1 De dag van de HEERE komt in vuur
1 Want zie, die dag komt,
brandend als een oven.
Dan zullen alle hoogmoedigen
en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden.
En de dag die komt, zal ze in vlam zetten,
zegt de HEERE van de legermachten,
Die van hen
wortel noch tak zal overlaten.
De dag die komt, is de dag van de HEERE, dat is de periode waarin Christus de wereldregering opeist en uitoefent. Dan is het over en uit met ‘de dag van de mens’ (1Ko 4:3), dat is de periode waarin de mens alles voor het zeggen heeft, de tijd waarin wij leven. De dag van de HEERE komt “brandend als een oven”, wat betekent dat die dag wordt ingeluid door oordeel. ‘Brandend als een oven’ geeft de intensiteit van het vuur aan, de hitte ervan, en toont de grootheid van de wraak van God (2Th 1:7-8).
De hoogmoedigen, die door de ontrouwe leden van Gods volk gelukkig worden geprezen (Ml 3:15), en de goddelozen van het volk zelf, zullen in het vlammende vuur van Gods oordeel niets meer dan stoppels zijn. Dat is alles wat er overblijft van de hooggeprezen hoogmoed. Het contrast tussen wat ze zich verbeelden in hun leven zonder God en wat ze zijn als het vuur van Gods oordeel tegen hen ontbrandt, kan niet dramatischer geschilderd worden.
Nog eens zegt Maleachi dat de dag die komt hen in vlam zal zetten. “Onze God is een verterend vuur” (Hb 12:29). Hij oordeelt radicaal allen die tegen Hem hebben gerebelleerd. Er blijft op aarde niets van hen over. “Wortel noch tak” wordt overgelaten. Het zijn de beide uiteinden van de boom: de wortel diep in de grond en de tak hoog in de lucht. Als de wortel is verdelgd, kan er niets meer uit groeien. Als de tak is verdelgd, kan die ook geen wortel meer schieten. Het oordeel is totaal. God zal alle ergernissen uit Zijn koninkrijk wegdoen en in de vuuroven werpen (Mt 13:41-42).
Het gaat hier overigens om de verschijning van de Heer Jezus op aarde en niet om Zijn komst voor de gemeente in de lucht. Van dit laatste zal geen ongelovige getuige zijn. Als Hij op aarde verschijnt, zal dat zijn samen met de gemeente.
2 - 3 De Zon der gerechtigheid gaat op
2 Maar voor u die Mijn Naam vreest,
zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn;
en u zult naar buiten gaan en dartelen
als kalveren uit de stal.
3 U zult de goddelozen vertrappen.
Voorzeker, stof zullen zij worden
onder uw voetzolen
op die dag die Ik bereiden zal,
zegt de HEERE van de legermachten.
We zien in deze twee verzen het enorme contrast tussen wat de goddelozen en wat de gelovigen te wachten staat. Opnieuw is hier sprake van het vrezen van de Naam van de HEERE (vers 2; Ml 3:16). Op aarde hebben ze voor die Naam geleden, maar als de Heer Jezus komt, zal de situatie voor hen totaal veranderen.
Na de donkere nacht van de grote verdrukking komt Hij als de Zon der gerechtigheid licht, warmte, vrijheid, vreugde en gezondheid brengen (vgl. Js 60:2; Ps 84:12a; Lk 1:78-79). “Hij is als het licht van de morgen, [wanneer] de zon opgaat, een morgen zonder wolken” (2Sm 23:4a). De zon is het symbool van heerschappij over de dag (Gn 1:16). Zo wordt de dag van de HEERE gekenmerkt door Zijn heerschappij.
De stralen van de zon worden vergeleken met vleugels waaronder genezing is. Als de Heer Jezus komt, zal Hij de vijanden van Zijn volk oordelen, terwijl Hij voor Zijn volk genezing brengt. Hij zal alle wonden die Zijn volk zijn toegebracht, genezen. Het zal naar lichaam en geest een gezond volk worden. Hij maakt alles goed. Hij brengt vergeving en genezing (Ps 103:3).
