1 - 3 De blijde boodschap
1 De Geest van de Heere HEERE is op Mij,
omdat de HEERE Mij gezalfd heeft
om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen.
Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart,
om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen
en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis;
2 om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE
en de dag van de wraak van onze God;
om alle treurenden te troosten;
3 om aangaande de treurenden van Sion te beschikken dat hun gegeven zal worden
sieraad in plaats van as,
vreugdeolie in plaats van rouw,
een lofgewaad in plaats van een benauwde geest,
opdat zij genoemd worden eiken van de gerechtigheid,
een planting door de HEERE, om Hem te verheerlijken.
Zoals Jesaja 50 en Jesaja 53 ons Christus en Zijn lijden hebben geschilderd, openbaart dit hoofdstuk ons Hem in de volle genade van Zijn Persoon met betrekking tot de zegen voor Israël. Tot het einde van het vorige hoofdstuk is de HEERE de Spreker. Nu komt er een verandering van heerlijkheid. Die verandering zien we in vers 1 van dit hoofdstuk in de verandering van de Spreker Die optreedt. Het is hier niet meer de HEERE, maar het is Christus Die hier spreekt. Dat blijkt uit wat de Heer Jezus in de synagoge in Nazareth zegt, waar Hij aangeeft dat dit Schriftwoord van Jesaja dat Hij zojuist heeft voorgelezen in Hem is vervuld (Lk 4:17-21).
In dit vers vinden we de drie-enige God. De naam “Heere HEERE” is de vertaling van Adonai Jahweh. Deze Naam komt vier keer voor in Jesaja 50 (Js 50:4-9). De zalving vindt plaats bij de doop van de Heer Jezus, als de Heilige Geest in de gedaante van een duif op Hem neerdaalt (Lk 3:21-22). De zalving wordt ook genoemd bij de aankondiging van de Knecht van de HEERE: “Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd” (Js 42:1). Zijn zalving betekent Zijn bijzondere toerusting voor Zijn dienst als Koning, Priester en Profeet.
In dit gedeelte van Jesaja leren wij dat de dienst van Christus drievoudig is:
1. een dienst in genade (verzen 1-2a),
2. een dienst om te oordelen (vers 2b) en
3. een dienst om te herstellen (vers 2c).
Het is opmerkelijk dat de Heer Jezus in Nazareth alleen het eerste deel over genade voorleest en dan verklaart: “Heden is dit Schriftwoord in uw oren vervuld” (Lk 4:18-21).
“Zachtmoedigen” heeft te maken met nederigheid, maar hier vooral als het gevolg van het ‘lijden’. De zachtmoedige is iemand die door lijden gevormd is en daardoor klein en afhankelijk is geworden. Een zachtmoedige is verbroken en verbrijzeld door het leed, maar ook innerlijk verbroken door het bewustzijn van de zonden. Daardoor heeft hij zich verootmoedigd en is hij gebroken van hart.
Het “verbinden” van “de gebrokenen van hart” is het verlichting brengen aan hen die in het hart gewond zijn (Ps 147:3). Het evangelie naar Lukas verhaalt deze tedere handelingen van de Heer (Lk 4:40; 7:13-15; 13:11-13; 17:11-19). Zo is het ook met “voor de gevangenen vrijlating uit te roepen”. Het gaat om hen die met ketenen van de zonde en de duivel gebonden zijn. Velen zijn gebonden en verblind door de godsdienstigheid van de farizeeën, schriftgeleerden en sadduceeën.
De Heer Jezus is gezonden om “het jaar van het welbehagen van de HEERE” uit te roepen (vers 2). “Het jaar” staat niet voor een bepaalde tijdsduur, maar voor een periode, en wel een langere periode. Die periode duurt zolang Christus het evangelie predikt aan Israël. Uiteindelijk wordt hiermee het jaar bedoeld waarin alles wat door God aan Israël is beloofd, aan hen zal worden teruggegeven (Lv 25:10,13; 27:24). Dat zal het ware jubeljaar zijn met uitbundige vreugde over dit welbehagen.
