1 - 12 Jakob ontmoet Rachel
1 Daarna begaf Jakob zich op weg en ging hij naar het land van de mensen van het oosten. 2 Hij keek [om zich heen] en zie, er was een [water]put in het veld, en zie, er lagen drie kudden kleinvee naast. Uit die put gaf men namelijk de kudden te drinken. Er lag een grote steen op de opening van de put. 3 Als al de kudden daar bij elkaar gedreven waren, rolde men de steen van de opening van de put en gaf men het kleinvee te drinken. Daarna legde men de steen weer op zijn plaats, op de opening van de put. 4 Toen vroeg Jakob hun: Mijn broeders, waar komt u vandaan? Daarop zeiden zij: Wij komen uit Haran. 5 Hij vroeg hun: Kent u Laban, de zoon van Nahor? Zij zeiden: Wij kennen [hem]. 6 Vervolgens vroeg hij hun: Gaat het goed met hem? Zij zeiden: Het gaat goed. En zie, [daar] komt zijn dochter Rachel aan met het kleinvee. 7 Hij zei: Zie, het is nog volop dag! Het is [toch nog] geen tijd om het vee bij elkaar te drijven? Geef het kleinvee te drinken en ga dan [weer] weg om ze te laten grazen. 8 Zij zeiden echter: [Dat] kunnen wij niet [doen] voordat al de kudden bij elkaar gedreven zijn en men de steen van de opening van de put gerold heeft. Pas dan kunnen wij het kleinvee te drinken geven. 9 Terwijl hij nog met hen sprak, kwam Rachel met het kleinvee van haar vader; zij was namelijk herderin. 10 En het gebeurde, toen Jakob Rachel, de dochter van Laban, de broer van zijn moeder, en het kleinvee van Laban, de broer van zijn moeder zag, dat Jakob naar voren liep, de steen van de opening van de put rolde en het kleinvee van Laban, de broer van zijn moeder, te drinken gaf. 11 Jakob kuste Rachel en begon luid te huilen. 12 Jakob vertelde Rachel dat hij een neef van haar vader was en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij snel weg en vertelde [het] aan haar vader.
Er is een groot verschil tussen het zoeken naar een bruid voor Izak en de manier waarop Jakob dat doet. Bij het zoeken naar Rebekka neemt het gebed een grote plaats in (Gn 24:12-14,21,26,27,42-48,52,63). Daarover lezen we hier niets. De dienaar in Genesis 24 heeft alle schatten van zijn heer bij zich. Jakob heeft niets. Maar evenals de dienaar vindt de ontmoeting bij een waterput plaats. Hoewel, de put is hier afgesloten en in Genesis 24 niet. En terwijl de dienaar direct met Rebekka teruggaat, verblijft Jakob in totaal twintig jaar in den vreemde.
Jakob komt op zijn reis naar het land van zijn moeder bij een put. Daarbij zijn drie kudden gelegerd. Op de put ligt een grote steen. Deze is moeilijk alleen te verwijderen, daarvoor zijn meerdere herders nodig. Daarom wachten de herders met hun kudden bij de put tot ze er allemaal zijn om dan samen de steen van de put af te nemen. Als het vee gedronken heeft, wordt de steen weer teruggelegd.
Jakob vraagt de herders of zij Laban kennen. Door het bevestigende antwoord weet Jakob dat hij op de goede weg is. Dan vraagt hij of het met Laban goed gaat. Ook daarop komt een bevestigend antwoord. Tegelijk voegen de herders eraan toe dat ze Rachel, de dochter van Laban aan zien komen, met haar kudde. Rachel is een herderin. Dan stelt Jakob voor dat zij hun vee te drinken geven en dat ze daarna kunnen gaan. Dan kan hij, zo lijkt de achtergrond van zijn voorstel te zijn, alleen met Rachel blijven. De afspraak tussen de herders is echter dat zij op elkaar wachten, om dan samen de steen te verwijderen waarna de kudden kunnen drinken.
