1 - 2 Opdracht wraak te nemen op de Midianieten
1 De HEERE sprak tot Mozes: 2 Neem voor de Israëlieten wraak op de Midianieten; daarna zult u met uw voorgeslacht verenigd worden.
Mozes krijgt hier zijn laatste taak. Voordat het volk de zegeningen van het land in bezit kan gaan nemen, moet het volk de wraak van de HEERE over Midian voltrekken. De verkeerde verbindingen met deze vijanden moeten worden verbroken, anders kan de zegen niet worden genoten. Die verbindingen zijn slecht in Gods oog en vormen een verhindering voor Zijn zegen. God staat niet toe dat Zijn dienaar Mozes de wereld verlaat, voordat hij de volle vergelding heeft gezien. We zien hier ook dat een dienaar niet eerder wordt weggenomen dan nadat zijn taak volbracht is.
Midian is een broedervolk. Hij stamt ook af van Abraham, maar zijn moeder is Ketura (Gn 25:1-2). Zij zijn buren van Moab en hebben zich met hen verbonden om Israël in het verderf te storten (Nm 22:4; 25:1-15). Op grond daarvan heeft God Zijn oordeel over hen uitgesproken (Nm 25:16-18) en laat dat nu door Zijn volk uitvoeren.
Het is goed nog eens te zeggen dat het volk van God verschillende soorten strijd heeft te voeren. Een van die soorten is de strijd tegen Amalek. Dat is een verdedigingsstrijd die zich afspeelt in de woestijn. Deze strijd stelt voor ons de dagelijkse strijd voor die er is tegen wat ons omringt in de wereld waarin we leven. Een andere soort strijd is die tegen de Kanaänieten. Dat is een aanvalsstrijd, die zich afspeelt in het land om het te veroveren. Die strijd stelt voor ons de strijd voor die we hebben te strijden om ons de geestelijke zegeningen die God ons heeft gegeven eigen te maken.
Hier gaat het om de strijd tegen Midian. Dat is een aanvalsstrijd, die zich afspeelt in de woestijn. Maar er is een verschil met de strijd tegen Amalek. Aan de strijd tegen Amalek is niet te ontkomen. Die tegen Midian had wel voorkomen kunnen worden, maar is nodig geworden vanwege de eigen ontrouw van het volk. Het volk heeft zich met die vijand verbonden als gevolg van de leer van Bileam.
Het gebeurt wel dat we als vijanden tegenover de wereld komen te staan omdat we daarmee vriendschappelijke betrekkingen hebben onderhouden. Die vriendschap is een valstrik voor ons geworden. Niettemin geeft God ons een volkomen overwinning, zodra we de wereld als vijandig gaan beschouwen. Alleen moet alles wat ons heeft verleid, totaal vernietigd worden, zonder compromis.
Dat is wat we ook in de christenheid vinden, bijvoorbeeld als een christen niet als vreemdeling in de wereld verblijft, maar zich ermee vermengt, vaak met fraaie, maar wel onbijbelse motieven. We kunnen pret maken met de mensen van de wereld. Maar waar is de grens? Als we ons bewust worden dat we te ver zijn gegaan, merken we hoeveel moeite het kost om ons ervan los te maken. Als we ons ergens in hebben begeven waar we niet horen, vraagt het strijd om er weer los van te komen. Dat zou niet nodig geweest zijn als we trouw zouden zijn gebleven.
3 - 6 Wie ten strijde moeten trekken
3 En Mozes sprak tot het volk: Laten er mannen uit uw midden zich voor de strijd toerusten, en zich tegen Midian keren om de wraak van de HEERE aan Midian te voltrekken. 4 Van alle stammen van Israël moet u er duizend per stam ten strijde laten trekken. 5 Zo werden er uit de duizenden van Israël duizend per stam geleverd, twaalfduizend, toegerust voor de strijd. 6 Mozes liet hen ten strijde trekken, duizend per stam, hen en Pinehas, de zoon van Eleazar, de priester, ten strijde, met de heilige voorwerpen en de trompetten voor het geschal in zijn hand.