De tweede dienst van Christus is om ‘de dag van de wraak’ aan te kondigen. “Het jaar van het welbehagen” staat tegenover de “dag van de wraak”. In Zijn barmhartigheid zal God de uitoefening van Zijn wraak beperken tot een korte periode. De Heer Jezus eindigt de aanhaling van dit gedeelte in de synagoge met “het jaar van het welbehagen”. Hij spreekt niet over de dag van de wraak. Hij is bij Zijn eerste komst op aarde niet gekomen om de dag van wraak aan te kondigen. Later zegt Hij dat er dagen van wraak zullen komen over het volk en dat Jeruzalem door de heidenen zal worden vertreden, totdat de volheid van de volken zal ingaan (Lk 21:22-24).
Hier in Jesaja gaat het om het oordeel over de vijanden van Israël, met name de koning van het noorden. Dit oordeel is ook een van de diensten die de Heer zal uitvoeren. Het is noodzakelijk om Zijn koninkrijk van vrede op te richten. De wereld zal gerechtigheid leren, niet door genade, maar door oordeel (Js 26:9b).
Vers 3 gaat over het derde deel van de dienst van Christus: troost en herstel. Dit zal worden vervuld na de tijd van de “benauwdheid van Jakob” (Jr 30:7), als het Godvrezend overblijfsel door een tijd van ongekende droefheid zal zijn gegaan. Dan zal er sieraad zijn in plaats van as. In het Hebreeuws bestaan de woorden ‘sieraad’ en ‘as’ uit dezelfde letters, maar dan in een andere volgorde: pe’er en epr. Dat betekent dat de HEERE niet vreugde geeft in plaats van droefheid, maar nog meer, dat Hij hun droefheid verandert in vreugde. Dat wat oorzaak is van hun droefheid van nu, zal oorzaak zijn van hun vreugde!
De HEERE, Die als hun Verlosser zal komen bij Zijn tweede komst, zal hun met vreugde vertroosting brengen, waarbij Hij hun een lofgewaad zal geven in plaats van een kwijnende geest. Alle tekenen van rouw worden weggenomen en in plaats daarvan komen tekenen van vreugde. Als een kledingstuk aan een lichaam, zo zal de lof van de verlosten de uiting zijn van de innerlijke jubel. Als olie en wijn tot hun genezing (vgl. Lk 10:34) zal de Heer het ‘welgelukzalig’ van de bergrede (Mattheüs 5-7) tot het gelovig overblijfsel uitspreken. Zij zullen vergeving van hun zonden kennen (Zc 13:1).
Er zou niet zo’n vreugde zijn als er niet eerst zo’n droefheid was geweest. Nooit schijnt de zon helderder dan na een donkere wolk. Er zal ook een geestelijke verandering door de HEERE worden bewerkt. Zij zullen “eiken van de gerechtigheid” worden genoemd. “Eiken” veronderstellen kracht en groenheid. Zo is het met “gerechtigheid” die het volk zal kenmerken. Dat zullen ze niet zelf bewerken, maar het zal “een planting door de HEERE” zijn tot Zijn verheerlijking (vgl. Js 60:21). Het volk wordt gezien als een woud van grote, krachtige bomen die door geen storm of bijl te vellen zijn.
4 - 9 Herstel van Israël
4 Zij zullen verwoeste [plaatsen] van weleer herbouwen,
de woeste [plaatsen] van vroeger weer oprichten,
de verwoeste steden vernieuwen,
die verwoest lagen, van generatie op generatie.
5 Vreemden zullen klaarstaan en uw kudden weiden,
vreemdelingen zullen uw akkerbouwers en uw wijnbouwers zijn.
6 Ú echter zult genoemd worden: priesters van de HEERE,
men zal u noemen: dienaren van onze God.
