1 - 9 De ark, het verzoendeksel, de cherubs
1 Bezaleël maakte vervolgens de ark van acaciahout; zijn lengte was tweeënhalve el, zijn breedte anderhalve el en zijn hoogte anderhalve el. 2 Hij overtrok hem met zuiver goud, vanbinnen en vanbuiten, en hij maakte er een gouden rand omheen. 3 Hij goot er vier gouden ringen voor, aan de vier voetstukken ervan, namelijk twee ringen aan de ene kant ervan en twee ringen aan de andere kant ervan. 4 Verder maakte hij draagbomen van acaciahout en overtrok die met goud. 5 Hij stak de draagbomen door de ringen aan weerskanten van de ark, om de ark [daarmee] te dragen. 6 Vervolgens maakte hij een verzoendeksel van zuiver goud. Zijn lengte was tweeënhalve el en zijn breedte anderhalve el. 7 Ook maakte hij twee cherubs van goud; als gedreven werk maakte hij ze uit de beide uiteinden van het verzoendeksel, 8 één cherub uit het uiteinde aan de ene [kant], en één cherub uit het uiteinde aan de andere [kant]. Uit het verzoendeksel maakte hij de cherubs, uit de beide uiteinden ervan. 9 En de cherubs hielden [hun] beide vleugels naar boven uitgespreid, terwijl ze met hun vleugels het verzoendeksel bedekten. Hun gezichten [waren] naar elkaar toe[gericht]; de gezichten van de cherubs waren naar het verzoendeksel [gericht].
Nadat het huis is gemaakt, worden de voorwerpen gemaakt die in het huis komen te staan. Eerst wordt de ark gemaakt, met direct daaropvolgend het verzoendeksel met de beide cherubs. Als de schrijver van de brief aan de Hebreeën over de ark spreekt, stelt hij de heerlijkheid ervan voor door te vermelden dat deze “rondom geheel met goud overdekt” was (Hb 9:4a). Hij noemt in dat vers nog meer heerlijke dingen in verbinding met de ark en wel dat daarin “een gouden kruik was die het manna bevatte, en de staf van Aäron die gebloeid had” (Hb 9:4b; Ex 16:33; Nm 17:8-10). Hij spreekt ook over de cherubs als “de cherubs van [de] heerlijkheid die het verzoendeksel overschaduwden” (Hb 9:5).
De ark en het verzoendeksel en de cherubs spreken van de heerlijkheid van Christus en Zijn werk. Bij Zijn werk kunnen we denken aan Zijn werk op het kruis tot verzoening, waarbij aan al Gods heilige eisen is beantwoord, en aan Zijn werk nu in de hemel voor Zijn volk. Het verzoendeksel is voor ons “de troon van de genade” geworden, waartoe wij met vrijmoedigheid mogen naderen, “opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden tot hulp op de juiste tijd” (Hb 4:16).
De ark, met daarop het verzoendeksel, is het enige voorwerp in het heilige der heiligen. De schrijver van de brief aan de Hebreeën noemt de ark “de ark van het verbond” (Hb 9:4). Hij verwijst daarmee terug naar de ark als de ontmoetingsplaats tussen God en het volk onder het oude verbond. Zijn hele onderwijs in de brief is erop gericht om tegenover dit centrum van het oude verbond Christus als het middelpunt, het hart van het nieuwe verbond, te plaatsen.
Zie ook het commentaar bij Exodus 25:10-22.
10 - 16 De tafel met zijn voorwerpen
10 Daarna maakte hij de tafel van acaciahout; zijn lengte was twee el, zijn breedte één el en zijn hoogte anderhalve el. 11 En hij overtrok hem met zuiver goud en maakte er een gouden rand omheen. 12 Ook maakte hij er een sierlijst van een hand breed omheen, en hij maakte een gouden rand rondom die sierlijst. 13 Hij goot er vier gouden ringen voor en bevestigde de ringen aan de vier hoeken van zijn vier poten. 14 De ringen zaten dicht onder de sierlijst, [als] houders voor de draagbomen, om de tafel te [kunnen] dragen. 15 Hij maakte ook de draagbomen van acaciahout, en hij overtrok ze met goud, om de tafel [daarmee] te dragen. 16 En hij maakte de voorwerpen die op de tafel moesten [staan], van zuiver goud: de bijbehorende schotels, schalen, kommen en kannen waarmee plengoffers gebracht worden.
Na de ark volgt het maken van de tafel voor de toonbroden. De toonbroden worden hier niet genoemd. Hierdoor valt de nadruk op wat de tafel voorstelt. Een tafel spreekt van gemeenschap. Door het werk van de Heer Jezus is er gemeenschap mogelijk met God en met elkaar.
De tafel is even hoog als de ark. Dat leert ons dat onze gemeenschap zich bevindt op het niveau van de Persoon en het werk van Christus. Onze gemeenschap als gelovigen van de gemeente bestaat uit Hem. Door Hem en Zijn werk zijn wij aan elkaar verbonden. Hij is het kenmerkende van onze gemeenschap. We zijn immers door God geroepen “tot [de] gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus onze Heer” (1Ko 1:9).