De HEERE spreekt over de wraak voor de Israëlieten op de Midianieten (verzen 1-2). Als Mozes erover spreekt, heeft hij het over de wraak van de HEERE (vers 3). Met een klein deel van het volk moet er tegen de vijand worden gestreden, opdat duidelijk zal zijn dat God de overwinning heeft gegeven (vgl. Ri 7:2). Het hele volk, elk onderdeel ervan, moet een aandeel in die strijd hebben. Elke stam levert evenveel mannen.
De aanvoerder is niet Jozua maar Pinehas, de priester. De omstandigheden van het falen van het volk vereisen dat. Een priester is aanvoerder van deze strijd omdat deze strijd reiniging moet bewerken van de besmetting die over Israël is gekomen door de verbinding met Midian. Pinehas leidt de strijd omdat hij zich al eerder heeft onderscheiden in de strijd tegen Midian (Nm 25:6-8). Hij heeft zijn zwaard al een keer ten oordeel over Midian gebruikt. Als wij ons laten meeslepen, weg van God, en we willen terug, dan moet Pinehas voorop, met het zwaard. Hij is de man die de heiligheid van God kent.
Pinehas weet dat de overwinning van de HEERE moet komen. Daarom heeft hij de trompetten bij zich, opdat de HEERE die zal horen (Nm 10:9). Priesters kunnen alarm blazen en Gods hulp inroepen in deze noodzakelijke strijd. Met “de heilige voorwerpen” worden waarschijnlijk de trompetten bedoeld. Dat ze daarna nog worden genoemd, betekent dan dat “de trompetten” een nadere omschrijving van die heilige voorwerpen zijn. Het lijkt niet waarschijnlijk dat met “de heilige voorwerpen” bijvoorbeeld de urim en de tummim (Ex 28:30) worden bedoeld, omdat Pinehas nog geen hogepriester was.
7 - 12 De strijd en het resultaat daarvan
7 En zij streden tegen Midian zoals de HEERE Mozes geboden had; zij doodden al wie mannelijk was. 8 Behalve hen die door hen verslagen werden, doodden zij ook de koningen van Midian: Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba, de vijf koningen van Midian; ook doodden zij Bileam, de zoon van Beor, met het zwaard. 9 Maar de Israëlieten voerden de vrouwen van Midian en hun kleine kinderen als gevangenen weg en roofden al hun dieren, al hun vee en al hun vermogen. 10 Ook verbrandden zij al hun steden in hun woongebieden en al hun tentenkampen met vuur. 11 Zij namen heel de buit en alles wat meegenomen kon worden aan mensen en aan dieren, 12 en zij brachten de gevangenen en wat aan buit meegenomen was, bij Mozes, bij de priester Eleazar en bij de gemeenschap van de Israëlieten in het kamp, in de vlakten van Moab, aan de Jordaan, [ter hoogte] van Jericho.
Alle mannen worden gedood. Dat niet het hele volk is uitgeroeid zien we later, wanneer Midian weer een geduchte vijand van het volk is (Ri 6:1-3). De vijf koningen zijn hoofden van Midianitische stammen – in Numeri 25 wordt Zur ‘stamhoofd’ genoemd (Nm 25:15), en in Jozua 13 wordt over ‘vorsten’ gesproken (Jz 13:21).
Ook Bileam ontkomt niet aan het oordeel. Zijn naam wordt verbonden aan die van de vijf koningen. Het lijkt erop dat hij hun adviseur is geweest. Hij valt met de vijanden van Gods volk met wie hij zich heeft verbonden. Hij heeft gewenst de dood van de oprechten te sterven (Nm 23:10), maar hij is in zijn goddeloosheid blijven leven. Tot het volk van de oprechten heeft hij niet willen toetreden. Waarvan hij in zijn leven is gescheiden, daarvan is hij in zijn dood gescheiden, en dat zal hij tot in eeuwigheid blijven.
