Inleiding
In deze psalm volgt Gods antwoord op het gebed in Psalm 28 waarin is gevraagd om oordeel over de vijanden. God zal op Zijn tijd Zijn stem vol kracht en majesteit laten klinken. Dat zal het oordeel van de goddeloze en redding en vreugde voor het overblijfsel betekenen.
In deze psalm horen we geen roepen van een ellendige die in nood is, maar wordt de macht van God getoond. Dat gebeurt om de getrouwe te bemoedigen. Hij Die voor hem zorgt, is machtiger dan alle machtige heersers van de aarde die het nu nog voor het zeggen hebben en het leven voor de getrouwen vaak zo moeilijk maken.
De beschrijving van Gods macht wordt verbonden aan Zijn stem die wordt vergeleken met een hevig donderend onweer. Daarmee wordt duidelijk dat God groter is dan Baäl, de Kanaänitische afgod van de storm en de donder. Zijn stem is het antwoord op de stem van David (Ps 28:2). Een van de karakteristieke kenmerken van een persoon is zijn stem. David herkent in het onweer de stem van God (vgl. Jb 37:2-5a).
1 - 2 Geef God de eer
1 Een psalm van David.
Geef de HEERE, machtige heersers,
geef de HEERE eer en macht.
2 Geef de HEERE de eer van Zijn Naam,
buig u voor de HEERE neer in Zijn heerlijke heiligdom.
Voor “een psalm van David” (vers 1a) zie bij Psalm 3:1.
In deze psalm roept David de machtige heersers, de groten der aarde, op om God “eer en macht” te geven (vers 1b). Het is duidelijk dat hij niet bedoelt dat zij God iets moeten geven wat Hij niet bezit, maar dat hij oproept tot de erkenning daarvan. Ze moeten Hem “de eer van Zijn Naam geven” (vers 2). In de verzen 1b-2 wordt meerdere keer tegen de machtige heersers gezegd dat Hij “de HEERE” is, de Naam die Zijn verbond met Zijn volk benadrukt. In de hele psalm komt die Naam achttien keer voor. Er ligt duidelijk nadruk op (vgl. Js 42:8).
De opdracht is terecht: “Buig u voor de HEERE neer in Zijn heerlijke heiligdom.” Dat zal zonder enige weerstand gebeuren. Waar Hij woont, is alles heerlijk en heilig. Er is bij Hem geen tegenstelling tussen heerlijkheid en heiligheid. Een van Zijn heerlijkheden is Zijn heiligheid. Beide kenmerken van Hem dwingen de machthebbers van de aarde tot een buigen voor Hem.
Het drie keer herhaalde “geef”, lijkt een zekere onwilligheid in te houden. Maar ze ontkomen er niet aan. Eens zal elke knie Zich voor Hem buigen en elke tong zal belijden dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader (Fp 2:10-11).
3 - 9 De machtige stem van God
3 De stem van de HEERE [klinkt] over de wateren,
de God der ere dondert;
de HEERE is op de grote wateren.
4 De stem van de HEERE is [vol] kracht,
de stem van de HEERE is [vol] glorie.
5 De stem van de HEERE breekt de ceders,
ja, de HEERE verbreekt de ceders van de Libanon.
6 Hij doet de Libanon huppelen als een kalf
en de Sirjon als een jonge, wilde os.
7 De stem van de HEERE hakt vurige vlammen uit [de wolken].
8 De stem van de HEERE doet de woestijn beven,
de HEERE doet de woestijn Kades beven.
9 De stem van de HEERE doet de hinden jongen werpen
en ontschorst de wouden;
maar in Zijn tempel zegt eenieder: [Hem zij] de eer!
De psalm wordt gekenmerkt door een herhaling van woorden, waardoor de indruk van repeterende donderslagen wordt gewekt. Zeven keer wordt in deze verzen over “de stem van de HEERE” gesproken. Hieraan ontleent deze psalm de bijnaam: de psalm van de zeven donderslagen.
Met uitzondering van de zevende keer klinkt “de stem van de HEERE” steeds in verbinding met oordeel. De zevende keer spreekt de stem van God om nieuw leven voort te brengen. Dat Zijn stem zeven keer machtig klinkt, kan niet anders dan diep ontzag voor die Majesteit bewerken. Zijn werken zijn machtig en machtig is ook Zijn besturing van de geschiedenis. In deze verzen worden Zijn heerlijkheid en eer over de hele schepping beschreven: over de lucht, de zee, het land en de woestijn.
De eerste keer horen we de stem van de HEERE “over de wateren” klinken (vers 3). Wateren zijn vaak een beeld van de volken die in opstand tegen God leven (vgl. Js 57:20). “De God der ere dondert” schrikaanjagend over hen. God is “op de grote wateren”, Hij heerst over hen, ze zijn in Zijn macht. Daarom kan Hij Zijn volk bewaren als ze door het water moeten gaan (Js 43:2; Ex 14:21-22).
De stem van God is vol kracht en glorie (vers 4). Als God spreekt, is dat altijd met kracht. Hij openbaart Zich in Zijn spreken, er wordt dan iets zichtbaar van Hem. We zien dat in de schepping (Gn 1:3,6,9,11,14,20,24). Alles komt tot stand door Zijn machtige spreken; en wat Hij heeft geschapen, houdt Hij ook in stand door het woord van Zijn kracht (Hb 1:3). In de schepping zien we “Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid” (Rm 1:20). Daarin spreekt Hij (Ps 19:2) en openbaart Hij Zich. En als Hij Zich openbaart, verheerlijkt Hij Zich.