Zijn verschijning zal een einde maken aan de gedwongen verberging uit vrees voor het schrikbewind van de antichrist. De gelovigen zullen tevoorschijn komen uit hun schuilplaatsen. Ze zullen “dartelen als kalveren” die na de winter uit de stal in de vrijheid en in de warmte van de zon komen. Het is het beeld van het voorjaar.
Behalve dat de gelovigen van het overblijfsel zullen springen van vreugde, zullen ze ook door de Heer Jezus worden gebruikt om het oordeel over de goddelozen te voltrekken (vers 3). Zij die eerst zijn vertrapt, zullen nu hen vertrappen door wie ze vertrapt zijn. Het zal een omkering van de vroegere situatie zijn (vgl. 2Th 1:6-7).
Hier blijkt wel duidelijk dat Christus, wanneer Hij komt, geen wereld zal binnentreden die Hem verwelkomt. Hij komt niet in een wereld die voor Hem gewonnen is door het evangelie. Dan zouden er immers geen goddelozen te vertrappen zijn.
4 Mozes
4 Denk aan de wet van Mozes, Mijn dienaar,
die Ik hem geboden heb
op Horeb voor heel Israël,
[aan] de verordeningen en de bepalingen.
Maleachi begint aan zijn slotwoorden. Hij doet een laatste oproep aan het volk. Daarbij verbindt hij als laatste bijbelschrijver van het Oude Testament zich met de eerste bijbelschrijver, Mozes. Tussen hen ligt een periode van meer dan twaalfhonderd jaar. Omdat ze beiden door dezelfde Geest geleid zijn, is er tussen hen geen verschil van opvatting. Omdat er vierhonderd jaar lang geen profeet zal optreden totdat Johannes de doper gaat prediken, zal het volk van God des te meer zijn aangewezen op het Woord van God door Mozes.
Maleachi roept het volk op daaraan te denken. Ze moeten de wet van Mozes die God hem – niet gegeven, maar – “geboden” heeft, weer gaan lezen en in acht gaan nemen. Een terugkeer naar het Woord van God is de enige mogelijkheid tot herstel. Dat geldt voor alle tijden, ook voor ons vandaag (vgl. Js 8:20).
God heeft “op Horeb” de wet geboden “voor heel Israël”. De herinnering aan de wet van Mozes is de herinnering aan de onveranderlijke basis van Zijn verbond met hen. Hun veiligheid, en ook die van ons, ligt in gehoorzaamheid aan Gods Woord. We hebben het onveranderlijke Woord nodig. Als we dat vergeten, moeten we ernaar worden teruggevoerd.
5 - 6 Elia
5 Zie, Ik zend tot u
de profeet Elia,
voordat de dag van de HEERE komt,
die grote en ontzagwekkende [dag].
6 Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen,
en het hart van de kinderen tot hun vaders,
opdat Ik niet zal komen
en de aarde met de ban zal slaan.
In het vorige vers wordt Mozes als de wetgever voorgesteld. In deze beide laatste verzen zien we Elia. Zijn dienst was om het volk dat van Gods wet was afgeweken, terug te voeren tot gehoorzaamheid aan de wet. In deze laatste verzen worden Mozes en Elia met elkaar verbonden. De wet en de profeten blijven zolang de aarde bestaat. Ook zien we in Mozes een terugblik naar de oorsprong en in Elia een blik in de toekomst, hoe het zal zijn. De beoordeling van het heden moet altijd plaatsvinden in het licht van het verleden of dat van de toekomst.
Beide mannen samen zijn van grote betekenis geweest voor het volk van God en de betekenis van hun dienst blijft ook voor toekomstige geslachten. We ontmoeten hen samen op de berg van de verheerlijking in de tegenwoordigheid van de Heer Jezus (Mt 17:3). Dat is een voorsmaak van de tijd dat Christus in heerlijkheid regeert en alles in overeenstemming zal zijn met alles wat zij, in opdracht van God, aan het volk hebben voorgehouden.
Als de Heer met Zijn drie discipelen van de berg is gekomen, vragen zij naar Elia (Mt 17:9-13). Ze hebben op de berg iets geproefd van het komende koninkrijk. Maar ze weten ook van dit vers hier, in Maleachi. Ze hebben begrepen uit wat de schriftgeleerden hiervan zeggen, dat Elia eerst moet komen voordat de Messias geopenbaard kan worden. Nu hebben ze in de Heer Jezus de Messias gezien, echter zonder dat ze Elia vooraf hebben zien komen.
