1 - 2 Een nieuwe naam
1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn,
totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans,
en haar heil als een brandende fakkel.
2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien
en alle koningen uw luister;
u zult met een nieuwe naam genoemd worden,
die de mond van de HEERE bepalen zal.
De verzen 1-6 sluiten direct aan op het vorige hoofdstuk. De profeet, als type van de Messias en het gelovig overblijfsel, zal niet zwijgen en niet stil zijn, totdat “haar gerechtigheid” en “haar heil” voor Sion “als een lichtglans” en “als een brandende fakkel” zullen opgaan (vers 1). Hij kan niet stil zijn zolang Sion nog verdrukt wordt. Maar als haar gerechtigheid en haar heil zijn gekomen, zal er een totaal nieuwe situatie voor het volk zijn ontstaan, waarover in het vorige hoofdstuk ook al is gesproken.
Sion ofwel Jeruzalem is de plaats die God heeft uitgekozen om daar Zijn Naam te doen wonen. Daarom zal Christus niet rusten (vgl. Ru 3:18) totdat Sion geworden is tot een hoofdstad voor de volken, zowel religieus als staatkundig (Ps 48:2-3). Daarom zal Christus niet zwijgen, Hij zal spreken tot God en voorbede doen voor het volk, totdat Hij de zaak tot een einde heeft gebracht, totdat al Gods beloften, die ook wat Sion betreft in Hem ja en amen zijn (2Ko 1:20), vervuld zijn.
De volken zullen een Israël zien dat van de HEERE een nieuwe naam heeft gekregen (vers 2). Nu is het nog zo, dat vanwege hen de Naam van God onder de volken wordt gelasterd (Rm 2:24). Dat verandert als Israël weer Gods volk is en een nieuwe naam heeft. Die nieuwe naam van Israël luidt: “DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID” (Jr 33:16). Zo zullen de volken Israël noemen, terwijl zij verbaasd zullen kijken naar de gerechtigheid en de luister van dit eens berooide volk. Koningen die het land hebben veroverd en verwoestingen hebben achtergelaten, zullen de herkregen heerlijkheid van dat land bewonderen.
“DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID” is echter ook de Naam van God Zelf in het vrederijk (Jr 23:6). De HEERE en Israël hebben dezelfde naam! Dat komt doordat Jeruzalem straks als de aardse bruid van Christus met Hem verenigd zal zijn. Dan mag Israël als Gods verloste volk ook Zijn Naam dragen.
3 Wat Sion voor de HEERE betekent
3 U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE
en een koninklijke tulband in de hand van uw God.
De beeldspraak waarin de toestand van Sion in dit vers wordt beschreven, is uitzonderlijk mooi. De stad is “een sierlijke kroon” en “een koninklijke tulband”. De “kroon” wordt gedragen door een koning. De “tulband” is wat de hogepriester draagt (Ex 28:4,39; Zc 3:5). Kroon en tulband worden hier niet gezien op het hoofd, maar de kroon is “in de hand van de HEERE” en de tulband is “in de hand van uw God”. De tweede regel van het vers zegt hetzelfde als de eerste regel, maar met andere woorden. Hierdoor wordt de gedachte versterkt. De Naam “HEERE” legt er de nadruk op dat Hij met Zijn volk in een verbondsrelatie staat. Dat Hij ook “uw God” wordt genoemd, benadrukt dat Hij de enige en almachtige God van Zijn volk is.
De kroon en de tulband zijn kroonjuwelen in Zijn hand. Daarmee wil de Schrift zeggen dat in Zijn hand het volk Israël de kenmerken zal vertonen van koning (kroon) en priester (tulband), net als de Heer Jezus Zelf, Die als de ware Melchizedek zowel Koning als Priester zal zijn.
Er worden twee verschillende Hebreeuwse woorden voor “hand” gebruikt. Het eerste woord is de open hand, die macht aangeeft en het tweede woord is de palm van de hand, die aangeeft dat de hand iets laat zien. Samen stellen zij de intense vreugde van het hart van de HEERE voor in het openbaren van Zijn genade en verlossende macht. We mogen hierin de functies van koninklijk gezag en priesterschap zien die beide in Christus zijn verenigd. Israël zal deze tweevoudige hoedanigheid met Christus delen.
