1 - 2 Begin van het geslachtsregister van Adam
1 Dit is het boek van de afstammelingen van Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis van God. 2 Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen en gaf hun de naam mens, op de dag dat ze geschapen werden.
Na het failliet van het menselijk geslacht via de lijn van Kaïn is het alsof God de geschiedenis met de mens opnieuw begint. Kaïn en zijn nageslacht stellen de mensen voor die niets met God te maken willen hebben. Zij bouwen hun eigen wereld op waar God bewust buiten wordt gesloten.
“Het boek van de afstammelingen van Adam” geeft een verslag van allen die uit hem via de lijn van Seth geboren zijn. De beschrijving gaat van Adam tot Noach, dat zijn tien generaties. Eerst wordt er herinnerd aan oorsprong van de mens: hij is niet verwekt door iemand anders (geen evolutie), maar direct door God geschapen (Gn 1:27a). Tegelijk wordt verwezen naar zijn hoge afkomst: hij is “naar de gelijkenis van God” gemaakt. Dat houdt kennis van en heerschappij over de schepping in en vrij zijn van het kwaad.
God heeft de mens in een mannelijke en vrouwelijke vorm geschapen (Gn 1:27b; Mt 19:4; Mk 10:6). Hiermee bevestigt Hij het huwelijk als de enige vorm van samenleving om nageslacht voort te brengen. Hij zegent hen met alle goede dingen van de schepping, waaronder het krijgen van nageslacht. Dat Hij hun de naam “mens” geeft, is om hen eraan te herinneren dat God hen uit het stof van de aarde heeft gemaakt. Dit is vanaf hun schepping hun naam. Mens is in het Hebreeuws adam en betekent ‘van aarde’. Paulus verwijst daarnaar als hij zegt dat de mens “uit [de] aarde, stoffelijk”, is (1Ko 15:47).
3 - 5 Adam
3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte [een zoon] naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth. 4 Adams dagen waren, nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 5 Al de dagen die Adam leefde, waren negenhonderddertig jaar; en hij stierf.
Het geslachtsregister van Adam dat God hier geeft, loopt niet via Kaïn, maar via Seth, die in de plaats van Abel is gekomen (Gn 4:25). Het is een compleet ander geslachtsregister dan dat van Kaïn (Gn 4:17-24). Hierin worden mensen vermeld die in geloof hebben geleefd. Er worden geen bijzondere inspanningen van hen vermeld, zoals bij de nakomelingen van Kaïn. Het lijkt er niet op dat zij in de wereld in aanzien zijn geweest.
Maar ondanks de kenmerken van het geloof merken we ook in dit geslachtsregister de gevolgen van de zonde. Adam kan niet anders dan een zoon verwekken “naar zijn gelijkenis”. Het gevolg daar weer van kan niet anders zijn dan dat hij zijn zoon zijn eigen zondige natuur meegeeft. Het bewijs van de zonde en tevens het loon ervan is de dood (Rm 6:23), die is doorgegaan tot alle mensen (Rm 5:12). Het vervolg van dit hoofdstuk en de hele geschiedenis van de mensheid laten dat zien. Adam kan nog zo oud worden, liefst negenhonderddertig jaar, hij ontkomt niet aan het oordeel dat God heeft uitgesproken: “Op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven” (Gn 2:17).
6 - 20 En hij stierf
6 Seth leefde honderdvijf jaar, en verwekte Enos. 7 En Seth leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderdzeven jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 8 Al de dagen van Seth waren negenhonderdtwaalf jaar; en hij stierf. 9 Enos leefde negentig jaar, en verwekte Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderdvijftien jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 11 Al de dagen van Enos waren negenhonderdvijf jaar; en hij stierf. 12 Kenan leefde zeventig jaar, en verwekte Mahalaleël. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalaleël verwekt had, achthonderdveertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 14 Al de dagen van Kenan waren negenhonderdtien jaar; en hij stierf. 15 Mahalaleël leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Jered. 16 En Mahalaleël leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderddertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 17 Al de dagen van Mahalaleël waren achthonderdvijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Jered leefde honderdtweeënzestig jaar, en verwekte Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 20 Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar; en hij stierf.
Niet alleen over Adam, maar over allen die in dit geslachtsregister worden genoemd, horen we de doodsklok luiden als we, als in een refrein, de woorden “en hij stierf” horen klinken.
Een belangrijke bijkomstigheid is dat door de hoge leeftijden de waarheid van God door zo min mogelijk tussenpersonen kon worden doorgegeven. Zo zijn er tussen Adam en Mozes, dat wil zeggen over een periode van ongeveer vijfentwintighonderd jaar, niet meer dan zeven tussenschakels geweest.
21 - 24 Henoch wordt door God weggenomen
21 Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 23 Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. 24 Henoch wandelde met God, en hij was niet [meer], want God nam hem weg.
Henoch verwekte Methusalach en zonen en dochters, werd driehonderdvijfenzestig jaar, en hij stierf niet, “want God nam hem weg”. Henoch vormt daarmee een prachtige uitzondering op de wetmatigheid “en hij stierf” die in de vorige verzen klonk en die voor alle mensen door de eeuwen heen geldt. De enige andere nakomeling van Adam die zonder te sterven naar de hemel is gegaan, is Elia (2Kn 2:11). De enige mens die zonder te sterven naar de hemel had kunnen gaan, is de Heer Jezus. Maar Hij stierf vrijwillig de dood van de zondaar om hem te kunnen verlossen.
