Inleiding
Eindelijk zijn alle vijanden uitgeschakeld. Nu kan alle aandacht worden gericht op Sion, Jeruzalem. De “stad van God” (vers 3) is nu de civiele en godsdienstige hoofdstad van de wereld. Deze psalm beschrijft de verhouding tussen Sion en de volken, en is de verdere uitwerking van wat we hebben gelezen in Psalm 86 (Ps 86:9). Het gaat nu om de tijd van de wedergeboorte van de aarde (Mt 19:28).
1 - 3 Gods liefde voor Zijn stad
1 Een psalm, een lied van de zonen van Korach.
Zijn fundament rust op de heilige bergen.
2 De HEERE heeft de poorten van Sion lief
boven alle woningen van Jakob.
3 [Zeer] heerlijke dingen worden over u gesproken,
stad van God! \Sela\
Deze “psalm” wordt “een lied” genoemd (vers 1a). Met ‘een lied’ wordt gewoonlijk een loflied bedoeld. Het is een lied van het overblijfsel, van zowel de twee stammen als de tien stammen. Dit is “heel Israël” dat behouden is geworden (Rm 11:26).
Voor “van de zonen van Korach” zie bij Psalm 42:1.
De psalm bezingt de toekomstige heerlijkheid van Sion als de moederstad van alle volken (vgl. Js 2:1-4), als een vreugde voor heel de aarde (Ps 48:3). Dit is ze omdat God haar heeft uitgekozen en Zijn fundament ervoor heeft gelegd (vers 1b; vgl. Hb 11:10). Hij heeft Zijn stad op “Zijn fundament” gebouwd (vgl. Js 14:32). Dat fundament zijn “de heilige bergen” (vgl. Ps 3:5; 15:1; 99:9). Daarop “rust” Zijn fundament. Het spreekt van stabiliteit, van een stabiele en duurzame vrede.
Het fundament en daarmee de stabiliteit van Sion is gelegen in het feit dat zij door de liefde van God is uitverkoren (vers 2; vgl. Dt 12:5,14,18,21). Daarom is het een “stad van God”, dat betekent zowel een geweldig grote stad – een overtreffende trap, zoals in Jona 3 van Ninevé staat (Jn 3:3) – als de stad waar God Zelf aanwezig is (Ez 48:35; Op 14:1; vgl. Js 60:14).
Ook de gemeente van de levende God, het nieuwe Jeruzalem, is gebouwd op een fundament dat God heeft gelegd. Dat fundament is Jezus Christus, de Zoon van de levende God (1Ko 3:10; Mt 16:18). Dit fundament is gelegd door de apostelen en profeten in hun onderwijs over de gemeente (Ef 2:20).
Het fundament en de ligging van de stad onderscheiden haar van alle andere steden. Het zijn heilige bergen, want Hij heeft die bergen van alle andere bergen voor Zichzelf en Zijn stad afgezonderd. Het zijn heilige bergen, want Hij heeft haar die verheven plaats boven alle andere steden gegeven (vgl. Jr 31:23). Dat er van ‘bergen’, meervoud, gesproken wordt, kan te maken hebben met het feit dat Jeruzalem op meerdere heuvels is gebouwd.
God heeft de stad gekozen omdat Hij haar liefheeft (vers 2; Ps 78:68; vgl. Dt 7:6-8). In de stad zelf is niets wat haar aantrekkelijker zou maken dan andere steden. Ze is van oorsprong juist afstotelijk (Ez 16:1-5), maar Hij heeft Zich in liefde over haar ontfermd en haar aantrekkelijk gemaakt (Ez 16:6-8).
“De HEERE heeft de poorten van Sion lief” omdat ze toegang geven tot de stad om ook deel te krijgen aan Zijn zegen. De poorten kenmerken de stad als een stad die toegankelijk is. De mensen komen in drommen door de poorten de stad binnen om de HEERE te aanbidden. Poorten zijn ook de plaats waar recht wordt gesproken. Ze spreken van het gezag van God in de stad. Het is ook de plaats van de regering van de stad (Ru 4:1-10) van waaruit het recht en de macht worden uitgeoefend.