Inmiddels is Rachel bij de put gekomen. Als Jakob haar ziet, geeft hem dat zoveel kracht, dat hij in zijn eentje de steen wegneemt. Ook zorgt hij ervoor dat de schapen van Laban kunnen drinken. In Jakob komt de herder naar boven. Dit is een teken dat hij de man is met wie God Zijn weg gaat.
God gaat met hem, hoewel hij nog niet met God gaat. De school die hij moet doorlopen, is een leerschool die ook wij moeten doorlopen. God is niet voor niets de God van Jakob. God is bezig deze Jakob te vormen. Jakob is een beeld van een gelovige die door de tucht van God steeds meer gaat beantwoorden aan Gods bedoeling met hem.
13 - 20 Zeven jaar dienst voor Rachel
13 En het gebeurde, zodra Laban het bericht over Jakob, de zoon van zijn zuster, hoorde, dat hij hem snel tegemoet liep, hem omhelsde, hem kuste en hem naar zijn huis bracht. En hij vertelde Laban al deze dingen. 14 Daarop zei Laban: Inderdaad, je bent mijn beenderen en mijn vlees. En hij bleef een volle maand bij hem. 15 Toen zei Laban tegen Jakob: Omdat je familie van mij bent, hoef je toch niet voor niets voor mij te werken? Vertel mij [maar] wat je loon moet zijn. 16 Nu had Laban twee dochters: de naam van de oudste was Lea, en de naam van de jongste was Rachel. 17 Lea had fletse ogen, maar Rachel was mooi van gestalte en knap om te zien. 18 Jakob had Rachel lief. Daarom zei hij: Ik zal zeven jaar voor u werken om Rachel, uw jongste dochter. 19 Toen zei Laban: Het is beter dat ik haar aan jou geef dan dat ik haar aan een andere man geef. Blijf bij me. 20 Zo werkte Jakob zeven jaar om Rachel, en [de jaren] waren in zijn ogen als dagen, omdat hij haar liefhad.
Als Laban hoort dat Jakob er is, loopt hij hem snel tegemoet, begroet hem hartelijk en neemt hem mee naar huis. Het lijkt er niet op dat dit gebeurt uit liefde voor een familielid, maar meer uit eigenbelang waarvan hij ook al in Genesis 24 blijk heeft gegeven. Het verblijf van Jakob bij Laban bevestigt dat. Bij Laban in huis vertelt Jakob “Laban al deze dingen”, waarmee hoogstwaarschijnlijk wordt bedoeld dat hij vertelt wat er bij de waterput is gebeurd. Daardoor erkent Laban hem als zijn familie, “mijn beenderen en mijn vlees”.
De wijze waarop Jakob door Laban wordt behandeld, zegt veel van Laban. Als Jakob een maand bij hem heeft gediend en hij heeft gezien wat voor een waardevolle kracht Jakob is, doet hij Jakob onder de schijn van recht en billijkheid het voorstel om tegen betaling voor hem te werken. Hij doet hierbij ook een beroep op het familiegevoel. Mogelijk weet hij wel waar het hart van Jakob naar uitgaat en speelt hij daar handig op in.
Jakobs liefde voor Rachel zorgt ervoor dat hij graag zeven jaar voor haar werkt. De profeet Hosea herinnert Gods volk aan deze dienst (Hs 12:13). Eerst zegt Hosea dat Jakob, omdat hij als Jakob heeft gehandeld, als Jakob heeft moeten vluchten. Maar dan spreekt Hosea over Israël en wel in verbinding met zijn dienen om een vrouw. Daar zien we het geloof en de trouw van Jakob op de voorgrond komen en dan wordt hij ‘Israël’ genoemd. Israël betekent ‘vorst Gods’ of ‘strijder van God’ (Gn 32:28).