U zult het vermogen van heidenvolken eten,
u zult u beroemen in hun luister.
7 In plaats van uw dubbele schaamte en schande
zullen zij juichen over hun deel.
Daarom zullen zij in hun land het dubbele in erfelijk bezit hebben,
zij zullen eeuwige blijdschap hebben.
8 Want Ik, de HEERE, heb het recht lief,
Ik haat roof bij het brandoffer,
en Ik zal geven dat hun werk in waarheid zal zijn
en Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten.
9 Hun nageslacht zal onder de heidenvolken bekend worden,
en hun nakomelingen te midden van de volken.
Allen die hen zien, zullen erkennen
dat zij een nageslacht zijn dat de HEERE heeft gezegend.
Deze verzen voorzeggen het toekomstig herstel van Israël en zijn verheffing tot een plaats van waardigheid, eer en gezag over de volken. Plaatsen die verlaten en woest zijn, zullen vruchtbaar en dicht bevolkt zijn (vers 4). Nu al komen resten van steden door opgravingen bloot, maar dan zullen ze volledig herrijzen. Zij die hen verdrukt hebben, zullen hen dienen en als herders van hun kudden en landbouwers werken (vers 5). Ze zullen dat graag doen omdat ze in de zegen van dit volk willen delen (vgl. Js 14:1-2). Die zegen komt van God. De volken zullen aan de zegen zien dat God met Zijn volk is (Js 60:10; Zc 6:15).
Het is te wensen dat mensen net zo worden aangetrokken door onze openbaring van de zegen die God ons heeft gegeven. Elke openbaring in het vrederijk heeft voor ons zijn tegenhanger in het geestelijk waarmaken van wat onze geestelijke zegeningen zijn. Daarvan is ook de bedoeling dat daarin gezien wordt dat Gód met ons is, dat de aandacht op Hém gericht wordt. Dat zal mensen aantrekken om ook bij die God te horen.
Israël zelf zal zijn wat Gods bedoeling vanaf het begin voor Zijn volk is, namelijk dat zij een priestervolk zijn, een koninkrijk van priesters (vers 6; Ex 19:6a). Zoals de nakomelingen van Aaron priesterdienst hebben uitgeoefend ten behoeve van heel het volk Israël, zo zal heel het volk Israël in de toekomst priesterdienst uitoefenen ten behoeve van de heidenvolken. Wij zijn dat nu al in positie, maar het is Gods bedoeling dat wij dat ook in praktijk brengen.
Al de naties die hun vermogen altijd hebben gebruikt voor zelfverrijking, zullen dit vermogen naar Israël brengen. Israël zal daarvan genieten. Zoals de priesters vroeger hebben geleefd van alles wat het volk Israël hun bracht, tienden en offers, zo zal Israël als geheel leven van alles wat de heidenvolken hun zullen brengen. Alles waarop de heidenen zich hebben beroemd en wat zij zich van de aarde hebben toegeëigend, zal op Israël overgaan onder de zegen en krachtige bediening van Christus.
Dit onderwerp wordt door Paulus in Romeinen 11 beschreven (Rm 11:13-32). Als de val en het huidige verlies van Israël de rijkdom van de volken betekent door het evangelie van de genade, nog veel groter zal het gevolg van hun volheid zijn, dat wil zeggen, de volle nationale voorspoed en welvaart van Israël. Als dienaar van God zal het volk Israël als het ware Levietendienst verrichten ten behoeve van de heidenvolken (Js 2:3), zodat de heidenvolken onderwijs zullen ontvangen ten aanzien van de wegen en de gedachten van de HEERE.