De stad steekt niet alleen in natuurlijk opzicht, door zijn ligging op de bergen, boven andere steden uit. De stad gaat ook in de liefde die God voor haar heeft “boven alle woningen van Jakob” uit. Er zijn veel mooie woningen of steden in Israël, maar naar niet één daarvan gaat Zijn hart zo uit als naar deze stad.
De “[zeer] heerlijke dingen” zijn de dingen die God in haar heeft bewerkt (vers 3). Ze worden door de profeten in hun profetieën over de stad uitgesproken. Het zijn ook dingen die door de volken en hun koningen worden opgemerkt en waarover door hen wordt gesproken. Er is veel over haar zonden op te merken, maar in Christus zijn er alleen heerlijke dingen te vermelden. Hetzelfde geldt voor de gemeente.
Al die zeer heerlijke dingen betreffen de “stad van God”. Alles in de stad weerspiegelt Zijn heerlijkheid. Dit kan alleen op de toekomst slaan, want Jeruzalem is nu niet de stad van God, God woont er nu niet. Israël is nog altijd Lo-Ammi, niet Mijn volk (Hs 1:9). Als Hij weer in de tempel Zijn intrek neemt, zal Hij daar weer wonen (Ez 43:1-7; 48:35).
4 - 6 Deze is daar geboren
4 Ik noem Rahab en Babel onder wie Mij kennen;
zie, de Filistijn en de Tyriër, met de Cusjiet:
die zijn daar geboren.
5 Van Sion wordt gezegd:
Man voor man is erin geboren.
De Allerhoogste Zelf doet haar standhouden.
6 De HEERE telt hen [erbij],
wanneer Hij de volken opschrijft,
[en zegt]: Deze is daar geboren. \Sela\
Nadat de Korachieten de heerlijkheid van de stad hebben bezongen, beschrijven ze hoe kinderen uit verschillende volken tot Sion worden gerekend (vers 4). Ze worden gerekend als kinderen die daar zijn geboren. Dit veronderstelt een relatie met de HEERE. Er worden vijf volken genoemd, waaruit mensen bij de stad gaan horen omdat zij Hem erkennen. Zij leveren hun oude burgerschap in en krijgen het burgerschap van Sion. Ze worden niet ingelijfd in Israël, maar in Gods stad.
Eerst worden twee voormalige grootmachten genoemd: Rahab en Babel. Beide zijn wereldmachten geweest die over Israël hebben geheerst. Babel is de macht ten noorden van Israël en Egypte is de macht ten zuiden ervan. Rahab is Egypte (Js 30:7; 51:9; Ps 89:11). Ook Egypte zal in het vrederijk de HEERE kennen en dienen (vgl. Js 19:25). Het tweede rijk, Babel, verwijst profetisch naar het herstelde Romeinse rijk (Jesaja 40-48; Openbaring 17-18). Ondanks de verwoesting van Europa in de eindtijd zullen er weer mensen in Europa zijn die de HEERE zullen dienen. Allen die door genade aan de wereldmachten zijn onttrokken, worden aan Sion toegerekend. Zij keren zich tot de God van Israël keren en leren Hem kennen.
Rahab betekent hoogmoed en Babel verwarring. Beide machten zijn in het verleden vijandig zijn geweest tegenover Israël. Aan beide machten komt een einde (Js 2:11-17). De komst van de HEERE is het einde van alle hoogmoed. Ook de puinhopen van verwarring die door Babel zijn veroorzaakt, zullen door Christus, Die meer is dan Kores (Js 44:26-28), verdwijnen.
Naast deze wereldmachten is daar “de Filistijn” die Israël zo vaak in het land heeft bevochten om het land dat door God aan Israël is gegeven in bezit te nemen. Verder is daar nog “de Tyriër”. Hij vertegenwoordigt de economische macht, de wereld van rijke en trotse handelaren. Hij heeft zich over de val van Jeruzalem verheugd vanwege het handelsvoordeel dat hij daarvan meende te hebben (Ez 26:2). Ten slotte wordt gewezen op “de Cusjiet”. Hij vertegenwoordigt de verder weg gelegen volken.
