1 - 7 Laatste dagen en zware tijden
1 Maar weet dit, dat er in [de] laatste dagen zware tijden zullen zijn; 2 want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedigen, lasteraars, [de] ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, 3 liefdeloos, onverzoenlijk, kwaadsprekend, onbeheerst, ruw, zonder liefde tot het goede, 4 verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God. 5 Ogenschijnlijk bezitten zij Godsvrucht, maar de kracht daarvan verloochenen zij. Wend je ook van dezen af. 6 Want onder hen zijn er, die de huizen binnensluipen en vrouwspersonen inpalmen die met zonden beladen zijn en gedreven worden door allerlei begeerten, 7 [vrouwen] die altijd leren en nooit tot kennis van [de] waarheid kunnen komen.
V1. Voor het doen van de wil van God zijn de omstandigheden niet bijzonder gunstig. Paulus wil dat je weet dat we in de “laatste dagen” leven en dat de tijden daarin zwaar zullen zijn. Met “laatste dagen” wordt aangeduid dat we in de slotfase van het tijdperk van de gemeente als getuigenis op aarde zijn aangekomen. Met “zware tijden” wordt aangeduid dat je niet meer altijd duidelijk onderscheid ziet tussen ware christenen en zij die het alleen in naam zijn. De duivel zal al zijn krachten inspannen om zoveel mogelijk christenen ontrouw te laten worden aan de Heer. Hij zal als altijd proberen om christenen te laten zondigen, maar hij zal extra inzetten op het invoeren van wereldse elementen in het christen-zijn.
V2-4. Dat blijkt uit de lijst met kenmerken die Paulus vervolgens opsomt. Als je deze lijst namelijk vergelijkt met de lijst in Romeinen 1 (Rm 1:29-32) zie je een grote overeenkomst. Alleen gaat het in Romeinen 1 om kenmerken van mensen die leven zonder God, terwijl het hier kenmerken zijn van mensen die belijden met God in verbinding te staan. Zo zie je dat de duivel bezig is door het invoeren van wereldse elementen het christelijk getuigenis uit te hollen en tot niet meer dan een lege huls te maken. Hierdoor komt dezelfde ontaarding die onder de heidenen bestond onder de dekmantel van het christendom weer tevoorschijn. Zo wordt aan de zonden van Romeinen 1 die van de huichelarij toegevoegd.
Als we de lijst langs gaan, zie je hoe talrijk de vormen zijn waarin het kwaad bij godsdienstige mensen tot uiting komt. We hoeven niet lang bij elke uiting stil te staan. Probeer wel eerlijk voor jezelf te zijn en de dingen die je in je eigen leven herkent, voor de Heer te belijden en met Zijn hulp niet meer te doen of te zijn.
1. De lijst begint veelzeggend met “zelfzuchtig”. Letterlijk staat er ‘zichzelf liefhebben’.
2. Het volgende is “geldzuchtig”, letterlijk ‘geldliefde’, het materialisme.
3. Als ze hun mond opendoen, blijken ze “grootsprekers” te zijn.
4. Wat ze zeggen, toont aan dat ze “hoogmoedigen” zijn.
5. “Lasteraars” spreken slechte woorden over anderen met de bedoeling hen te beschadigen.
6. Ze hebben geen eerbied voor hun vader en moeder, maar zijn “[de] ouders ongehoorzaam”. Het toont de teloorgang van het familieleven aan.
7. Deze mensen zijn ook “ondankbaar”. Ze hebben een houding die alles voor vanzelfsprekend houdt. Ze willen op hun wenken bediend worden. Het is het overtrokken gevoel van recht hebben op alles wat ik wil en daarvoor niemand hoeven te bedanken.
8. Vaak leven zulke mensen een “onheilig” leven, een leven dat is vervuld van onreinheid en goddeloosheid.
9. Ze zijn “liefdeloos”. Van liefde is bij hen geen sprake. Er is zelfs geen natuurlijke liefde, wat zich kan uiten in homorelaties.