De wijze waarop Jakob dient om met Rachel te kunnen trouwen, is een trouwe dienst geweest. Later, wanneer hij voor Laban is gevlucht en door hem is ingehaald, kan hij daarvan getuigen. Daarbij geeft hij God de eer (Gn 31:41-42). Daar handelt en spreekt hij als Israël. Hosea wil met dit voorbeeld Gods volk aanspreken, opdat het tot inkeer komt en weer trouw de HEERE zal gaan dienen. In dit opzicht is de trouwe dienst van Jakob ook voor ons een voorbeeld.
Hierin is hij een zwakke afschaduwing van de Heer Jezus, Die ook heeft gewerkt voor het verkrijgen van Zijn bruid. Als onze liefde voor de Heer Jezus net zo groot is als Jakobs liefde voor Rachel, zal het ons ook niet moeilijk vallen Hem te dienen.
21 - 26 Jakob wordt bedrogen
21 Toen zei Jakob tegen Laban: Geef [mij] mijn vrouw, want mijn dagen zijn om, zodat ik bij haar kan komen. 22 Daarom verzamelde Laban al de mannen van die plaats en hij richtte een maaltijd aan. 23 En het gebeurde 's avonds dat hij zijn dochter Lea nam en haar bij hem bracht; en [Jakob] kwam bij haar. 24 Ook gaf Laban haar zijn slavin Zilpa; aan zijn dochter Lea [gaf hij haar] als slavin. 25 En het gebeurde 's morgens – zie, het was Lea! Daarom zei hij tegen Laban: Wat hebt u me nu aangedaan? Heb ik niet voor u gewerkt om Rachel? Waarom hebt u me dan bedrogen? 26 Laban antwoordde: Zo doet men niet bij ons, dat men de jongste vóór de eerstgeborene [ten huwelijk] geeft.
Nadat Jakob zeven jaar heeft gediend, vraagt hij om de vrouw voor wie hij al die tijd heeft gewerkt. Laban maakt er een officiële aangelegenheid van. Hij nodigt gasten uit en richt een maaltijd aan. De bruiloft is een openbare aangelegenheid (vers 22). Zo hoort het te zijn. Pas daarna heeft Jakob gemeenschap met zijn bruid. Dat is de juiste volgorde.
Maar Laban bedriegt Jakob. In plaats van Rachel brengt hij Lea bij Jakob. De volgende morgen merkt Jakob het bedrog. Het bedrog van Laban vindt plaats in de duisternis, zoals ook Jakob zijn vader in de duisternis van de tent heeft bedrogen (Gn 27:19-24). We zien hier dat Jakob op zijn weg oogst wat hij heeft gezaaid (Gl 6:7b). Jakob heeft ook met list het eerstgeboorterecht van Ezau afgetroggeld. Hier wordt hij bedrogen in verband met de eerstgeboren Lea.
Het verweer van Laban met betrekking tot wat in Haran gebruikelijk is, is onoprecht. Als het inderdaad zo is, zou hij daar Jakob al eerder bekend mee hebben moeten maken. Laban is in het najagen van zijn eigen belang ook bereid zijn beide dochters in te zetten. Hij houdt er helemaal geen rekening mee dat hij daartoe ook nog aanzet tot een overtreding van Gods inzetting dat een man slechts één vrouw mag hebben.
Daarmee houdt Jakob overigens ook geen rekening. Hij gaat voor een tweede vrouw aan het werk. De ellende die daarvan in zijn gezin het gevolg is, blijkt duidelijk uit de beschrijving van zijn verdere leven. Het overtreden van Gods inzettingen geeft altijd ellende. Dat God dit alles gebruikt tot volvoering van Zijn plan, bewijst dat Zijn plan gegrond is op genade en daarom wordt vervuld.