Ze zullen een dubbel bezit krijgen in het land dat zich zal uitstrekken tot ver buiten de oorspronkelijke grenzen (vers 7). Het zal met hen gaan, zoals het ook met Job is gegaan, die na een tijd van rampspoed het dubbele heeft ontvangen (Jb 42:10-12). Waar zij vroeger in verwarring zijn geweest, voorwerpen van smaad en verachting, zullen ze nu vervuld zijn met een uitzonderlijke en oneindige vreugde. Er zal een dubbele vergoeding zijn voor al hun vroegere lijden, zoals zij ook dubbel hebben ontvangen voor al hun zonden (Js 40:2).
In vers 8 maakt de HEERE duidelijk dat in alle zegeningen Gods eigen kenmerken gehandhaafd zullen worden. Hij verklaart dat Hij het recht liefheeft en dat Hij onrechtmatige roof haat. Hij doelt hiermee op de wrede behandeling die Israël van hun tegenstanders heeft ondergaan. In directe tegenstelling daarmee zal Hij “geven dat hun werk in waarheid zal zijn”. Hij zal ervoor zorgen dat hun werk Hem welgevallig zal zijn en in trouw zal worden verricht. Voor de trouw waarmee ze de HEERE hebben gediend, zullen ze door Hem worden beloond (Mt 10:40-42).
Hij zal een eeuwig verbond met hen sluiten met als resultaat dat de volken hen zullen erkennen als een volk dat door de HEERE gezegend is (vers 9). Hun nageslacht zal roemrijk zijn onder alle volken – een volkomen verandering ten opzichte van de huidige toestand.
10 - 11 Zeer vrolijk in de HEERE
10 Ik ben zeer vrolijk in de HEERE,
mijn ziel verheugt zich in mijn God,
want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil,
de mantel van gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan,
zoals een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk [hoofd]sieraad,
en een bruid zich tooit met haar sieraden.
11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt,
en zoals een tuin het daarin gezaaide doet opkomen,
zo zal de Heere HEERE gerechtigheid doen opkomen
en lof voor alle volken.
De Spreker in deze verzen is Christus Zelf, hoewel in vereenzelviging met het overblijfsel. Namens hen verklaart Hij Zijn vreugde in de HEERE (vers 10). Op die dag komt de vreugde van Christus volkomen overeen met de vreugde van het gelovig overblijfsel. Hij beziet wat in de komende dag zal worden verwerkelijkt als al vervuld.
De klederen van het heil waarmee de Godvrezenden in Israël zijn bekleed, zijn Zijn eigen klederen. Zoals “een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk [hoofd]sieraad, en een bruid zich tooit met haar sieraden”, zo zal de HEERE Zich in Zijn heerlijkheid en schoonheid openbaren in verbinding met Zijn verloste volk. Het ombinden van het hoofdsieraad doet Hij zoals een priester dat doet. Dat spreekt van het feit dat het overblijfsel geschikt gemaakt is om als priester voor Gods aangezicht te verschijnen.
Christus zal dan als de ware Melchizedek verschijnen en handelen in de drievoudige hoedanigheid als Koning, Priester en Bruidegom. Met het oog op de gemeente zal Hij ook handelen als koninklijk Priester (Hb 7:17; 9:11) en als haar hemelse Bruidegom (Ef 5:25-32).
Zoals de aarde haar gewas voortbrengt en zoals de tuin ervoor zorgt dat het in haar gezaaide uitspruit, zo zal “de Heere HEERE” ervoor zorgen dat “gerechtigheid” en “lof” (of roem) tot uitbarsting zullen komen tegenover alle volken. God veroorzaakt de ontkieming van het zaad. De Drager van het zaad is de Knecht van de HEERE.
Al deze processen zijn nu door het evangelie werkzaam onder alle volken, maar de directe toepassing hier is op de toestand van Israël in het duizendjarig vrederijk. Dan zal het gebed van Mozes verhoord worden: “De lieflijkheid van de Heere, onze God, zij over ons” (Ps 90:17a). Dan zal Israël de heerlijkheid van de HEERE aan de volken tonen, namelijk ‘gerechtigheid’ en ‘lof’.