Individuele inwoners van deze gebieden leggen hun vijandschap af. Als deze mensen (uit de volken) de HEERE willen leren kennen, moeten zij naar Sion reizen om onderwijs te ontvangen (Js 2:3). Daar zullen zij tot bekering en tot geloof komen, daar worden zij opnieuw geboren (vgl. Mt 19:28) en daarom worden zij beschouwd als te zijn geboren in Sion.
God zegt van hen dat zij “daar”, dat is in Sion, “geboren” zijn. Ze worden allemaal gezien als burgers van de stad van God, waardoor ze deelhebben aan de zegeningen die God de stad schenkt. Paulus spreekt met betrekking tot de nieuwtestamentische gelovigen op dergelijke wijze over “het Jeruzalem dat boven is, … en dat is onze moeder” (Gl 4:26).
De zegen in verbinding met Sion is niet zozeer voor volken als geheel. Het is een individuele zegen (vers 5). In de stad, die eerst kinderloos was, neemt het inwonertal voortdurend toe (vgl. Js 54:1-3). De stad zal door de toename aan individuen niet verdeeld worden, maar een eenheid blijven. Daar zorgt God voor, “de Allerhoogste Zelf doet haar standhouden”. Zijn aanwezigheid garandeert de continuïteit van de vrede. De HEERE heeft haar fundament gelegd (vers 1) en Hij zal haar ook bevestigen en onderhouden. Dan zal Jeruzalem naar waarheid naar de betekenis van haar naam ‘de stad van de vrede’ zijn.
De HEERE houdt nauwkeurig bij wie de burgerrechten van Zijn stad heeft (vers 6). Hij telt ieder mee die door een nieuwe geboorte in Zijn stad is. Bij die telling wordt niemand vergeten. Dat Hij telt, geeft de zekerheid dat iemand voor altijd bij de ‘getelden’ behoort. Voor zo iemand is het zoengeld betaald (Ex 30:11-16). Alle getelden worden bij het volk van God gerekend (vgl. Jr 33:13).
Van ieder van hen zegt de HEERE als een waarmerk: “Deze is daar geboren.” Zo iemand is geteld en opgeschreven. Dit geeft de getelde de absolute zekerheid dat hij nooit meer uit de stad van God zal worden verwijderd. Het zegel van het eigendomsrecht van God staat onverbreekbaar op hem. Het is ermee als met de schapen van de Heer Jezus, van wie Hij zegt dat niemand hen uit Zijn hand kan rukken (Jh 10:28).
7 Al mijn bronnen zijn in U
7 De zangers evenals zij die [in reien] dansen, [zingen]:
Al mijn bronnen zijn in u!
Al de gunstbewijzen die aan de volken zijn gedaan, brengen tot uitbundige vreugde-uitingen. Zij die in Sion wonen, zijn “zangers”. Ook zijn er die in reien dansen om uiting aan hun vreugde te geven. Een deel van de inwoners zingt, een ander deel danst. In een grote samenzang zingen ze allemaal over Sion: “Al mijn bronnen zijn in u” (vgl. Ps 46:5; Op 22:1-2; Ez 47:1-12). Ze kunnen dat zeggen omdat de HEERE, Die de bron van levend water is, daar is (Js 12:3; vgl. Jr 2:13). Sion is de stad van de genade. Allen die daarin zijn opgenomen, zijn daar op grond van genade.
Ze zingen over ‘al mijn bronnen’ omdat de werkelijke bron van Sion, de Messias, de HEERE, daar woont. Hij is de bron van alle zegen en vreugde in het vrederijk. Tijdens Zijn leven op aarde heeft Hij over de stad gehuild (Lk 19:41). Nu kan Hij Zich met haar verheugen over alles wat in haar is, want dat is alles van Hem afkomstig. Hij kan die vreugde en zegen geven op grond van Zijn lijden op het kruis (Jh 7:37-39). Dat lijden wordt indringend in de volgende psalm beschreven.