10. Ook zijn ze “onverzoenlijk”. Ze kunnen met niemand samenleven en zijn niet bereid een ander iets te vergeven.
11. Graag stellen ze een ander in een kwaad daglicht wat zich uit in “kwaadsprekend” zijn.
12. Zelfbeheersing kennen ze niet, “onbeheerst” laten ze zich gaan,
13. waarbij ze “ruw” gedrag in woord en daad niet schuwen.
14. Dat komt omdat ze leven “zonder liefde tot het goede”. Ze hebben geen oog en geen smaak voor het goede. Ze lijken wel robots. Er is nauwelijks iets menselijks in hun optreden.
15. “Verraders” zijn bereidwillig om te verraden. Judas is er een voorbeeld van (Lk 6:16; vgl. Hd 7:52).
16. Zonder na te denken over eventuele gevolgen spreken en handelen ze “roekeloos”. Waarschuwen is zinloos.
17. “Opgeblazen” als ze zijn, staan ze zelf in het middelpunt van hun denken.
18. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de lijst besluit met het absolute dieptepunt dat ze “meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God” zijn. De liefde voor God is verdrongen door de liefde voor genot.
De hele lijst beschrijft een leven dat slechts bestaat uit het najagen van zelfzuchtige doelen, waarbij de aanspraken van God genegeerd worden.
V5. Het gaat hier om werktuigen van de vijand die de schijn hebben dat ze in vrees voor God leven. Het is slechts een vorm (Mt 23:25). Hun leven straalt niet de kracht van een leven met God uit. Ze loochenen zelfs dat God hun enige kracht kan geven. Het Woord van God, dat levend en krachtig is, laten ze dicht. Ze hebben zo hun eigen ideeën over God. God is voor hen Iemand Die in hun behoeften voorziet, terwijl ze voor het voldoen aan die behoeften op zichzelf rekenen. In feite zijn zij zelf God. Met zulke mensen kun je je niet permitteren in contact te blijven. Met hen moet je niet discussiëren, maar je moet je van hen afwenden.
V6. In zo’n gezelschap kunnen mensen die verkeerde dingen spreken en leren om het getuigenis van God te ondermijnen gemakkelijk binnensluipen. Dikwijls zijn het vrouwen door wie de valse leer wordt verspreid. In het algemeen zijn vrouwen emotioneler aangelegd. Daar is op zich niets mis mee en hoeft ook niet automatisch tot een handelwijze als hier beschreven te voeren. Johannes schrijft niet voor niets zijn tweede brief, die juist over dwaalleer gaat, aan een vrouw (2Jh 1:1). Zij wordt geacht een dwaalleraar te herkennen.
Maar als bij een vrouw emotie de boventoon voert en ze ook nog eens in de zonde leeft, daarin gedreven door een verdorven innerlijk, zullen dwaalleraren in haar een willig werktuig vinden. De dwaalleraar hoeft slechts zo’n vrouwspersoon te vleien en hij heeft haar voor zich gewonnen. Hij kan haar vervolgens zo manipuleren, dat zij de verspreider van zijn dwaalleringen wordt.
V7. Het zijn vrouwspersonen die wel willen leren. Ze zijn altijd hongerig naar nieuwe leringen. Maar in plaats van “tot kennis van [de] waarheid” te komen wijken ze steeds verder van de waarheid af. Ze zoeken altijd, maar komen nooit tot een vaste overtuiging. Er zijn tegenwoordig veel nieuwe leringen die inspelen op een verlangen naar geestelijk leven. Deze leringen bevatten een evangelie zonder het kruis, zonder een gestorven en opgestane Christus.
De oorzaak dat iemand niet tot kennis van de waarheid kan komen, ligt vaak in het feit dat men zich niet aan de waarheid onderwerpt, maar de waarheid aan zich wil onderwerpen, die naar eigen hand en gevoelen wil zetten. De emotie bepaalt het waarheidsgehalte. Als het goed voelt, is het waar, zo zegt men dan. Maar om tot de kennis van de waarheid te komen moet er eerst een levende verbinding met de Heer Jezus zijn.
Lees nog eens 2 Timotheüs 3:1-7.
Verwerking: Welke waarschuwingen liggen er in dit gedeelte voor jou?