In Zijn genade geeft God Zijn volk een grote overwinning met veel buit. Hij strijdt voor Zijn volk omdat Zijn eer ermee gemoeid is. Als wij door valse invloeden worden meegesleept, is daar ook Gods eer mee gemoeid.
13 - 20 Nadere bevelen van Mozes
13 Mozes, de priester Eleazar en alle leiders van de gemeenschap gingen buiten het kamp, hun tegemoet. 14 Mozes werd erg kwaad op de aanvoerders van het leger, de bevelhebbers van duizend en de bevelhebbers van honderd die van de krijgsdienst [terug]kwamen. 15 En Mozes zei tegen hen: Hebt u alle vrouwen laten leven? 16 Zie, zíj waren door de raad van Bileam voor de Israëlieten de aanleiding tot trouwbreuk tegen de HEERE, in het geval van Peor, waardoor de plaag kwam onder de gemeenschap van de HEERE. 17 Nu dan, dood al wie mannelijk is onder de kleine kinderen, en dood elke vrouw die gemeenschap met een man heeft gehad door met een man te slapen. 18 Maar laat alle kinderen van het vrouwelijk geslacht die [nog] geen gemeenschap gehad hebben door met een man te slapen, voor u in leven. 19 En u, sla uw kamp op buiten het kamp, zeven dagen [lang]. Ieder die een persoon gedood en ieder die een verslagene aangeraakt heeft, moet zich op de derde dag en op de zevende dag ontzondigen, u en uw gevangenen. 20 Ook moet u alle kleding, alle leren voorwerpen, alles wat van geiten[haar] gemaakt is, en alle houten voorwerpen ontzondigen.
Aan de kant van het volk is er geen enkel verlies (vers 49), wat een bewijs is dat deze strijd van en voor God is. Nu moet het volk nog leren dat het kwaad radicaal moet worden uitgeroeid. Dat moeten wij ook leren. De mannen worden wel gedood, want zij vormen een groot gevaar door hun kracht. Maar ook de vrouwen moeten worden gedood, want hun gevaar is nog groter door hun verleiding. Juist zij zijn het die het volk zoveel onheil hebben bezorgd. De maagden van Midian hoeven niet te worden gedood. Zij hebben zich niet geleend voor de hoererij. Dat leert ons dat wij onderscheid moeten maken in het uitoefenen van het oordeel.
Verder leren we dat bezig zijn met kwaad, ook al is het in opdracht van de Heer, verontreinigt. Het is noodzakelijk zich ervan te reinigen, zich te ontzondigen, door gebruik te maken van het reinigingswater. Het lezen van Gods Woord bewerkt die reiniging.
21 - 24 Voorschriften voor ontzondiging
21 En de priester Eleazar zei tegen de krijgslieden die ten strijde getrokken waren: Dit is de wetsverordening die de HEERE Mozes geboden heeft. 22 Alleen het goud, het zilver, het koper, het ijzer, het tin en het lood, 23 elk ding dat vuurvast is, moet u door het vuur laten gaan, zodat het rein wordt; alleen moet het door het reinigingswater ontzondigd worden. Maar alles wat niet vuurvast is, moet u [alleen] door het water laten gaan. 24 Ook moet u op de zevende dag uw kleren wassen, zodat u rein wordt; daarna mag u [weer] in het kamp komen.
Alles wat Israël heeft buitgemaakt, moet worden gereinigd. De reiniging vindt plaats door het in het vuur te brengen en daarna met water te wassen. Wat het vuur niet kan verdragen, moet alleen met water worden gereinigd. De uitvoering van de reiniging gebeurt onder verantwoordelijkheid van Eleazar, die als hogepriester erop moet toezien dat de reiniging strikt naar het voorschrift van Numeri 19 gebeurt (Nm 19:1-22).
Niets kan door Israël worden gebruikt als het niet eerst door het vuur is gegaan. De buit die voortkomt uit onze ontrouw moet ook worden gereinigd om zo geschikt te worden voor eigen gebruik. Alles wat in de handen van Midian is geweest en daardoor onrein is, moet worden gereinigd.
