Inleiding
Dit hoofdstuk begint niet met een ‘last’, want Cusj is een bondgenoot van Egypte. Daarom zijn dit hoofdstuk en het vorige nauw met elkaar verbonden.
De achtergrond van de opdracht die de HEERE in dit hoofdstuk aan Jesaja geeft, is dat sommigen in Juda hulp verwachten van Egypte en Cusj. Om zich tegen het sterke Assyrië te kunnen verzetten nemen veel landen de toevlucht tot het sluiten van een verbond met landen die diezelfde dreiging zien. Voor Juda zou dit echter een ongehoorzaamheid aan de HEERE zijn en een bewijs van gebrek aan vertrouwen op Hem.
1 Assyrië neemt Asdod in
1 In het jaar van de komst van de opperbevelhebber naar Asdod, toen Sargon, de koning van Assyrië, hem gezonden had en hij tegen Asdod streed en het innam –
Het begint met de verovering van Asdod, een Filistijnse stad, door Assyrië. De opperbevelhebber van de koning van Assyrië neemt Asdod in, ondanks het feit dat Filistea door Egypte wordt gesteund. Filistea ligt vlak bij Juda. De verovering van Asdod moet grote beroering in Juda hebben veroorzaakt. Juda heeft ook behoefte aan de steun van Egypte en Cusj, terwijl toch gebleken is dat de steun van Egypte voor Filistea van geen betekenis is.
Asdod ligt op de weg van Assyrië naar Egypte en kan daarom worden beschouwd als de poort van Egypte. De val van Asdod is een waarschuwing en een teken voor Juda om zijn vertrouwen niet op mensen te stellen, ook niet op Egypte en zijn bondgenoot Cusj. Wie zijn vertrouwen stelt op mensen, zal beschaamd worden.
2 Jesaja beeldt een boodschap uit
2 in die tijd sprak de HEERE door de dienst van Jesaja, de zoon van Amoz: Ga, maak het rouwgewaad van om uw middel los en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed dat. [Daar] ging hij [dan], naakt en barrevoets.
Met het oog op de omstandigheden van het vorige vers krijgt Jesaja een bijzondere opdracht van de HEERE (vers 2; vgl. Ez 4:1-8; Hs 1:2-9). Hij moet de verovering van Egypte en Cusj door Assyrië uitbeelden door maar liefst drie jaar lang zonder mantel en schoenen door Juda te lopen. “Naakt” betekent niet ‘bloot’, maar zonder bovenkleed (vgl. 2Sm 6:20).
Door zonder mantel en schoenen te lopen gedraagt hij zich als een slaaf of een krijgsgevangene. Al die tijd ook is hij blootgesteld aan weer en wind, aan koude en regen. Profeten zijn niet slechts een spreekbuis van God, maar zijn met hun hele persoon bij hun boodschap betrokken (Js 8:18). Voor de eindtijd heeft zijn boodschap ook betekenis, want in de eindtijd zal Assyrië, dat is de koning van het noorden, Egypte ook binnenvallen en veroveren (Dn 11:42).
3 - 6 Betekenis van het optreden
3 Toen zei de HEERE: Zoals Mijn dienaar Jesaja drie jaar naakt en barrevoets rondloopt, [als] teken en wonder voor Egypte en Cusj, 4 zo zal de koning van Assyrië de gevangenen van Egypte en de ballingen uit Cusj wegvoeren, jong en oud, naakt en barrevoets, de billen bloot, [tot] schande van Egypte. 5 Men zal ontsteld en beschaamd zijn vanwege Cusj, hun verwachting, en vanwege Egypte, hun eer. 6 En de bewoners van deze kuststreek zullen op die dag zeggen: Zie, zo is het [gegaan] met onze verwachting, waar wij naartoe vluchtten om hulp, om gered te worden van de koning van Assyrië! Hoe zullen wíj dan ontkomen?
Als de drie jaren voorbij zijn, wordt de uitleg van deze opdracht gegeven (verzen 3-4). Met zijn optreden heeft Jesaja de boodschap afgegeven dat het volk er net zo uit zal zien als hij, als zij vasthouden aan hun verbond, of de wens daartoe, met Egypte en Cusj. De HEERE zal namelijk deze twee landen, waar Hizkia en Juda hun steun bij zoeken, laten overkomen wat Jesaja heeft uitgebeeld (vers 5).
Wat Jesaja doet, is een teken en wonder voor het volk. Een wonder hoeft niet bovennatuurlijk te zijn. In dit geval kun je ook vertalen: een wonderlijk teken, dat wil zeggen een teken dat bewondering oproept. Een teken wil zeggen dat het wonder een betekenis en boodschap heeft.
Het is een waarschuwing voor het volk van God en in feite voor elk volk en ieder mens om bij bedreiging door een vijand geen steun bij mensen te zoeken (vers 6), maar om in nood de toevlucht te nemen tot God. Egypte kan niet helpen. Een beroep daarop is tevergeefs. Van menselijke hulp zal altijd blijken dat deze volledig tekortschiet (Ps 60:13; Jr 17:5-8).