8 - 15 Maar jij …
8 Zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes hebben verzet, zo verzetten ook dezen zich tegen de waarheid, mensen, bedorven van denken, verwerpelijk wat het geloof betreft. 9 Maar zij zullen niet verder voortgaan; want hun onzinnigheid zal aan allen geheel duidelijk worden, zoals ook bij die [beiden] het geval was. 10 Maar jij hebt nauwkeurig nagevolgd mijn leer, mijn wijze van doen, mijn bedoeling, mijn geloof, mijn lankmoedigheid, mijn liefde, mijn volharding, 11 mijn vervolgingen, mijn lijden, zoals mij is overkomen in Antiochië, in Iconium, in Lystra, zulke vervolgingen als ik heb verdragen, en uit alle heeft de Heer mij gered. 12 En ook allen die Godvruchtig willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden. 13 Maar boze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en misleid worden. 14 Maar jij, blijf in wat je geleerd hebt en waarvan je volkomen overtuigd bent, daar je weet van wie je het hebt geleerd, 15 en omdat je van jongs af <de> heilige Geschriften kent, die je wijs kunnen maken tot behoudenis door [het] geloof dat in Christus Jezus is.
V8. We zijn nog in het gedeelte dat de tijd beschrijft waarin veel mensen uiterlijk doen alsof ze christen zijn, maar het van binnen, innerlijk, niet zijn. Dit is het gevolg van het verdraaien van de waarheid. De waarheid wordt geïmiteerd, maar er is geen innerlijke band met Christus Die de waarheid is. Imitatie is misschien wel het sterkste wapen van de duivel. Paulus haalt het voorbeeld aan van twee Egyptische tovenaars, van wie hij de namen blijkt te kennen, die Mozes imiteerden (Ex 7:11,22; 8:7). Dit optreden van deze tovenaars gebeurde vlak voor het uittrekken van het volk van God uit Egypte.
Dat is ook nu zo. Wij leven in de laatste dagen, vlak voor de opname van de gemeente uit de wereld, waarin imitatiechristenen zich steeds duidelijker manifesteren. De Heer Jezus heeft ook gewaarschuwd voor mensen die beweren dat zij de Christus zijn (Mt 24:5,23-24). In de eindtijd zullen tekenen en wonderen gebeuren die de schijn hebben van God te komen, maar die van de leugen afkomstig zijn (2Th 2:9; vgl. Hd 2:22). Johannes waarschuwt: “Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn” (1Jh 4:1). De geesten beproeven kan door Christus als toetssteen te nemen. Vraag wat men van Hem vindt en toets dat aan het Woord.
De tactiek van de duivel is niet nieuw. Al in de tijd van Mozes bediende hij zich van imitatie. Het leek ook nog dat hij succes kon claimen. De tovenaars hadden Mozes toch nagedaan? Ze hadden toch niet gefaald? Nee, maar zij oefenden hun toverkunsten uit in verzet tegen Mozes. Hun doel was het volk van God in slavernij te houden. Op gelijke wijze verzetten de hedendaagse ‘Jannessen’ en ‘Jambressen’ zich tegen de waarheid. Zo wordt elke verwijzing naar een spoedige opname van de gemeente uit de wereld door hen met bespotting beantwoord (2Pt 3:3-4).
Dat zij “bedorven van denken” zijn, is het resultaat van het openstellen van hun hart voor de duivel en zijn boze machten. Wat zij als geloof prediken, komt uit deze bron voort. Het is alleen waard om verworpen, weggegooid, te worden zonder er verder enige aandacht aan te schenken. Het biedt geen steun voor het heden en geen hoop voor de toekomst.
V9. Soms lijkt het alsof deze slechte mensen ongeremd hun gang kunnen blijven gaan. Dan lees je hier dat God een grens heeft gesteld aan hun verwerpelijke optreden, zowel in tijdsduur als in hun daden. De tovenaars in de dagen van Mozes werden ontmaskerd op het moment dat het erom ging leven uit de dood tevoorschijn te brengen (Ex 8:18). Zo kunnen schijnchristenen bogen op theologische ontdekkingen, maar ze hebben daardoor nooit een mens nieuw leven kunnen geven. De reikwijdte van hun daden is beperkt. Voor het geloof is daardoor de onzinnigheid van deze tovenaars helemaal duidelijk.