We kunnen dit toepassen bijvoorbeeld op onbijbelse praktijken van doop en avondmaal. Die onbijbelse praktijken zijn een gevolg van onze ontrouw. Als doop en avondmaal weer teruggebracht worden op de grondslag van de Bijbel, als ze worden gereinigd van wat daarmee in strijd is, kunnen ze weer als zegen uit Gods hand worden aangenomen en worden gebruikt tot Zijn eer.
Het vuur en het water moeten zo worden toegepast op elke waarheid die wij belijden en elke praktijk die wij daaraan verbinden om het te gebruiken voor God. Het vuur spreekt van oordeel, het water spreekt van het Woord van God. Vuur verteert wat niet voor God kan bestaan, water verwijdert vuil en maakt schoon. Alles wat onder Gods oordeel is geweest en in overeenstemming is met Gods Woord, kan worden gebruikt tot Zijn verheerlijking. Als we zover komen, is dat het gevolg van het hogepriesterlijke werk van de Heer Jezus dat Hij als de ware Eleazar voor ons verricht. Hij brengt ons ertoe alles zo te zien en te doen dat God het kan aanvaarden.
25 - 31 Hoe de buit moet worden verdeeld
25 Verder sprak de HEERE tot Mozes: 26 Neem het aantal op van wat meegenomen is aan gevangenen, aan mensen en aan dieren, u en de priester Eleazar en de familiehoofden van de gemeenschap. 27 En verdeel wat meegenomen is, in twee helften, tussen hen die aan de strijd deelgenomen hebben, die met het leger uitgetrokken zijn, en heel de gemeenschap. 28 Daarna moet u de strijdbare mannen die met het leger uitgetrokken zijn, een heffing voor de HEERE opleggen, één op de vijfhonderd van de mensen, van de runderen, van de ezels en van de schapen. 29 Van de voor hen [bestemde] helft moet u [dat] nemen en [dat] aan de priester Eleazar geven als een hefoffer voor de HEERE. 30 Maar van de helft voor de Israëlieten moet u één gevangene op de vijftig nemen, van de mensen, van de runderen, van de ezels en van de schapen, van al de dieren, en ze aan de Levieten geven, die de taak ten behoeve van de tabernakel van de HEERE vervullen. 31 Mozes en de priester Eleazar deden zoals de HEERE Mozes geboden had.
De buit moet in twee delen verdeeld worden. De ene helft is voor de strijders, de andere helft is voor het volk. De buit is niet alleen voor de krijgslieden. David handelt later op dezelfde manier (1Sm 30:21-25; vgl. Jz 22:8). Naar verhouding krijgen de krijgslieden wel meer. Zij hebben dan ook de moeiten, inspanningen en gevaren van de strijd ondergaan.
De HEERE zorgt ervoor dat iedere Israëliet in de blijdschap van de overwinning kan delen. Hij kiest wie aan de strijd deelnemen en eert hen. Hij wil ook hen eren die naar Zijn soevereine wil achtergebleven zijn en die op de hun aangewezen plaats getrouw hun taak naar Zijn wil hebben vervuld.
Niet iedereen is even geschikt om aan de strijd deel te nemen. Als gelovigen geestelijke overwinningen behalen, moet de buit met allen worden gedeeld. De geestelijke rijkdom die iemand verwerft, moet met andere gelovigen worden gedeeld.
Petrus heeft een keer een val gemaakt. Hij heeft de Heer Jezus verloochend. De oorzaak daarvan is de verbinding die hij met de wereld is aangegaan. Hij is in hun midden gaan zitten (Lk 22:55). De Heer heeft die verloochening zelfs voorzegd, maar Hij heeft erbij gezegd dat Petrus zich van die kwalijke weg zou bekeren. Hij verbindt er zelfs een opdracht aan voor Petrus: na die bittere ervaring zal Petrus een instrument tot zegen voor anderen worden (Lk 22:31-34). Zijn brieven zijn er het bewijs van dat hij die opdracht heeft uitgevoerd.
