1 - 4 Abram terug bij Bethel
1 Zo trok Abram weg uit Egypte naar het Zuiderland, hij en zijn vrouw en alles wat hij had, en Lot met hem. 2 En Abram was zeer rijk, aan vee, aan zilver en aan goud. 3 En hij reisde van rustplaats tot rustplaats, vanuit het Zuiderland tot aan Bethel, naar de plaats waar zijn tent eerst gestaan had, tussen Bethel en Ai, 4 naar de plaats van het altaar dat hij daar vroeger gemaakt had; en Abram riep daar de Naam van de HEERE aan.
Na zijn afwijking en verootmoedigende lessen keert Abram terug naar Bethel. Het staat er zo opmerkelijk bij: “De plaats waar zijn tent eerst gestaan had … de plaats van het altaar, dat hij daar vroeger gemaakt had.” Als wij afwijken en de Heer maakt ons dat duidelijk, moeten we altijd terug naar de plaats waar we het laatst bij de Heer waren.
Opnieuw roept Abram daar “de Naam van de HEERE aan”. Hij zal dat gedaan hebben met een dieper inzicht in de genade van God. Elke val in ons leven die gevolgd wordt door een herstel, maakt onze bewondering voor God groter. Niet dat het daarom niet erg is als we afwijken. Afwijking heeft ook nog andere gevolgen, ook voor anderen. Dat zien we in het geval van Lot in de volgende verzen.
5 - 7 Ruzie
5 Lot, die met Abram meeging, had ook kleinvee en runderen en tenten. 6 En dat land liet het niet toe dat zij bij elkaar woonden, want zij hadden veel bezittingen, zodat zij niet bij elkaar konden wonen. 7 Er ontstond [dan ook] onenigheid tussen de herders van het vee van Abram en de herders van het vee van Lot. Bovendien woonden in die tijd de Kanaänieten en de Ferezieten in dat land.
Bij zijn vertrek uit Egypte heeft de farao aan Abram veel vee meegegeven (Gn 12:16). Ook zijn neef Lot trekt met hem op. Lot is geen man met eigen geloofskracht. Hij volgt het geloof van zijn oom. Ook hij is zeer welgesteld. Hun rijkdom wordt de oorzaak van ruzie tussen de herders van het vee van Abram en de herders van het vee van Lot. Dat is geen goede zaak. Veelzeggend staat er in vers 7 bij dat de Kanaänieten en Ferezieten in die tijd in het land wonen. Het wil als het ware zeggen dat de wereld toekijkt hoe daar tussen die vreemdelingen ruzie uitbreekt.
De duivel en de wereld zien met leedvermaak de ruzies tussen mensen die belijden op aarde vreemdelingen te zijn. Zeker als het ook nog eens een ruzie is over aardse dingen. Paulus wijst de Korinthiërs erop dat ze in zulke zaken niet op hun rechten moeten gaan staan (1Ko 6:7b). De Heer kan broedertwisten toelaten om te zien in welke gezindheid ze worden opgelost.
8 - 13 De keus van Lot
8 En Abram zei tegen Lot: Laat er toch geen onenigheid zijn tussen mij en jou, en tussen mijn herders en jouw herders. Wij zijn immers mannen [die] broeders zijn! 9 Ligt heel het land niet voor je open? Scheid je toch van mij af: als jij naar links [gaat], dan zal ik naar rechts gaan, en als jij naar rechts [gaat], dan zal ik naar links gaan. 10 En Lot sloeg de ogen op en zag dat heel de Jordaanvlakte rijk aan water was; voordat de HEERE Sodom en Gomorra te gronde gericht had, was zij in de richting van Zoar als de hof van de HEERE, als het land Egypte. 11 Daarom koos Lot voor zichzelf heel de Jordaanvlakte en Lot trok naar het oosten; en zij werden van elkaar gescheiden. 12 Abram woonde in het land Kanaän; en Lot woonde in de steden in de vlakte en zette zijn tenten op tot bij Sodom. 13 De mannen van Sodom waren echter slecht en grote zondaars tegenover de HEERE.
Abram, de oudste van de twee en tevens de oom van Lot, geeft Lot de eerste keus. Abram staat niet op zijn recht. Lot neemt niet de nederigste plaats in, maar accepteert dit aanbod met beide handen. Zijn overwegingen worden ons meegedeeld. Hij bekijkt alles naar eigen voordeel, welke keus hem het meeste voordeel oplevert. Het gaat wel om een direct genot. Bij Lot is er geen toekomstgericht denken. Hij is de man die leeft voor hier-en-nu. Zijn hart volgt zijn ogen, net als bij Eva.
Lot ziet de vlakte van de Jordaan alsof het een paradijs is. Maar, staat erbij, het lijkt ook op het land Egypte. Lot is meegegaan in Abrams afwijking naar Egypte. Wie steunt op het geloof van een ander, zal ook in de fouten van die ander vallen. Abram heeft lessen geleerd uit zijn afwijking naar Egypte. Lot geeft er geen blijk van uit zijn afwijking lessen te hebben geleerd. De vlakte doet hem denken aan Egypte. Het lijkt erop dat hij daar zijn ogen heeft uitgekeken. Daarom kiest hij voor de Jordaanvlakte.
