Inleiding
Nadat de HEERE Zijn oordelen over de vijanden ten oosten en ten zuiden van Israël heeft uitgesproken, wendt Hij Zich nu naar het noorden. Daar ligt Tyrus, in het tegenwoordige Libanon. De profetie over Tyrus is over drie hoofdstukken verdeeld. Elk hoofdstuk laat een bijzonder kenmerk zien van de grootheidswaanzin en hoogmoed van Tyrus. Het oordeel gaat over:
1. haar vreugde over de verbreking van Jeruzalem (Ezechiël 26);
2. haar hoogmoed en zelfingenomenheid (Ezechiël 27);
3. haar wijsheid en inzicht (Ezechiël 28).
We kunnen ons afvragen waarom Tyrus zoveel aandacht krijgt. De reden is dat Tyrus een grote gelijkenis vertoont met het grote Babylon, de grote geestelijk macht (Ez 27:1-36; Op 17:1-18; 18:1-24). Tyrus verwijst naar die grote macht. In het verlengde van Babel ligt Rome, ook een handelsstad. Rome is de grote opvolger van Tyrus. Achter de koning van Tyrus zien we de persoon van de satan zelf (Ez 28:1-19). Die persoon zien we ook bij het herstelde Romeinse rijk. Bij Tyrus gaat het profetisch om de grote macht van de satan in de eindtijd, zowel in godsdienstig als in politiek en economisch opzicht.
1 - 14 Het oordeel over Tyrus
1 Het gebeurde in het elfde jaar, op de eerste van de maand, [dat] het woord van de HEERE tot mij kwam: 2 Mensenkind, omdat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: Haha! Ze is verbroken, de poort van de volken! Haar [macht] is op mij overgegaan. Ik zal vol worden, [de stad] is verwoest, 3 daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zál u, Tyrus! Ik zal vele heidenvolken tegen u laten opkomen, zoals de zee zijn golven laat opkomen. 4 Die zullen de muren van Tyrus te gronde richten en zijn torens omverhalen. Ja, Ik zal zijn gruis van hem wegvegen en het tot een kale rots maken. 5 Het zal een droogplaats voor sleepnetten worden, midden in de zee, want Ík heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. Het zal een buit voor de heidenvolken worden, 6 en zijn dochters die op het veld zijn, zullen met het zwaard gedood worden. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben. 7 Want zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga Nebukadrezar, de koning van Babel, de koning der koningen, uit het noorden naar Tyrus brengen, met paarden, strijdwagens en ruiters, en een verzamelde [strijdmacht] en veel volk. 8 Hij zal uw dochters op het veld met het zwaard doden en een schans tegen u maken, een belegeringsdam tegen u opwerpen en schilden tegen u opheffen. 9 Het beuken van zijn stormrammen richt hij tegen uw muren, en met zijn houwelen breekt hij uw torens af. 10 Vanwege de menigte van zijn paarden, zal hun stof u overdekken. Uw muren zullen beven vanwege het geraas van ruiters, wielen en strijdwagens, wanneer hij door uw poorten zal binnentrekken, zoals men een opengebroken stad binnentrekt. 11 Hij zal met de hoeven van zijn paarden al uw straten stuktrappen. Uw volk zal hij met het zwaard doden en uw sterke zuilen zullen ter aarde storten. 12 Zij zullen uw vermogen roven, uw handelswaren plunderen, uw muren omverhalen en uw begerenswaardige huizen afbreken. Uw stenen, uw hout en uw gruis zullen zij midden in het water werpen. 13 Ik zal het lawaai van uw liederen doen ophouden en het geluid van uw harpen zal niet meer gehoord worden. 14 Ik zal u maken tot een kale rots. U zult een droogplaats voor sleepnetten worden. U zult niet meer herbouwd worden, want Ík, de HEERE, heb gesproken, spreekt de Heere HEERE.
De profetie over Tyrus is gedateerd (vers 1). Dit elfde jaar is het jaar dat Jeruzalem is ingenomen door de Chaldeeën, het jaar van de verwoesting van Jeruzalem (2Kn 25:2-3). Over die verwoesting verheugt Tyrus zich zeer (vers 2). Zij noemt Jeruzalem “de poort van de volken”. Jeruzalem is een geduchte handelsconcurrent van Tyrus, want Jeruzalem controleert de handelsroutes over land uit Egypte en Arabië naar Tyrus.
Nu die hindernis is weggevallen, kan Tyrus nog meer winst maken. Tyrus beroemt zich erop dat de controle over de handelsroutes die Jeruzalem bezat, nu op haar is overgegaan. Tyrus ziet de volle winst op zich afkomen. Zij zal vol worden van alle rijkdom omdat Jeruzalem gevallen is. Hier zien we dat liefde voor het geld, die een wortel is van alle kwaad (1Tm 6:10a), de goede betrekkingen van weleer (1Kn 5:1) vernietigt. Liefde voor het geld veroorzaakt hier zelfs vreugde over de verbreking en verwoesting van een vroegere vriend.
