebeurtenis in het leven van Petrus, die Jood was in hart en nieren. De Heer heeft echt moeite moeten doen om hem van zijn oude denken te bevrijden (Hd 10:9-23).
Misschien weet je uit eigen ervaring hoe moeilijk het is om bepaalde godsdienstige gewoonten of gedachten waarmee je bent opgegroeid en vergroeid, te veranderen. Voor de gelovige Joden betekent het vasthouden aan het oude een verhindering om in het nieuwe en betere te groeien. Daarom stelt de schrijver de heerlijkheid van het nieuwe en betere voor, opdat het gemakkelijker zal zijn het oude los te laten.
Zijn argumenten zijn niet bedoeld voor de ongelovige massa van de Joden. Tot hen richt hij zich ook niet. Zij houden vast aan uiterlijke vormen. In naam zijn ze Gods volk en ze beroemen zich daar zelfs op. Hun verhouding tot God is echter slechts formeel, zonder innerlijk verlangen naar Hem en het doen van Zijn wil. Maar te midden van deze massa bevinden zich gelovigen die in een werkelijke verbinding met God staan door het geloof. Zij hebben in Christus hun Messias erkend. Aan hen is de brief gericht met het doel om hen los te maken van de aardse godsdienst van het Judaïsme en hen tegelijk te bevestigen in hun nieuwe en hemelse verbinding met Christus.
De brief laat op een uitmuntende manier het hemelse karakter van het christendom zien. Dat maakt de brief van speciale betekenis voor onze dagen. Het christendom heeft in de loop van de geschiedenis steeds meer zijn ware, hemelse karakter verloren. Het is gereduceerd tot een werelds systeem. Veel vormen van christendom bestaan uit ceremoniën en kerkelijke gebruiken die vaak rechtstreeks uit het Jodendom zijn overgenomen. Daarmee is de Judaïstische godsdienst, die voor God heeft afgedaan, weer teruggekeerd.
Daarom is de brief ook voor jou van buitengewoon belang. Je leert erdoor naar het christendom te kijken met Gods ogen. Door de brief zul je herkennen hoe God gediend en aanbeden wil worden, waardoor je tevens kunt afwijzen wat daarvan afwijkt.
De aanleiding om de brief te schrijven is dat er bij de gelovige Hebreeën een zekere vermoeidheid begon te ontstaan vanwege vervolging en smaad, terwijl waar ze op hoopten, maar niet kwam. Hun handen waren slap geworden en hun knieën verlamd. Er ontstond een neiging om terug te vallen in wat ze hadden verlaten. Ze konden de druk niet langer aan en hun hoop op de spoedige terugkeer van de Messias ging niet in vervulling.
Daarom stelt de schrijver de Joodse christenen de verhevenheid van het christendom voor ten opzichte van het Jodendom. Tot nu toe hadden zij het christendom verbonden met het Jodendom. Duizenden christenen waren ijveraars voor de wet. Maar God stond op het punt het Joodse systeem geheel en al teniet te doen. Ook brengt de schrijver zijn lezers veel gelovigen voor de aandacht die ook hebben geleefd door het geloof, zonder tijdens hun leven te krijgen waarnaar ze uitzagen. Zij hebben tot het einde toe volgehouden.
Bovenal richt de schrijver het oog op de Heer Jezus en Zijn volharding. Het lijkt alsof ook Hij niet heeft gekregen waarvoor Hij was gekomen. Toch is Hij doorgegaan en wacht nu in de hemel op de tijd van de vervulling van de beloften. Telkens moet hun blik en ook die van jou op Hem worden gericht. Daardoor word je met de hemel verbonden en zie je dat jouw roeping een hemelse is. Je bent geroepen vanuit de hemel en je wordt geroepen naar de hemel. Je weg is de weg naar boven.
Dat kun je niet zien met het natuurlijke oog en daarom komt het aan op geloof. Omdat je nog op aarde leeft en er zo vaak een beroep wordt gedaan op wat je ziet, is het gevaar groot daaraan toe te geven. Als je echter in geloof op de Heer Jezus in de hemel ziet, zul je niet wankelen, maar versterkt worden in je christelijke positie. Door naar Hem te kijken leer je het kruis van smaad en verachting op aarde te dragen.
Samengevat kan worden gezegd dat de schrijver in de brief wijst op de Heer Jezus, op Zijn leven op aarde, op Zijn offer op het kruis, op Zijn verheerlijking aan de rechterhand van God en op Zijn toekomst.
Tot slot van deze inleiding een globale indeling van de brief:
1. Hebreeën 1-2: De persoonlijke heerlijkheden van Christus en Zijn plaats in de hemel.
2. Hebreeën 3-5: Het hemels priesterschap van Christus, tot ondersteuning van Zijn volk.
3. Hebreeën 6-9: Het offer van Christus waardoor je geschikt bent voor de hemel.
4. Hebreeën 10: De toegang die je nu al hebt tot de hemel waar Christus is.
5. Hebreeën 11: Voorbeelden van het geloof dat ziet op Christus in de hemel.
6. Hebreeën 12: Heiliging en genade op de weg die naar Christus in de hemel leidt.
7. Hebreeën 13: Jezus Christus, gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.