Ook de tijdsduur van hun optreden loopt op zijn einde. Je hoeft niet te verwachten dat het optreden van ‘christelijke tovenaars’ langzaam zal afnemen. Het zal alleen maar heftiger worden. Maar aan het huidige tijdperk, dat van de gemeente, komt een einde. Voor de misleiden en ongelovigen zal hun onzinnigheid ook geheel duidelijk worden als de Heer Jezus in heerlijkheid geopenbaard zal worden.
V10. Zolang we nog op aarde zijn, voorziet de Heer Jezus ons van hulpmiddelen om bewaard te blijven bij Hem. Hoe dat werkt, zie je in het voorbeeld dat Paulus van zichzelf aan Timotheüs voorstelt. Het contrast tussen de ‘christelijke tovenaars’ en wat je van Paulus ziet, is enorm.
Paulus richt zich tot Timotheüs en wijst op zijn eigen voorbeeld, zoals de oude Elia de jonge Elisa meenam langs diverse plaatsen om hem te onderwijzen (2Kn 2:1-10). Elia nam Elisa bij de hand en gaf hem inzicht in de toestand van het volk. Daarom kon Elisa in de geest en de kracht van Elia naar het volk gaan, met een dubbel deel van diens geest. Timotheüs kan de gemeente dienen in de geest en kracht van Paulus door te kijken naar hoe hij alles heeft gedaan. Niet dat Paulus iets nieuws tegen Timotheüs zegt. Hij herinnert hem er slechts aan, want Timotheüs heeft het al nauwkeurig onderzocht. Hij is niet zomaar achter Paulus aan gegaan.
1. Als eerste wijst Paulus op “mijn leer”. Dat kan alleen hij, de apostel, zeggen. De leer is de basis. Zonder leer kan er geen praktijk zijn.
2. Paulus leerde niet alleen, hij kan ook wijzen op “mijn wijze van doen”. Hij paste, wat hij aan onderwijs doorgaf, consequent toe in zijn leven. Zijn leven is op zijn leer gegrond.
3. Ook in zijn “bedoeling” was hij helder. Hij had geen verborgen bedoelingen. Hij had een duidelijk doel voor ogen, waarnaar Timotheüs niet hoefde te raden. Zijn bedoeling was in alles Christus te verheerlijken, wat het hem ook mocht kosten.
4. Uit wat hij leerde, in hoe hij deed en uit zijn bedoeling bleek zijn “geloof” in en zijn trouw aan de Heer. Vol vertrouwen op Hem vervulde Paulus zijn dienst. Daarin ontmoette hij vijandschap en werd hij op de proef gesteld.
5. Juist in die situatie heeft Timotheüs zijn “lankmoedigheid” gezien. Hij reageerde niet geërgerd en vergold niet kwaad met kwaad.
6. Vijandschap bracht zijn “liefde” voor de Heer en de Zijnen aan het licht.
7. Ook zijn “volharding” was opmerkelijk. Bij alle tegenstand en verlaten worden was hij niet bij de pakken gaan neerzitten. Hij was niet bezweken voor druk, maar doorgegaan met wat de Heer hem had opgedragen.
8. V11. Ieder die zijn mond opent in de verkondiging van de waarheid, krijgt met “vervolgingen” te maken. Dat wijst op de onzekerheid van vrijheid, nergens een plaats van rust hebben, want ze zitten achter je aan.
9. Zijn vrijheid is hij ook meerdere keren kwijtgeraakt. Zijn vijanden hebben hem toen niet gespaard, maar hem laten “lijden” (2Ko 11:24-25a). Hij spreekt met name over drie plaatsen die hij tijdens zijn eerste zendingsreis aandeed (Hd 13:14,50-51; 14:5-8,19-20).