Een gedrag als dat van Tyrus wordt door de HEERE gehaat (Sp 17:5b). Omdat Tyrus zo vol egoïsme en geldzucht is, zal de HEERE de stad oordelen (vers 3). In vier profetieën volgen vier uiterst gedetailleerde en nauwkeurige voorzeggingen. Elk van deze profetieën begint met de woorden “zo zegt de Heere HEERE” (verzen 3-6,7-14,15-18,19-21).
Met de dreigende woorden “zie, Ik zál u, Tyrus”, voorzegt God dat Hij vele heidenvolken tegen Tyrus zal laten opkomen. Het opkomen van die volken vergelijkt Hij met een vloed of een tsunami: het opkomen van de golven van de zee. Zoals God de golven van de zee bestuurt, zo bestuurt Hij ook de volken. Die volken komen dit keer niet met vreedzame bedoelingen, om handel met Tyrus te drijven, maar om haar te verwoesten (vers 4). De bescherming van Tyrus zal worden neergehaald en tot gruis worden. De trotse koophandelsstad, die op een rots midden in zee gebouwd is, die van mensen wemelt en pronkt met haar schatten, zal een kale rots worden waar niemand kan wonen.
Het enige waarvoor de rots midden in zee nog kan dienen, is om er netten te drogen (vers 5). Zo zal het gebeuren, want de HEERE heeft het gesproken. Wat er aan welvaart opgestapeld is, zal als buit door de heidenvolken worden meegenomen. Zij die op het vaste land leven, de dochters die zich tegoed doen aan de verkregen handelswelvaart, zullen met het zwaard gedood worden (vers 6). Zo zullen ze weten dat Hij de HEERE is.
In de tweede profetie vertelt de HEERE wie Hij als vijanden op Tyrus afstuurt: de troepen van Nebukadrezar, de koning van Babel (vers 7). Deze koning met zoveel macht dat God hem “een koning der koningen” noemt (Dn 2:37), is niets anders dan een instrument in Zijn hand, iemand die niets anders kan doen dan Zijn wil uitvoeren. Deze koning zal vanuit het noorden met een enorme strijdmacht tegen Tyrus optrekken. Het eerste wat hij zal doen, is “uw dochters op het veld met het zwaard doden”. Met de ”dochters” worden de steden en dorpen op het vaste land bedoeld die in de buurt van Tyrus liggen en van haar afhankelijk zijn (vers 8). Daarna zal hij Tyrus met zwaar geschut belegeren. Na die belegering zal hij met geweld door de verdediging heen breken en de wachttorens afbreken (vers 9).
De menigte paarden die hij heeft, zal zoveel stof opwerpen, dat Tyrus erdoor bedekt zal worden (vers 10). Wanneer Nebukadrezar met donderend geweld de poort van de stad binnenstormt, zal het dreunen van de paardenhoeven en strijdwagens de muren laten beven. De stad zal als een opengebroken stad in handen van de koning van Babel en zijn legers vallen. Wanneer ze in de stad zijn, zullen de straten door de paarden worden stukgetrapt (vers 11). Er zal geen begaanbare weg overblijven. De inwoners zullen worden gedood en elke sterkte waar mensen zich hebben verschanst, zal ter aarde neerstorten.
De verzamelde rijkdommen zullen worden geroofd en alle handelswaar zal worden geplunderd (vers 12). Er zal niets van hun schatten voor henzelf overblijven. De muren die ze om hun huizen hebben gebouwd om hun kostbare villa’s te beschermen tegen inbrekers, zullen worden omvergehaald. Vervolgens worden hun begeerde optrekjes, waar ze zo trots op zijn, met de grond gelijkgemaakt. Het puin wordt midden in de zee gedumpt. Dat is het einde van al hun luxe.
Daarmee zal ook een einde zijn gekomen aan hun liederen die ze uitgalmen (vgl. Am 5:23) en waarin ze bezingen hoe geweldig ze toch wel hebben geboerd (vers 13). De harpen waarmee ze het zingen begeleiden, zwijgen, voor altijd. God heeft een einde aan hun gelal gemaakt.
Zo zal de HEERE Tyrus tot een kale rots maken, waar niets meer is en niemand meer woont (vers 14). Het enige wat er nog kan gebeuren, is het te drogen leggen van sleepnetten. Nooit zal er meer iets van Tyrus op verrijzen. Omdat de HEERE het gezegd heeft, zal het zo zijn.