27 - 30 Zeven jaar extra dienst voor Rachel
27 Maak de [bruilofts]week van deze [dochter] vol; daarna zullen wij je ook de andere geven, voor het werk waarmee je mij nog [eens] zeven jaar dienen zult. 28 Dat deed Jakob en hij maakte de [bruilofts]week van deze [dochter] vol. Daarna gaf [Laban] hem zijn dochter Rachel tot vrouw. 29 Laban gaf zijn dochter Rachel zijn slavin Bilha als haar slavin. 30 Hij kwam ook bij Rachel en ook had hij Rachel meer lief dan Lea. Hij werkte nog eens zeven jaar bij hem.
Laban is bereid ook Rachel aan Jakob te geven, maar dan moet hij hem nog eens zeven jaar dienen. Jakob gaat akkoord. Wat de verantwoordelijkheid van Jakob zelf betreft, is het niet goed om voor Rachel te werken. De opdracht van zijn vader is een vrouw te nemen (Gn 28:2) en niet meerdere vrouwen. Dat is ook niet Gods wil. Dat hierin toch Gods raad wordt vervuld, is van een andere orde.
Deze samenloop van het handelen van de mens en het vervullen van de raad van God zien we vaker in de Schrift. Dat de Heer Jezus naar de bepaalde raad en voorkennis van God is overgeleverd (Hd 2:23), maakt de schuld van de mens niet minder. Zo is het ook in het geval van Judas, die de Heer heeft verraden. Zo is het ook bij de zondeval.
31 - 35 Eerste vier kinderen van Lea
31 Toen de HEERE zag dat Lea minder geliefd was, opende Hij haar baarmoeder; Rachel daarentegen was onvruchtbaar. 32 Lea werd zwanger en baarde een zoon. Zij gaf hem de naam Ruben. Want, zei zij, de HEERE heeft mijn verdrukking gezien. Voorzeker, nu zal mijn man mij liefhebben. 33 [Lea] werd weer zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Omdat de HEERE gehoord heeft dat ik minder geliefd ben, heeft Hij mij ook deze [zoon] gegeven. Zij gaf hem de naam Simeon. 34 Nogmaals werd zij zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Nu, ditmaal, zal mijn man zich aan mij hechten; ik heb hem immers drie zonen gebaard. Daarom gaf men hem de naam Levi. 35 Weer werd zij zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Ditmaal zal ik de HEERE loven. Daarom gaf zij hem de naam Juda. Toen hield zij op met baren.
De HEERE vergoedt aan Lea het gebrek aan liefde van Jakob voor haar. God is ook de God van de compensatie. Lea is de eerste die kinderen krijgt. De namen van de kinderen vertellen over haar ervaringen.
De eerste noemt zij “Ruben”, dat betekent ‘zie, een zoon’. Ze is vol vreugde en dankbaarheid aan de HEERE. Ze ziet in deze jongen een bewijs van de bemoeienis die de HEERE met haar heeft. Dat is goed. Tevens verwacht ze nu de liefde van Jakob. Daarin vergist ze zich.
Het tweede kind dat zij krijgt, noemt ze “Simeon”, wat ‘verhoord’ of ‘gehoord’ betekent. Ze brengt daarmee tot uiting dat zij met haar nood naar de HEERE is gegaan en dat Hij haar heeft gehoord.
De derde zoon noemt ze “Levi”, dat ‘verenigd’, ‘toegevoegd’ betekent. Hierin komt haar hoop tot uitdrukking dat zij nu toch wel de genegenheid van Jakob zal hebben gewonnen en dat hij zich met haar zal verenigen. Zij verlangt ernaar – en daarnaar verlangen vrouwen in het algemeen – dat de vereniging niet beperkt blijft tot een lichamelijke, maar dat Jakob zich nu echt aan haar zal hechten, dat hij haar zal laten merken dat ze echt bij hem hoort en er maar niet bij hangt.
In de naam van de vierde zoon die zij baart, die ze “Juda” noemt, richt ze zich alleen op de HEERE. Teleurgesteld in mensen, in haar man, weet ze dat haar sterkte in de HEERE is. Hem wil zij loven. Dat is wat ‘Juda’ betekent: ‘Hij zal geprezen zijn’.