Velen hebben geprobeerd, en de antichrist zal dat als laatste proberen (Op 13:11), om gezag uit te oefenen over zowel het burgerlijke als het godsdienstige leven. Maar zoals dat al de hele geschiedenis van de mensheid is gebleken, zal ook de laatste poging van de antichrist mislukken (Ez 21:26). Alleen in Christus zijn deze twee functies op volmaakte manier met elkaar verbonden en worden door Hem op volmaakte manier uitgeoefend (Zc 6:13).
4 - 5 Sion weer aangenomen
4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene,
en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij,
maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar,
en uw land: getrouwde;
want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden.
5 Want [zoals] een jongeman trouwt met een jonge vrouw,
[zo] zullen uw kinderen trouwen met u;
[zoals] een bruidegom zich verblijdt over [zijn] bruid,
[zo] zal uw God Zich over u verblijden.
In de komende dag zal Jeruzalem niet meer de “verlatene” genoemd worden en het land zal niet langer “woestenij” genoemd worden (vers 4). De stad krijgt namen die uiting geven aan de liefde van het hart van de HEERE voor haar. Ze wordt genoemd “Mijn welgevallen is in haar”, wat de vertaling is van hefziba, de naam van de vrouw van Hizkia, de moeder van Manasse (2Kn 21:1) en tijdgenoot van Jesaja.
Hij noemt het land “getrouwde”. Hij heeft het land een tijd niet als zodanig kunnen erkennen vanwege haar ontrouw (vgl. Hs 1:9). Als zij zich heeft bekeerd, zal Hij de huwelijksband, die Hij nooit verbroken heeft, weer openlijk erkennen (vgl. Hs 2:18-19).
Zijn liefde zal net zo sterk en vol zijn als de liefde van een pasgetrouwde (vers 5). De gedachte in elk deel van dit vers is die van het winnen van een onvervreemdbaar recht door de bruidegom om ‘te hebben en te houden’.
6 - 7 Aanhoudende voorbede
6 Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld.
Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet.
U die [het volk] aan de HEERE doet denken,
gun u geen rust.
7 Ja, geef Hem geen rust,
totdat Hij Jeruzalem gegrondvest heeft
en gesteld heeft
tot een lof op aarde.
Met het oog op dit alles heeft de HEERE wachters op de muren van Jeruzalem aangesteld die dag en nacht bij de HEERE tussenbeide treden voor de stad. Ze roepen tot Hem met het oog op de treurige toestand waarin Jeruzalem verkeert, totdat Zijn voornemens met betrekking tot Zijn aardse volk zijn vervuld (verzen 6-7). De HEERE zegt met het aanstellen van wachters als het ware dat Hij Zelf de voorbede heeft geregeld. De wachters symboliseren hen die bidden voor de vrede van Jeruzalem. Daarmee tonen zij opnieuw aan dat zij verenigd zijn met de HEERE, eensgezind met Hem in het zoeken naar het herstel van Israël (vgl. vers 1).
Die speciale voorbede zou onze voortdurende bezigheid moeten zijn met het oog op onze situatie als gelovigen die ook in een eindtijd leven te midden van de puinhopen van het christelijk getuigenis (1Pt 4:7). Net als zij Hem geen rust gunnen, moeten wij dat ook niet doen, maar voortdurend bij Hem aandringen in de gebeden voor Zijn volk (vgl. Lk 11:5-10; 18:1-8).
8 - 9 Jeruzalem wordt nooit meer prijsgegeven
8 De HEERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand
en bij Zijn sterke arm:
Nooit zal Ik uw koren meer geven
als voedsel aan uw vijanden,
en nooit zullen vreemdelingen [meer] uw nieuwe wijn drinken
waarvoor u zich ingespannen hebt!
9 Maar wie het inzamelen, zullen het eten
en de HEERE prijzen,
en wie hem oogsten, zullen hem drinken
in de voorhoven van Mijn heiligdom.
Deze verzen geven het antwoord op de gebeden. Het antwoord ligt vast, maar Hij wil voor de vervulling van Zijn voornemen de voorbede van de Zijnen gebruiken. De Heer wil gebeden zijn. Het kennen van de wil van God maakt niet passief, maar brengt juist tot het gebed dat die wil ook zal worden uitgevoerd. God spoort door Zijn Geest gelovigen aan om dingen van Hem te bidden die Hij besloten heeft om te geven. Dat is bidden in de Heilige Geest (Jd 1:20).