Een zijdelingse les is wel dat de afwijking van Abram ervoor heeft gezorgd dat Lot de smaak van Egypte te pakken heeft gekregen. Die les moeten ouders ter harte nemen. Als zij afwijken en de wereld enige tijd lief krijgen, maar daarna door Gods genade worden hersteld en de wereld weer opgeven, kan het zijn dat hun kinderen de smaak van de wereld te pakken hebben gekregen en daarin blijven.
Lot gaat vervolgens ook nog vlak bij Sodom wonen, als het ware onder de rook van de stad, een stinkende rook. De goddeloosheid van die stad wordt aangegeven als een voorbereiding op de geschiedenis in Genesis 19. Alle mensen zijn zondaars. Maar er is verschil in slechtheid (vgl. Op 20:12). Van de mensen in Sodom zegt God dat zij “slecht en grote zondaars” zijn. Zij zijn het spreekwoordelijk (Js 3:9; Ez 16:49), maar Lot lijkt er ongevoelig voor te zijn. De weg naar beneden is door hem ingeslagen. Later woont hij in Sodom, in een huis – de tent is verdwenen – en maakt zelfs deel uit van het stadsbestuur – hij zit in de poort.
Hij vestigt zich in de stad waar Gods oordeel over komt. Hij helpt die mee opbouwen, want hij ziet er toekomst voor. Maar hij verliest alles, het komt allemaal om in het oordeel. Wel redt hij nog het vege lijf, maar hij eindigt zijn leven in de donkerheid van een spelonk en in daden die weerzin wekken. Hij laat zich dronken voeren en wordt de verwekker bij zijn eigen dochters van de gedurige vijanden van Israël.
Een praktische toepassing kunnen we maken als we voor de keus komen te staan om van baan te veranderen, of te verhuizen, of naar welke school we de kinderen moeten laten gaan. Wat zijn dan onze afwegingen, de criteria van beoordeling? Hebben we oog voor de morele en godsdienstige atmosfeer die ergens heerst? Denken we toekomstgericht, dat wil zeggen verder dan het leven op aarde? Hebben we het geestelijk welzijn van ons gezin op het oog, of alleen het maatschappelijk welzijn?
14 - 18 Het deel van Abram
14 En de HEERE zei tegen Abram, nadat Lot zich van hem afgescheiden had: Sla toch uw ogen op en kijk vanaf de plaats waar u bent, naar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen. 15 Want al het land dat u ziet, zal Ik voor eeuwig aan u en uw nageslacht geven. 16 En Ik zal uw nageslacht maken als het stof van de aarde; als iemand het stof van de aarde zou kunnen tellen, dan zou ook uw nageslacht geteld kunnen worden. 17 Sta op, ga het land door in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven. 18 En Abram zette zijn tenten op en ging bij de eiken van Mamre wonen, die bij Hebron zijn, en hij bouwde daar een altaar voor de HEERE.
Abram heeft Lot de keus gelaten. Is hij nu het slechtst af? Nee. Nu hij vrij is van Lot, komt de HEERE tot hem. En Die laat hem wat zien! Lot heeft zelf zijn ogen opgeslagen (vers 10), maar de HEERE zegt tegen Abram dat hij zijn ogen op moet slaan. Dan ziet hij niet een klein stukje van het land, maar het hele land. Hij ziet het niet alleen nu, maar krijgt ook een blik in de toekomst: ook zijn nageslacht, dat niet te tellen is, zal er wonen.
Hij krijgt eerst alles te zien en dan mag hij het gaan genieten. Hij mag het land in al zijn uitgebreidheid gaan doorwandelen. Door het te gaan doorwandelen neemt hij het als het ware in bezit. Zo is het ook voor ons met betrekking tot onze geestelijke zegeningen. We mogen weten dat we ze bezitten, maar door ons ermee bezig te houden, ze onder gebed te onderzoeken in de Schrift, zullen we ze ook praktisch met ons hart in bezit nemen en ervan genieten.
Abram wordt niet voor de keus gesteld – hij mag zien wat de HEERE voor hem heeft uitgekozen (Ps 47:5). Dan ben je goed af! Dat is de beloning voor het afhankelijk zijn van God. Lot wil alles hebben en verliest alles, Abram verlaat alles en krijgt alles. Wie aan God de keus laat, komt nooit beschaamd uit (Ps 22:6b).
Abram vestigt zich niet bij Sodom, maar bij Hebron. “Hebron” betekent ‘gemeenschap’. Abram leeft in gemeenschap met God. Ook hier bouwt hij een altaar om de HEERE te aanbidden. Alles wat wij hebben genoten van de geestelijke zegeningen die God ons heeft gegeven, zal ons tot aanbidding brengen van de Gever ervan.