Paulus heeft al die vervolgingen verdragen, maar hij beroemt zich daar niet op alsof hij een prestatie heeft geleverd. De Heer krijgt de eer, want Die heeft hem “uit alle” benauwdheden gered (Ps 34:20). ‘Uit alle’ laat zien dat er niets is wat Paulus kon tegenhouden, hoe erg de tegenstand ook was. ‘Uit alle’ laat ook zien dat Paulus erin is geweest en niet ervoor bewaard is gebleven.
V12. Het voorgaande geldt niet alleen voor Paulus, maar ook voor alle christenen “die Godvruchtig willen leven in Christus Jezus”. Als jij met eerbied voor God je leven leeft in gemeenschap met Christus Jezus, zal vervolging ook jouw deel zijn. Vervolging is niet alleen letterlijk tegenstand en achterna gezeten worden, maar ook onbegrip en verachting. Dat ervaar je als je op welke wijze ook voor de Heer uitkomt. Het geldt niet voor alle christenen. Als je geen smaad wilt lijden, moet je gewoon niet laten blijken dat je de Heer kent. Je moet het “willen”. Vervolging is alleen het deel van trouwe christenen.
V13. Deze vervolging zal niet verminderen, want “boze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan”. Het woord voor ‘bedriegers’ is letterlijk ‘tovenaars’. Dat zou best wel eens kunnen wijzen op het toenemen van het occultisme. Misschien heb je ook wel eens gehoord van christenen die hun heil zoeken bij magnetiseurs. Ze zeggen dat deze mensen beweren hun gave van God te hebben gekregen. Zo misleiden zij zelfs christenen, terwijl deze figuren zelf ook misleid worden door de duivel.
Denk er goed aan dat dit ‘boze mensen’ zijn. Het zijn instrumenten van de duivel, aan wie ze zich hebben uitgeleverd. Met al hun mooie praatjes zoeken ze niet jouw geluk, maar jouw verderf.
V14. Opnieuw komt er een “maar jij” (vgl. vers 10). Dit geeft de tegenstelling met het vorige vers aan. In dat vers is de omgeving geschilderd waarin jij je bevindt, een omgeving die volledig tegen God en Zijn Woord ingaat. Om van de invloed daarvan gevrijwaard te blijven geeft Paulus een waarborg aan Timotheüs. Op deze zekerheid kan Timotheüs vertrouwen om standvastig te blijven in de waarheid en in het genot van de behoudenis van God. Hij moet blijven in wat hij heeft geleerd en zich niet met nieuwe leringen inlaten. Er ontbreekt niets aan wat hij heeft geleerd, er valt ook niets aan te verbeteren.
Hij is daarvan ook volkomen overtuigd omdat hij het heeft geleerd van iemand aan wie het rechtstreeks door Goddelijke inspiratie is bekendgemaakt en die gezag van God heeft om het mee te delen. Paulus is een unieke dienaar. Wat hij heeft geleerd, zijn leer, hebben wij in Gods Woord.
De leraren die de Heer als gave aan Zijn gemeente heeft gegeven, brengen geen nieuwe waarheden. Zij leggen de waarheden uit van de apostelen, waarheden die in Gods Woord staan. Onze bron is niet Calvijn of Darby, maar het Woord van God. Het is niet nodig je woorden kracht bij te zetten door te wijzen op bepaalde leraren, hoezeer je die ook behoort te waarderen en hoe begenadigd ze ook waren of zijn.
V15. Een tweede reden voor Timotheüs om te blijven in wat hij heeft geleerd, zijn de “heilige Geschriften”, die hij “van jongs af” kent. De woorden van de apostel zijn in geen enkel opzicht in tegenspraak met de Geschriften van het Oude Testament – dat zijn die “heilige Geschriften” –, maar er volkomen mee in overeenstemming. Timotheüs is erin onderwezen door zijn moeder en grootmoeder. Dit is een belangrijke aanwijzing voor ouders om hun kinderen zo jong mogelijk met de Schrift bekend en vertrouwd te maken.
Het Woord is op schrift gesteld, waardoor God het als blijvend gezag kan gebruiken. Alles wat van blijvend nut is voor de gemeente, is opgeschreven in de Schriften. Het is ook van blijvend nut voor je persoonlijke geloofsleven. Je vindt in de Schrift alles wat je nodig hebt om je ‘wijs te maken tot behoudenis’.
