Hoofdstuk
Inleiding
Wat we in het boek Maleachi vinden, is het laatste wat we van de geschiedenis van Israël in het Oude Testament vinden. Er staan wel treffende verwijzingen naar het Nieuwe Testament in. Het boek overbrugt de periode van vierhonderd jaar die tussen de beide Testamenten ligt door vooruit te grijpen naar de evangeliën.
Het boek beschrijft taferelen die parallel lopen met het boek Nehemia. Daarin gaat het over hen die uit de ballingschap in Babel zijn teruggekeerd en zich in het land Israël bevinden. In het boek Nehemia gaat het om de herbouw van de stad Jeruzalem. De eerste terugkeer, die onder Kores, staat in het boek Ezra. Daarin gaat het om de herbouw van het altaar en de tempel. Bij Ezra horen de profeten Haggaï en Zacharia (Ea 5:1).
Nehemia herbouwt de muur en wijst op wantoestanden onder het volk. Die wantoestanden vinden we terug in dit boek Maleachi, zoals in de tempeldienst, in de huwelijken en het niet geven van de tienden. Mogelijk zijn het toestanden die zelfs na de dagen van Nehemia door Maleachi aan de kaak worden gesteld. Hij profeteert ongeveer een eeuw later dan Haggaï en Zacharia, rond 420 v.Chr.
In Maleachi 1 grijpt het laatste boek van het Oude Testament door de vermelding van Jakob en Ezau terug op Genesis, het eerste bijbelboek (Ml 1:2; Gn 25:21-26). In Maleachi 3 grijpt het boek vooruit naar de eerste boeken van het Nieuwe Testament (Ml 3:1; Mt 11:10; Mk 1:2) en daar overheen in Maleachi 4 naar het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, in verband met de vermelding van de wederkomst van de Heer Jezus (Ml 4:2).
Het boek is van toepassing op ons, die leven in de laatste dagen van de gemeente op aarde. Wij zijn ook kinderen van een opwekking die de Heer in het begin van de negentiende eeuw heeft gegeven. Maar wij zijn latere generaties. Wat onze voorvaders met veel strijd hebben verworven, is ons in de schoot geworpen. We leven wel volgens dezelfde vormen, maar de vraag is of achter die vormen nog het echte leven met God schuilgaat. In de dagen van Maleachi is de eredienst een holle vorm geworden. Er is geen afgodendienst, er vindt tempeldienst plaats, maar het is alleen de uiterlijke vorm, waaruit de innerlijke kracht verdwenen is (2Tm 3:5a).
Er komen belangrijke geestelijke lessen uit dit boek op ons af. We zien de ongevoeligheid van het volk voor dat, wat de HEERE, Jahweh, voor hen is geweest. We zien ook hun eigen ongerechtigheid ten opzichte van Jahweh – hun totale gebrek aan eerbied voor God, hun verachting van Jahweh. Hun ongevoeligheid heeft een hoogtepunt bereikt: zij kunnen absoluut geen kwaad ontdekken in hun daden waaruit die verachting duidelijk blijkt als die hun voor ogen worden gesteld om hun geweten te doen ontwaken.
De misstanden waar Maleachi op wijst, treffen we niet aan bij de Joden die in Babel zijn gebleven, maar bij de nazaten van hen die uit de verwarring – Babel betekent ‘verwarring’ (Gn 11:9) – zijn gekomen. Zij zijn teruggekeerd naar de plaats waar Jahweh heeft gewoond. Tot hen richt Maleachi zijn belangrijke vermaningen.
De misstanden van toen komen ook vandaag voor in de christenheid. We kunnen wat Maleachi tegen Israël zegt, toepassen op allen die zeggen dat ze zich hebben afgezonderd van het geestelijke Babel. Babel stelt het naamchristelijke systeem voor dat de christenheid is geworden waardoor er geen eenheid, maar verwarring heerst.
De oproep van Maleachi betreft niet de afgoderij, zoals in de dagen van de koningen. Hij roept niet op om terug te keren naar het land als in de dagen van Ezra. Zijn boodschap gaat ook niet over de wederopbouw van de tempel als in de dagen van Haggaï, of over de herbouw van de muren als in de dagen van Nehemia. Er is geen afgoderij. Er is een overblijfsel terug in het land en de tempel is herbouwd. De godsdienstige plechtigheden worden uitgevoerd.
Maar alles gebeurt met de schijn van uiterlijke orde. Uiterlijk bevinden ze zich in een juiste positie met een correct ritueel, maar hun geestelijke toestand deugt niet. Daarom is deze last van de HEERE in deze laatste boodschap hoofdzakelijk een indringend beroep op het geweten van het overblijfsel over hun lage geestelijke gesteldheid.
Maleachi betekent ‘mijn boodschapper’ of ‘mijn bode’ of ‘mijn engel’ (Ml 3:1). Het is niet bekend waar hij vandaan komt of wie zijn ouders zijn. Zijn boodschap bestaat hoofdzakelijk uit vermaning en veroordeling. Hij lijkt op Johannes de doper die ook alleen maar een ‘stem’ wilde zijn. Zijn persoon gaat schuil achter de boodschap die hij brengt en die ertoe dient om ons voor te bereiden op de spoedige komst van de Heer. Dat is het tweede waarom dit boek zo actueel is, na de vermaning van de vormendienst: het wil de harten van de getrouwen wijzen op de komst van de Heer.
Indeling van het boek
1. Opschrift (Maleachi 1:1)
2. Gods liefde voor Israël (Maleachi 1:2-5)
3. Respectloze dienst (Maleachi 1:6-7)
4. Onreine offers (Maleachi 1:8-9)
5. Minachtende houding (Maleachi 1:10-14)
6. Strafprediking tegen de priesters (Maleachi 2:1-9)
7. De ontrouw van het volk (Maleachi 2:10-16)
8. De komende boodschapper van de HEERE (Maleachi 2:17-3:5)
9. God wordt de tienden onthouden (Maleachi 3:6-9)
10. Belofte van zegen (Maleachi 3:10-12)
11. Ontrouwe dienaars (Maleachi 3:13-15)
12. Trouwe dienaars (Maleachi 3:16-18)
13. De dag van de HEERE (Maleachi 4:1-6)