Zie ook het commentaar bij Exodus 25:23-30.
17 - 24 De gouden kandelaar met voorwerpen
17 Hij maakte vervolgens de kandelaar van zuiver goud. Als gedreven werk maakte hij de kandelaar, zijn schacht en zijn armen; zijn bloemkelken, zijn knoppen en zijn bloesems vormden er één geheel mee. 18 Zes armen staken uit de zijkanten ervan; drie armen van de kandelaar uit zijn ene kant, en drie armen van de kandelaar uit zijn andere kant. 19 Drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de ene arm, [met] knop en bloesem; en drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de andere arm, [met] knop en bloesem. Zo waren de zes armen die uit de kandelaar staken. 20 En op de kandelaar [zelf] zaten vier bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, [met] hun knoppen en bloesems. 21 Ook zat er een knop onder het [eerste] paar armen dat eruit [stak], een knop onder het [tweede] paar armen dat eruit [stak], en een knop onder het [derde] paar armen dat eruit [stak. Zo was het] bij de zes armen die eruit staken. 22 Zijn knoppen en zijn armen vormden [met de kandelaar] één geheel; het geheel was één stuk gedreven werk van zuiver goud. 23 Hij maakte er de zeven bijbehorende lampen voor; zowel de bijbehorende snuiters als de bijbehorende vuurschalen waren van zuiver goud. 24 Hij maakte die van één talent zuiver goud, met alle bijbehorende voorwerpen.
Na de tafel die als eerste voorwerp in het heilige wordt gemaakt, wordt de kandelaar gemaakt. Dat wijst erop dat onze gemeenschap met God en Christus en met elkaar alleen in het licht kan plaatsvinden: “Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1Jh 1:7). Zoals aan de kandelaar bloemkelken als vrucht verbonden zijn, zo is met de wandel in het licht ook vrucht verbonden. Onze wandel in het licht, “als kinderen van het licht” (Ef 5:8b), zal de vrucht van het licht voortbrengen: “De vrucht van het licht [bestaat] in alle goedheid en gerechtigheid en waarheid” (Ef 5:9).
Zie ook het commentaar bij Exodus 25:31-40.
25 - 28 Het gouden reukofferaltaar
25 Vervolgens maakte hij het reukofferaltaar van acaciahout. Zijn lengte was een el, zijn breedte was een el – [het was dus] vierkant – en zijn hoogte twee el. De bijbehorende horens vormden er één geheel mee. 26 Hij overtrok het met zuiver goud, zijn bovenkant, zijn wanden rondom, en zijn horens; en hij maakte er een gouden rand omheen. 27 Ook maakte hij er twee gouden ringen voor, onder de rand ervan, aan zijn beide kanten, aan weerskanten ervan, als houders voor de draagbomen, om het [altaar] daarmee te [kunnen] dragen. 28 Verder maakte hij de draagbomen van acaciahout en overtrok ze met goud.
Het derde voorwerp in het heilige is het gouden reukofferaltaar. Het is opmerkelijk dat Gods Geest de schrijver van de brief aan de Hebreeën ertoe leidt te zeggen dat dit altaar in het heilige der heiligen staat (Hb 9:3-4a). Dat wijst erop dat de eigenlijke functie van dit altaar bij het heilige der heiligen hoort.
Het altaar stelt aanbidding voor. Omgeven door het reukwerk van dit altaar kan Aäron het heiligdom binnengaan, want anders zal hij sterven: “Hij moet dan het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht van de HEERE, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, bedekt en hij niet zal sterven” (Lv 16:13). Voor ons betekent het dat wij in de welriekende reuk die Christus voor God is in het binnenst heiligdom mogen gaan om daar de Vader te aanbidden voor Wie Hij is en voor Wie Zijn Zoon is.
Zie ook het commentaar bij Exodus 30:1-10.
29 De zalfolie en het reukwerk
29 Ook maakte hij de heilige zalfolie en zuiver geurig reukwerk, werk van een zalfbereider.
Voor het maken van de heilige zalfolie en het zuiver geurig reukwerk zijn speciale kwaliteiten noodzakelijk, zoals die alleen bij een zalfbereider aanwezig zijn. In de zalfbereider kunnen we een beeld zien van de Heilige Geest, Die alleen in staat is om te geven wat nodig is voor het verrichten van onze dienst in het huis van God, zodat die dienst als een zuiver geurig reukwerk tot God opstijgt.
De Heer Jezus is door God “gezalfd met [de] Heilige Geest en met kracht. Hij is [het land] doorgegaan, terwijl Hij goeddeed en allen gezond maakte die door de duivel waren overweldigd, want God was met Hem” (Hd 10:38). In Zijn hele leven is Hij geleid door de Heilige Geest en alle krachten die Hij heeft gedaan, hebben een aangename geur verspreid. Dit alles is één heerlijk offer voor God geweest.
Zie ook het commentaar bij Exodus 30:22-38.