Zonder Gods Woord leidde je een verloren leven. Door Gods Woord ben je tot geloof in Christus Jezus gekomen. Je bent behouden voor de eeuwigheid. Wanneer je als christen leeft zonder Gods Woord in alles te raadplegen, zul je een verloren leven leiden. Het luisteren naar de Schrift maakt je wijs om alle valkuilen van het leven te omzeilen en veilig bij de Heer aan te komen.
Lees nog eens 2 Timotheüs 3:8-15.
Verwerking: Welke tegenstellingen tref je in dit gedeelte aan?
16 - 17 Alle Schrift
16 Alle Schrift is door God ingegeven en nuttig om te leren, te weerleggen, te verbeteren en te onderwijzen in [de] gerechtigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust.
Deze twee verzen zijn de moeite waard om een heel stukje aan te wijden. Ze geven je een niet te overtreffen beschrijving van het belang van de Schrift. Het is nodig om dat te benadrukken omdat de aanvallen op de inspiratie en de inhoud van de Schrift onophoudelijk doorgaan en in heftigheid toenemen. Een van die aanvallen is de stelling dat we Gods Woord in de Bijbel hebben. Deze formulering opent de mogelijkheid dat we ook woorden in de Bijbel hebben die niet van God komen. Het is van groot belang vast te houden aan de woordelijke inspiratie van de Schrift.
V16. “Alle” wil zeggen dat er geen gedeelten zijn die minder of meer dan andere gedeelten zijn ingegeven. De ingeving heeft niet betrekking op de bijbelschrijvers, maar op wat in Gods Woord staat. God heeft de bijbelschrijvers ingegeven wat ze moesten opschrijven. “Ingegeven” slaat niet op de boodschap, alsof de bijbelschrijvers die vervolgens ieder op hun eigen manier konden verwoorden, alsof wel de inhoud, maar niet de vorm geïnspireerd zou zijn.
De woorden zijn hun ingegeven om die op te schrijven, zodat ook woorden van ongelovigen en zelfs van de duivel opgetekend staan. God wilde die woorden van deze ongelovigen en van de duivel in Zijn Woord hebben die voor ons belangrijk zijn om te weten. Dat alle Schrift “door God ingegeven” is, wil dan ook zeggen dat elk woord dat in de Bijbel staat, erin staat omdat God de bijbelschrijver heeft ingegeven precies dat woord op te schrijven. Als Paulus hier spreekt over “Schrift” – en niet ‘Schriften’ –, onderstreept dat de eenheid van alle bijbelboeken als een geheel, “en de Schrift kan niet verbroken worden” (Jh 10:35b).
In de oorspronkelijke taal waarin het Nieuwe Testament is geschreven, het Grieks, is ‘door God ingegeven’ één woord. Letterlijk staat er ‘Godgeblazen’, wat kan slaan op ‘door God uitgeblazen’, maar ook op ‘door God ingeblazen’. Het is allebei waar. Als we zeggen dat God de woorden van de Schriften heeft ‘uitgeblazen’, legt dat de nadruk op het feit dat de woorden van de Schrift Zijn woorden zijn. Het zijn woorden die uit Hem zijn voortgekomen en zijn opgeschreven zoals Hij wilde dat ze opgeschreven werden. Als we zeggen dat het woorden zijn die Hij heeft ‘ingeblazen’, legt dat de nadruk op het feit dat Hij ze in mensen blies en dat Hij Zijn woorden door menselijke instrumenten in de Schrift heeft laten vastleggen.
Dat God de boeken Zelf inspireerde, geeft aan de bijbelboeken Goddelijk gezag. Met inspiratie hangen samen: betrouwbaarheid, onfeilbaarheid of foutloosheid en het absolute gezag van de Bijbel.