De krijgslieden moeten een deel afstaan aan de HEERE (verzen 28-29,41). Ook het volk moet een deel afstaan en dat aan de Levieten geven (verzen 30,47). De dienst van de Levieten staat in het teken van de priesterdienst. Levieten worden bemoedigd in hun taak als zij meedelen in de buit. Onze geestelijke overwinningen moeten bijdragen aan de bevordering van de Levietendienst en via hen ook aan de priesterdienst.
Alles staat in verbinding met de tabernakel (verzen 30,47) waar uiteindelijk de geestelijke winst van elke overwinning terechtkomt. Daar wordt God gediend en heeft Gods volk gemeenschap met Hem en met elkaar. De samenkomsten van de gelovigen worden dan plaatsen waar gelovigen rijker vandaan gaan dan ze er zijn gekomen.
32 - 47 Verdeling van de buit
32 Wat meegenomen was, het overschot van de buit die het krijgsvolk geroofd had, waren zeshonderdvijfenzeventigduizend schapen, 33 en tweeënzeventigduizend runderen, 34 en eenenzestigduizend ezels; 35 en mensen, namelijk vrouwen die [nog] geen gemeenschap hadden gehad door met een man te slapen, alles [bij elkaar] tweeëndertigduizend personen. 36 De helft [daarvan, namelijk] het aandeel voor hen die met het leger uitgetrokken waren, was een aantal van driehonderdzevenendertigduizend vijfhonderd schapen 37 De heffing voor de HEERE van de schapen was zeshonderdvijfenzeventig [schapen]. 38 En [er waren] zesendertigduizend runderen, en de heffing daarvan voor de HEERE was tweeënzeventig. 39 En [er waren] dertigduizend vijfhonderd ezels, en de heffing daarvan voor de HEERE was eenenzestig. 40 En [er waren] zestienduizend mensen, en de heffing daarvan voor de HEERE was tweeëndertig personen. 41 En Mozes gaf de schatting, het hefoffer voor de HEERE, aan de priester Eleazar, zoals de HEERE Mozes geboden had. 42 En van de helft voor de Israëlieten, die Mozes van de mannen die gestreden hadden, afgescheiden had 43 – de helft voor de gemeenschap bestond uit driehonderdzevenendertigduizend vijfhonderd schapen, 44 zesendertigduizend runderen, 45 dertigduizend vijfhonderd ezels, 46 en zestienduizend mensen – 47 van die helft voor de Israëlieten nam Mozes één gevangene uit vijftig, van de mensen en van de dieren; en hij gaf ze aan de Levieten, die de taak ten behoeve van de tabernakel van de HEERE vervulden, zoals de HEERE Mozes geboden had.
De buit en de verdeling ervan zijn als volgt:
Buit aan schapen: 675.000
1. voor de soldaten: 337.500 waarvan 675 (=1/1000 v. 675.000) voor de HEERE
2. voor het volk: 337.500 waarvan 6.750 (=1/100 v. 675.000) voor de Levieten
Buit aan runderen: 72.000
1. voor de soldaten: 36.000 waarvan 72 voor de HEERE
2. voor het volk: 36.000 waarvan 720 voor de Levieten
Buit aan ezels: 61.000
1. voor de soldaten: 30.500 waarvan 61 voor de HEERE
2. voor het volk: 30.500 waarvan 610 voor de Levieten
Buit aan mensen: 32.000
1. voor de soldaten: 16.000 van wie 32 voor de HEERE
2. voor het volk: 16.000 van wie 320 voor de Levieten
48 - 54 De vrijwillige gave van de buit
48 Toen kwamen de aanvoerders van de duizenden van het leger, de bevelhebbers van duizend en de bevelhebbers van honderd, naar voren, bij Mozes. 49 En zij zeiden tegen Mozes: Uw dienaren hebben het aantal opgenomen van de strijdbare mannen die onder ons bevel stonden; van ons ontbreekt niet één man. 50 Daarom zullen wij de HEERE een offergave brengen, ieder wat hij gevonden heeft: een gouden voorwerp, een ketting, een armband, een ring, een oorring of een halssieraad, om voor ons leven verzoening te doen voor het aangezicht van de HEERE. 51 Mozes en de priester Eleazar namen het goud van hen aan, allemaal kunstig gemaakte voorwerpen. 52 Al het goud van het hefoffer dat zij de HEERE brachten, van de bevelhebbers van duizend en de bevelhebbers van honderd, bedroeg zestienduizend zevenhonderdvijftig sikkel. 53 De krijgslieden hadden ieder voor zichzelf [het nodige] geroofd. 54 Zo namen Mozes en de priester Eleazar dat goud aan van de bevelhebbers van duizend en van honderd, en zij brachten het in de tent van ontmoeting, voor het aangezicht van de HEERE, tot gedachtenis voor de Israëlieten.