Henoch heeft “getuigenis verkregen dat hij God behaagd had” (Hb 11:5). De reden daarvan is dat hij met Hem wandelt. Henoch wandelt met God omdat hij het eens is met God (Am 3:3). God heeft met Adam willen wandelen in de hof (Gn 3:8), maar door de zonde is dat onmogelijk geworden. Henoch gelooft in God, hij houdt in alles rekening met Hem.
Hij waarschuwt zijn tijdgenoten voor het komende oordeel: “En ook Henoch, [de] zevende van Adam af, heeft van dezen geprofeteerd door te zeggen: Zie, [de] Heer is gekomen te midden van Zijn heilige tienduizenden, om oordeel uit te oefenen tegen allen en elke ziel te bestraffen om al hun werken van goddeloosheid die zij goddeloos bedreven hebben, en om alle harde [woorden] die goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben” (Jd 1:14-15). God heeft Henoch hierover verteld, omdat Hij altijd Zijn gedachten bekendmaakt aan hen die met Hem wandelen en Hem behagen.
Dat Henoch echt met God heeft gewandeld, blijkt wel uit het feit dat Hij Gods mededeling niet voor zichzelf heeft gehouden, maar die heeft doorgegeven aan de mensen om hem heen. ”Henoch” betekent ‘onderwezen’. Wij zijn ook door God onderwezen over wat Hij gaat doen met de wereld. Brengt ons dat ook tot een wandel met God en een prediking van het oordeel aan de mensen om ons heen om hen te waarschuwen?
Henoch is ook een beeld van de leden van de gemeente die bij de komst van de Heer Jezus op aarde leven en zonder te sterven door Hem zullen worden opgenomen (1Th 4:15-18). Henoch wordt weggenomen voordat het oordeel van de zondvloed over de wereld komt. Net zo zal de gemeente worden opgenomen voordat Gods oordelen over de wereld komen als inleiding op de wederkomst van de Heer Jezus naar de aarde.
25 - 27 De oudste mens
25 Methusalach leefde honderdzevenentachtig jaar, en verwekte Lamech. 26 En Methusalach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderdtweeëntachtig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 27 Al de dagen van Methusalach waren negenhonderdnegenenzestig jaar; en hij stierf.
Methusalach verwekte Lamech – niet te verwarren met de nakomeling van Kaïn (Gn 4:19-24) – en zonen en dochters, werd negenhonderdnegenenzestig jaar, “en hij stierf”. Hij is de oudste mens ter wereld tot nu toe. In het duizendjarig vrederijk zullen de mensen nog ouder worden (Js 65:20,22).
28 - 32 Noach
28 Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon. 29 En hij gaf hem de naam Noach, en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderdvijfennegentig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 31 Al de dagen van Lamech waren zevenhonderdzevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth.
Lamech verwekt Noach en zonen en dochters, wordt zevenhonderdzevenenzeventig jaar, “en hij stierf”. Evenals bij Henoch wordt bij Lamech de herhaalde loop van de gebeurtenissen van geboorte, leven, kinderen krijgen en sterven onderbroken. Dat gebeurt hier om het motief van de naamgeving van zijn zoon mee te delen. Lamech leeft in een wereld waar de geweldenarij en het verderf steeds meer toenemen (Gn 6:12-13). Dat neemt hij waar. Hij beseft en erkent dat de aardbodem vervloekt is. Te midden van die situatie zoekt hij rust. De zoon die geboren wordt, noemt hij dan ook in het geloof “Noach”, dat ‘rust’ betekent.
Met deze rust hangt ook de vertroosting samen waarover Lamech bij de naamgeving spreekt. Dat geeft een verband aan tussen rust en vertroosting. In het Nederlands is het niet te zien, maar er is een woordspeling tussen de naam Noach (‘rust’) en het Hebreeuwse woord voor ‘troosten’. Zijn verlangen naar die rust is het verlangen van een Godvrezende ziel. Alleen kan die rust pas komen na het oordeel. Ook kan Noach die rust niet geven en vergist Lamech zich als hij zegt dat “deze” hem en anderen zal troosten. Het is de vergissing die ook Eva maakt als ze Kaïn krijgt (Gn 4:1) en in hem de beloofde Nakomeling ziet (Gn 3:15).
Terwijl Henoch vóór het oordeel wordt weggenomen (vers 24), wordt Noach dóór de oordelen heen bewaard, veilig in de ark. Noach is een beeld van het gelovig overblijfsel van Israël dat door God bewaard wordt tijdens de grote verdrukking die over het hele aardrijk zal komen.
Met het noemen van de zonen van Noach eindigt het geslachtsregister van het geloof. Er wordt hier niet vermeld hoe oud Noach uiteindelijk is geworden. Van Noach worden de namen van zijn drie zonen vermeld en niet van slechts één door wie de geslachtslijn wordt voortgezet, zoals in alle vorige gevallen. Dit wijst ook vooruit naar het verdere verloop dat duidelijk zal maken dat er een nieuw begin wordt gemaakt door deze drie zonen.
Hoewel Jafeth de oudste is (Gn 10:21), wordt Sem eerst genoemd. Dat zal zijn, omdat via hem de geslachtslijn verder gaat naar Abraham, de stamvader van Gods aardse volk Israël. God wordt dan ook “de God van Sem” (Gn 9:26) genoemd. Via hem zal ten slotte de Christus geboren worden (Lk 3:23,36).
De zondvloed is in het zeshonderdste jaar van Noach (Gn 7:6) over de aarde gekomen, dat wil zeggen in het jaar 1656 na de schepping van Adam.