God heeft Zijn Woord gegeven vanwege het nut ervan voor jou. Het woord “nuttig” heeft de betekenis van ‘ondersteuning’, ‘hulp’, ‘voordeel’. Het Woord helpt je, het ondersteunt je in jouw activiteiten als mens Gods. Het maakt je bekwaam om alle goed werk te verrichten. Alle goed werk is elk werk waarin de rechten van God zichtbaar worden in een christenheid die voor een groot deel met die rechten geen rekening houdt.
Om dat op de juiste manier te doen is Gods Woord in de eerste plaats gegeven “om te leren”. De Schrift leert jou Wie God is, Wie de Heer Jezus is en wie de mens is. De Schrift leert over tal van onderwerpen, zoals zonde, verlossing, de waarde van het bloed van Christus, de gemeente, heiliging, de toekomst. Het is belangrijk om de Schrift te lezen om deze onderwerpen te leren kennen. Het bestuderen van de Schrift om ‘de leer’ te kennen heeft als bijkomend effect dat je je niet vlug zult laten meeslepen door je gevoelens. In de christenheid zijn nogal wat stromingen die drijven op gevoelens. Het gaat in zulke bewegingen meer om wat je ervaart, dan om wat je leest in de Bijbel.
Er is een ander gevaar waarop je moet letten als je graag de leer van de Schrift wilt leren kennen. Dat gevaar is dat je je beperkt tot een leerstellig begrijpen van de Schrift, zonder je aan de levende kracht ervan over te geven. Dan ben je te vergelijken met iemand die het water van een stromende beek in een bak doet, waardoor het volkomen tot stilstand komt. Dat zal de uitwerking zijn als je allerlei samenkomsten afloopt en bijbelcommentaren verslindt zonder dat je hart het Woord in zich opneemt. Het blijft dan beperkt tot verstandelijke kennis. Het tegenovergestelde gevaar is, te zeggen dat al die bijbelstudie maar niets is, dat het alleen om praktisch christendom gaat. Maar hoe is praktisch christendom denkbaar, als je niet weet wát je in praktijk moet brengen?
De eerste uitwerking van gezonde bijbelstudie zal zijn dat je God dankt voor alles wat je uit de Schrift hebt mogen leren. Prijs en aanbid Hem voor elk onderwijs. Vervolgens houdt gezonde bijbelstudie ook in dat alles wat je uit de Schrift hebt mogen leren, invloed zal hebben op de praktijk van je leven.
Het tweede nut van de Schrift is dat je in de Schrift een machtig wapen in handen hebt om valse beweringen “te weerleggen”. Je ziet in Mattheüs 4 hoe de Heer Jezus beweringen van de duivel door middel van aanhalingen uit de Schrift weerlegt (Mt 4:1-10).
De duivel kan tot je komen bijvoorbeeld in de gedaante van je godsdienstleraar die de Bijbel bekritiseert, of van iemand die aan je deur komt, of van een vooraanstaand figuur in de christenheid. Zij kunnen, net als de duivel, ook zeggen: ‘Er staat geschreven.’ Dan moet je weten hoe je hen moet weerleggen. Let eens op hoe de Heer Jezus te werk gaat als Hij door de duivel wordt verzocht. Op elke uitdaging antwoordt Hij eenvoudig met: “Er staat geschreven” (Mt 4:4,7,10). Nadat de Heer drie keer uit de Schrift heeft geciteerd, gaat de duivel er vandoor.
De manier waarop de Heer Jezus te werk gaat, is een voorbeeld om na te volgen. Hij heeft de duivel niet met Goddelijke macht weggejaagd, maar door gebruik te maken van het middel dat ook jou ter beschikking staat. Daarvoor moet je wel bijbelteksten paraat hebben. Je moet je oefenen in het gebruik ervan. Heb je wel eens gehoord van ‘memoriseren’? Daarmee wordt bedoeld het uit je hoofd leren van bijbelteksten. Doe dat zoveel je maar kunt. Het komt niet aan op het winnen van een debat. Een debat met de duivel verlies je altijd. Je moet niet discussiëren, maar het Woord zelf laten spreken.