De Heer antwoordt dat Elia zeker eerst komt. Daarin hebben de schriftgeleerden gelijk, want dat is in overeenstemming met de profetie. Tegelijk voegt Hij eraan toe dat Elia alle dingen weer zal herstellen. De uitwerking van de komst van Elia is het herstel van alle dingen. Ook de Zoon des mensen moet nog komen, dat wil zeggen in heerlijkheid op aarde. Over die komst in heerlijkheid spreekt de Heer Jezus en in verbinding daarmee spreekt Maleachi hier (vers 5) over de komst van Elia. Ook in Openbaring 11 hebben we een verwijzing naar de dienst van Mozes en Elia in verbinding met de komst van de Heer Jezus naar de aarde (Op 11:3-6).
Voordat Hij op die manier zal komen, is het nodig dat Hij aan het volk wordt voorgesteld als de beloofde Messias om te zien of het volk Hem zal aannemen. Hij is in vernedering tot Zijn volk gekomen, om Zijn volk op de proef te stellen. Het resultaat daarvan is dat Hij verworpen wordt, zoals God heeft voorzegd in de profeten. Omdat Johannes de doper is gekomen in de geest en de kracht van Elia (Lk 1:17), kan de Heer Jezus zeggen dat Elia al gekomen is. Maar ze hebben Johannes als Zijn voorloper (Js 40:3-5; Ml 3:1) verworpen.
Na deze uitleg begrijpen de discipelen dat in Johannes de doper Elia al is gekomen, maar dat het volk als geheel niet naar zijn boodschap heeft geluisterd en daarom niet klaarstaat voor de ontvangst van de Messias. Maleachi heeft ook over de komst van Johannes de doper gesproken (Ml 3:1). Als Johannes de doper met zijn boodschap was aangenomen, zou hij Elia zijn geweest. Hij heeft zijn dienst verricht in de geest en de kracht van Elia en getuigd van de komende Messias.
Maar Johannes is onthoofd en Christus is gekruisigd. Daarom zal Elia nog eens komen. Hij zal dan weer komen om de harten op de proef te stellen met het oog op de komst van de Messias Die dan niet in vernedering maar in heerlijkheid komt. Over die komst van Elia spreekt Maleachi hier in de verzen 5-6.
Het doel van de komst van Elia is herstel bewerken tussen de generaties om ze geestelijk geschikt te maken de Messias te ontvangen (vers 6). De gezinnen gaan te gronde aan het verkwanselen van het gezag door de ouders. Gezag is het kader waarin de juiste verhoudingen tussen ouders en kinderen worden ontwikkeld. De duivel is bezig ons geestelijk te beroven van onze kinderen. Het komt door onze veranderde kijk op hen dat hij daarin slaagt. Daarom moeten eerst de harten van de vaders teruggebracht worden tot de kinderen. Daarna worden de harten van de kinderen teruggebracht tot hun vaders.
Deze hereniging is de basis van zegen. Als hier geen doorbraak komt, betekent dit dat de HEERE bij Zijn komst de aarde met de ban zal moeten slaan. De Heer Jezus zal bij Zijn komst de aarde inderdaad met de banvloek moeten slaan. We zien hoe kinderen de ouders in toenemende mate ongehoorzaam worden (2Tm 3:2). Steeds meer kinderen weten niet eens wie hun ouders zijn. Een normaal, bijbels gezinsleven verdwijnt meer en meer uit de samenleving.
Maar er zullen er ook zijn die door het werk van Gods Geest tot bekering komen. Zij luisteren naar de oproep tot bekering en worden hersteld in hun familierelaties. De banvloek treft hen niet. Als de Heer Jezus komt, gaan zij met Hem het vrederijk in. Daar zullen zij onder Zijn zegenrijke heerschappij alle zegeningen genieten die een familie maar op aarde genieten kan.
Met deze woorden over de dienst van Mozes en Elia eindigt het profetisch getuigenis van het Oude Testament. God stuurt geen boodschappers meer naar Zijn volk, totdat Hij in het Nieuwe Testament door Johannes de doper opnieuw tot hen gaat spreken.