Hier verklaart de HEERE met een eed dat de heidense machten nooit meer het land zullen plunderen (Js 10:13-14) en de rechtmatige eigenaren zullen beroven van de resultaten van hun gezwoeg (vers 8). Ze zullen genieten van de oogst en de HEERE ervoor loven (vers 9).
Dit herinnert ons er op een krachtige wijze aan dat wij er een gewoonte van zullen maken om de Heer dagelijks te danken voor alles wat Hij ons aan materiële welvaart geeft in de vorm van eten. Onze dankzegging voor de maaltijd mag nooit een formaliteit worden. Het moet komen uit een hart dat zich altijd bewust is van de goedheid van God. Het voedsel dat wij eten wordt “geheiligd door Gods Woord en door gebed” (1Tm 4:4-5).
Verder zullen zij die in de komende dag de wijn hebben ingezameld die “drinken in de voorhoven van Mijn heiligdom”. Zij zullen met vreugde opgaan naar het huis van de HEERE met harten die overstelpt zijn van dankbaarheid.
10 Oproep uit Babel weg te trekken
10 Ga door, ga door, de poorten door,
bereid de weg voor het volk,
verhoog, verhoog de gebaande weg,
zuiver [hem] van stenen,
steek een banier omhoog boven de volken.
Het voortdurend opgaan naar het huis van de HEERE in het vorige vers krijgt in dit vers een levendige vooruitblik in een bevel dat nog moet worden uitgevaardigd. Om in Gods huis te komen en de Messias te zien zal Zijn volk door de poorten van Jeruzalem gaan. De weg daarheen moet worden bereid, dat wil zeggen dat deze van hindernissen moet worden vrijgemaakt (vgl. Js 40:3; 57:14). Er zal een verhoogde baan, een koninklijke weg, worden aangelegd waarlangs men naar Israël gaat. Dit heeft ook een geestelijke toepassing, want ook elke hindernis voor een geestelijke zegen zal uit het hart van Israël worden verwijderd.
Onder de banier van de Messias, dat is onder Zijn bescherming, zullen ze door de landen van heidense volken trekken. Zo zijn wij weggetrokken uit het geestelijk Babylon onder de banier van het evangelie op weg naar het hemelse Jeruzalem, terwijl wij door de wereld trekken waar misleidende struikelblokken uit de weg moeten worden geruimd die onze voortgang willen hinderen.
Alles wat een struikelblok vormt, alles wat het genot van een vrije en voortdurende toegang tot de troon van de genade hindert, alles wat onze gemeenschap met God in de weg staat, moet worden weggedaan. Vaak is er veel rommel die moet worden opgeruimd, zoals wereldse verbindingen en vleselijke verlangens.
11 - 12 De HEERE komt als Verlosser
11 Zie, de HEERE heeft het doen horen
tot aan het einde der aarde:
Zeg tegen de dochter van Sion:
Zie, uw heil komt,
zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich
en Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit.
12 Zij zullen hen noemen: het heilige volk,
de verlosten van de HEERE,
en u zult genoemd worden: Gezochte,
Stad die niet verlaten is.
Deze verzen beschrijven de vervulling van de beloften voor Israël. De stem van de HEERE zal over de hele aarde klinken om bekend te maken dat het heil voor Sion is gekomen (vers 11). Het heil is hier een Persoon. Hij komt! Het ‘heil’ is in het Hebreeuws yasha, een woord dat terugkomt in de naam Jezus. Jezus betekent ‘de HEERE is heil’. Als Hij komt, komt Hij ook met loon voor hen die Hem trouw zijn gebleven (Op 22:12).
De volken zullen Israël erkennen als “het heilige volk, de verlosten van de HEERE” (vers 12). De stad die door niemand is gezocht, maar is veracht, zal “Gezochte, Stad die niet verlaten is”, worden genoemd. Velen zullen naar die stad gaan om haar heerlijkheid en schoonheid te zien. Ze zullen de wonderen van Gods genade en kracht erin geopenbaard zien. De stad zal vol mensen zijn en de straten zullen gevuld zijn met vrolijk spelende jongens en meisjes (Zc 8:4-5).