“Verbeteren” is het derde nut van de Schrift. Iedere christen heeft verbetering nodig. Soms wil je een weg opgaan die niet goed is of dingen gaan doen die niet goed zijn, zonder je dat bewust te zijn. Door het biddend lezen van de Schrift zul je dat ontdekken. Je wilt immers graag de wil van God doen? God spreekt tot je in de Schrift en helpt je zo de juiste weg te vinden of te doen wat juist is. Het is levensgevaarlijk om tevreden te zijn met jezelf, alsof er niets te verbeteren zou zijn. In de spiegel van het Woord zie je dat er altijd dingen te verbeteren zijn.
De aansporing tot verbetering is niet bedoeld om je te ontmoedigen, maar juist om je moed in te spreken. De bedoeling is niet om je prestatiegericht, maar ‘Christusgericht’ te maken. En wie van allen die zich op Hem richten, durft te zeggen dat er niets meer te verbeteren valt?
Het vierde nut is het “onderwijzen in [de] gerechtigheid”. Daarbij gaat het niet om de leer van de gerechtigheid van God, om je positie voor God door het geloof in de Heer Jezus. Het sluit daar natuurlijk wel op aan en staat ermee in verband, maar gerechtigheid wordt hier gezien met het oog op de praktijk. Waar het hier om gaat, is dat jij leeft in overeenstemming met je positie. Daarvoor heb je onderwijs nodig. Je moet worden ‘getraind’ of ‘opgevoed’ in de gerechtigheid.
Die training of opvoeding onderga je als je de Bijbel leest. Je krijgt dan onderwijs hoe je gedrag behoort te zijn tegenover God en mensen. Je wordt erin getraind om God te geven waar Hij recht op heeft. Je krijgt er ook les in hoe je je naaste moet geven waar hij recht op heeft. In het woord ‘gerechtigheid’ ligt in feite het hele christelijke leven opgesloten.
V17. God heeft Zijn Woord, de Schrift, gegeven met een doel. Dit doel, aangegeven door het woord “opdat”, is dat “de mens Gods volkomen is, tot alle goed werk ten volle toegerust”. Voor minder ga je niet als je de Bijbel leest. De Schrift wil jou tot een ‘mens Gods’ vormen. Het is de moeite waard om eens na te gaan wie er in de Bijbel allemaal ‘mens Gods’ worden genoemd. Je zult ontdekken dat het allemaal mensen zijn die in geestelijk donkere tijden voor de belangen van God zijn opgekomen. Zij hebben Hem vertegenwoordigd tegenover mensen die van Hem zijn afgeweken.
Als in de samenleving en ook in de christenheid steeds minder rekening met God wordt gehouden, laat een ‘mens Gods’ in zijn of haar leven zien dat God er is en hoe Hij is. In zo’n mens worden de eigenschappen van God zichtbaar. God openbaart Zich door hem of haar heen. God gebruikt daarvoor mensen die op niets anders dan op de Schrift steunen. ‘Mens Gods’ is een eretitel. De eeuwige, almachtige God verbindt Zich met een zwak, sterfelijk mens als deze zich door de Schrift wil laten vormen.
De Schrift maakt een ‘mens Gods’ “volkomen”, dat wil zeggen dat hij door de Schrift tot volle rijpheid wordt gebracht. Dat betreft de persoon. De Schrift geeft ‘de mens Gods’ ook alles wat nodig is om “alle goed werk” te doen. Dat betreft zijn werk. Als jij een ‘mens Gods’ wilt zijn, word je niet toegerust voor je taak door een academische opleiding. De toerusting voor het werk dat je opgedragen krijgt, vind je in de Schrift.
Ik hoop vurig dat je ernaar verlangt een ‘mens Gods’ te zijn. Dan zul je in de Schrift alles vinden wat aan je verlangens beantwoordt.
De ware mens Gods op aarde was de Heer Jezus. Hij liet als Mens alle eigenschappen van God op volmaakte wijze zien te midden van een volk dat God de rug had toegekeerd. Op Hem ga je lijken naarmate de Schrift in je hart meer voet aan de grond krijgt. De Schrift vormt je naar Zijn model.
Lees nog eens 2 Timotheüs 3:16-17.
Verwerking: Wil jij een mens Gods zijn? Hoe kun je dat worden?