Er vindt een spontane actie van de oversten plaats en wel uit dankbaarheid. Ze zijn onder de indruk van het feit dat er niemand omgekomen is. Ze schrijven dat niet toe aan hun eigen bekwaamheid. Door hun ontrouw zijn er in Numeri 25 velen omgekomen. Nu er niemand is omgekomen, geven ze God daarvoor de eer.
De Heer Jezus zal er ook voor zorgen dat niemand die bij Hem hoort, verloren gaat (Jh 17:12). Er zal in de eeuwige heerlijkheid niemand gemist worden van allen die op aarde voor de Heer gestreden hebben. Allen die zich aan het Woord van God houden, bereiken de behoudenis. In beeld zien we dat in Handelingen 27, dat besluit met: “En zo gebeurde het, dat allen behouden aan land kwamen” (Hd 27:44b). De Heer Jezus zal daarvoor tot in alle eeuwigheid de lof worden gebracht. Deze zekerheid zal ons er trouwens nu al toe brengen dat we Hem aanbidden in “de tent van ontmoeting” ofwel “de tent der samenkomst” (vers 54).
Van geestelijke aanvoerders mag worden verwacht dat zij meer begrip hebben van Gods goedheid. Hier staat zelfs vermeld dat deze dingen worden gegeven om verzoening te doen. Het is uitzonderlijk dat aan materialen verzoening wordt toegeschreven. Dat is altijd aan het bloed voorbehouden.
Toch zijn er uitzonderingen. Verzoening gebeurt in Numeri 16 ook door reukwerk, hoewel daar wel verbinding is met het altaar waar het vuur vandaan komt (Nm 16:46-48). In Exodus 30 vindt verzoening plaats door zilver (Ex 30:11-16). Om voor God te kunnen bestaan moet een prijs worden betaald. Dan gaat iemand tot de getelden behoren. Verzoening betekent bedekken.
Normaal is dat verzoening met zonden te maken heeft, dat die worden bedekt. Hier gaat het erom dat Gods heerlijkheid Zijn volk bedekt, nadat het gefaald heeft. Het gaat hier om de erkenning dat het alleen om Zijn heerlijkheid gaat en dat wij daarin willen schuilen, ook al betreft het oorzaken die we aan onszelf te wijten hebben.
Het goud wordt door Mozes en Eleazar in de tent der samenkomst gebracht (vgl. 1Kr 18:11; 2Kr 15:18). Alle ervaringen zouden onze samenkomsten moeten verrijken. Elke samenkomst zou een afspiegeling moeten zijn van alle ervaringen die we de afgelopen week hebben opgedaan waardoor we onder de indruk van Gods goedheid en trouw en heerlijkheid zijn gekomen.
In de geschiedenis van dit hoofdstuk zien we een illustratie van het raadsel van Simson: hier gaat eten uit van de eter en zoetigheid van de sterke (Ri 14:14). Wat de vijand (de eter, de sterke) tot verderf van het volk wil doen zijn, werkt uit tot eer van God en zegen voor Zijn volk (eten en zoetigheid).