15 - 21 Reactie op de val van Tyrus
15 Zo zegt de Heere HEERE tegen Tyrus: Zullen de kustlanden niet beven bij het geluid van uw val, wanneer de dodelijk gewonde kermt, wanneer in uw midden een slachting wordt aangericht?
16 Alle vorsten van de zee zullen van hun tronen afdalen, hun mantels afleggen en hun kleurrijk geborduurde kleding uittrekken. Met verschrikkingen bekleed zullen zij op de grond zitten, elk ogenblik beven en over u ontzet zijn.
17 Dan zullen zij over u een klaaglied aanheffen en tegen u zeggen:
Hoe bent u uit de zeeën verdwenen,
[u], beroemde, [dicht]bevolkte stad,
die sterk was aan de zee,
zij en haar inwoners,
die schrik voor zich inboezemden
bij allen die [om] haar [heen] woonden!
18 Nu beven de kustlanden
op de dag van uw val.
Geschrokken zijn de kustlanden, die aan de zee liggen,
vanwege uw ondergang.
19 Want zo zegt de Heere HEERE: Wanneer Ik van u een verwoeste stad maak, als steden die niet bewoond worden, wanneer Ik een watervloed op u af laat komen en de grote wateren u zullen bedelven,
20 dan zal Ik u laten neerdalen met hen die in de kuil neerdalen, naar het volk van oude tijden af. Ik zal u laten verblijven in de onderste plaatsen van de aarde, bij hen die in de kuil zijn neergedaald, in de verwoeste plaatsen van weleer, zodat u niet bewoond wordt. En Ik zal het sieraad in het land van de levenden herstellen.
21 Ik zal van u een voorwerp van verschrikking maken en u zult niet [meer] bestaan. Wanneer u gezocht wordt, zult u voor eeuwig niet meer gevonden worden, spreekt de Heere HEERE.
De derde profetie van de HEERE gaat over de reacties van de handelspartners op de val van Tyrus (vers 15). In de kustlanden, dat zijn de eilanden in en de landen om de Middellandse Zee waarmee Tyrus handeldrijft, zal met ontzetting worden gereageerd op het bericht van de slachting die in Tyrus is aangericht. De vorsten van de kustlanden zullen diepe rouw bedrijven (vers 16). Het maakt wel duidelijk hoe groot de invloed van Tyrus als handelspartner is. Deze landen hebben hun welvaart aan Tyrus te danken en die welvaart zien ze nu ineens verdwijnen.
Ze zullen uiting geven aan hun egoïstisch verdriet door een klaaglied over Tyrus te zingen (vers 17). In het lied geven ze eerst hoog op van de vroegere roem, macht en rijkdom van Tyrus om het contrast met de huidige situatie des te sterker te laten uitkomen. De stad die uit het dagelijkse beeld van de zeeën is verdwenen, is beroemd. Er hebben veel mensen gewoond. Haar rijkdom is haar kracht geweest. Iedereen in de omgeving heeft ontzag voor haar gehad. Hoe totaal anders is de situatie nu (vers 18). Het contrast met vroeger is enorm. De val en ondergang van de stad hebben een schokeffect op de kustlanden. De aanblik is troosteloos. In gelijksoortige bewoordingen wordt in het Nieuwe Testament de val van Babylon beschreven (Op 18:15-19).
In de vierde en laatste profetie vertelt God dat Hij Zelf het lot van Tyrus heeft bepaald (vers 19). De heidenvolken (vers 3) en Nebukadrezar (vers 7) zijn slechts instrumenten in Zijn hand. God zal als door een zondvloed Tyrus met water bedekken en de stad onder de watervloed bedelven. De wateren die zij met haar trotse schepen bevaart en die de bron van haar rijkdom en welvaart zijn, zullen haar ondergang worden. God zal Tyrus voegen bij de mensen en volken die allang dood zijn en van wie de lichamen in de kuil begraven zijn (vers 20). Zij spelen geen enkele rol meer in het land van de levenden. Hun zielen “verblijven in de onderste plaatsen van de aarde”, het dodenrijk, in het Hebreeuws de sheol of in het Grieks de hades, waar ze verenigd zijn met allen die in ongeloof gestorven zijn.
Tyrus zal volkomen verwoest worden (vers 21). Van die verwoesting zal de stad zich niet meer herstellen. Tyrus zal alleen als een afschrikwekkend voorbeeld in de herinnering voortleven. Nooit zal de tijd aanbreken dat de stad in de wereldmaatschappij weer een factor van betekenis zal worden. Wie naar Tyrus op zoek gaat om de stad te herbouwen en te herstellen, zal daarvoor geen enkel aanknopingspunt vinden. Er zal niets meer van Tyrus te vinden zijn. Zo “spreekt de Heere HEERE”.