Gods macht en majesteit komen in een storm tot uiting, ze worden daarin tastbaar. Een storm is een spreken van God. Daardoor worden ceders gebroken, ja, “de ceders van de Libanon” (vers 5). Ceders zijn hier een beeld van de hoogmoedige mens, die door de HEERE vernederd zal worden (Js 2:11-13,17). Niet alleen de hoogmoedige mens wordt vernederd, maar hele volken, die worden vergeleken met bergen als “de Libanon” en “de Sirjon” (vers 6), dat is de berg Hermon (Dt 3:8-9). Sirjon is de Fenicische naam voor de berg Hermon. De Fenicische naam onderstreept dat in deze psalm een tegenstelling wordt benadrukt met de Fenicische afgod Baäl.
Deze machtige bergen in het noorden van Israël gaan door Zijn stem huppelen “als een kalf” en “als een jonge, wilde os”. Hij handelt ermee alsof het speelse, jonge dieren zijn. Bergen zijn voor ons, mensen, onwankelbaar, maar door de stem van God gaan zelfs deze onwankelbare bergen huppelen als een kalf en een jonge, wilde os.
Anders dan de omringende verzen die uit twee parallelle zinnen bestaan, bestaat vers 7 slechts uit één krachtig vers dat we dan ook kunnen beschouwen als middelpunt en kern van deze psalm. De aardbeving die door het spreken van God in het vorige vers is ontstaan, gaat gepaard met de vurige vlammen die God als het ware uit de wolken hakt. Het lijkt op Zijn glinsterend zwaard waarmee Hij wraak brengt over Zijn tegenstanders (Dt 32:41; vgl. Op 19:15). Tegenover die grootheid verschrompelt de mens (Jr 10:13-14).
Van de Libanon en de Sirjon in het noorden raast de storm door naar de woestijn Kades in het zuiden (vers 8). Het hele land wordt door Gods oordelen geteisterd als vergelding voor het vergieten van het bloed van onschuldige mensen.
Door Zijn stem brengt God nieuw leven tevoorschijn (vers 9). Dit vers verwijst terug naar het begin van Psalm 22, “de hinde van de dageraad” (Ps 22:1). Die hinde wordt hier tot hinden die jongen werpen. Door de verbinding met Psalm 22 kunnen we zeggen dat God nieuw leven geeft op grond van de dood van de Gezalfde. De hinde is een beeld van het gelovig overblijfsel (vgl. Ps 42:2). Zij gaan door de grote verdrukking heen, waarin ze zo vaak aan het leven hebben gewanhoopt, en komen daarna als het ware tot nieuw leven.
De wouden worden door de storm ontschorst. De bomen staan er na de storm kaal bij. Al hun glorie is verdwenen. De bomen zijn hier een beeld van de grootsheid van de mens (Dn 4:20-22). In dit beeld zien we dat de mens na de oordelen van God volledig ontdaan is van al zijn heerlijkheid en naakt voor God staat. God verheerlijkt Zich door het oordeel.
Na de reiniging van het land wordt het heiligdom gereinigd. De tempel zal worden herbouwd door de antichrist die zich daar als God zal laten aanbidden. Daarop grijpt God in, want wie in Zijn tempel komt, moet Hem de eer geven. Overal, in de hele schepping, is de eer van God zichtbaar. Niemand zal meer iets of iemand anders aanbidden. Iedereen zal tegen Hem zeggen wat ze zien: Eer!
10 - 11 God is Koning voor eeuwig
10 De HEERE troont boven de watervloed,
ja, de HEERE troont als Koning voor eeuwig.
11 De HEERE zal Zijn volk kracht geven,
de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede.
Deze verzen zijn de verhoring van het gebed in de verzen 1-2. In vers 10 zien we Wie de HEERE is als Degene Die macht heeft over alles. In vers 11 zien we Wie Hij is voor Zijn volk.
Zijn macht over alles toont Hij in Zijn heerschappij over de watervloed (vers 10). Dit spreekt van het oordeel dat Hij over de aarde brengt, een oordeel dat vergelijkbaar is met de “watervloed” van de zondvloed (Gn 6:17). De HEERE “troont” daarboven, Hij heerst erover, het is Zijn oordeel. Maar net als bij de zondvloed toen bewaart Hij ook dan een overblijfsel tijdens de oordelen.
Zoals er na de zondvloed toen een nieuwe wereld tevoorschijn kwam, zo is ook deze oordeelsstorm nodig wil er een nieuwe wereld, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, kunnen komen (Js 65:17-25). Op die door oordeel gereinigde aarde mag het door Hem gespaarde overblijfsel wonen onder de heerschappij van de Heer Jezus, Die als Koning vanuit Jeruzalem regeert. Zijn heerschappij eindigt niet, het is een eeuwige heerschappij (Dn 2:44).
God heeft de kracht van de machtige heersers van vers 2 weggenomen en geeft die aan “Zijn volk” (vers 11). Israël zal met de HEERE in hun midden de wereldheerschappij uitoefenen en dat doen vanuit de vrede waarmee het door Zijn God is gezegend. Er zal een overvloed van vrede zijn die de hele aarde zal vullen (Ps 72:7-8). Het is de rust die na de onstuimige stormen op aarde heerst.
Voor de praktijk van ons geloofsleven is de psalm een bemoediging. Wie in moeilijkheden is omdat hij door de wereld vijandig wordt behandeld, ziet hier dat God alles in handen heeft. Hij heeft de macht om de krachtigste tegenstand neer te slaan. Als het gelovig hart dat bedenkt, krijgt het kracht om te volharden en is er vrede in Hem.