1 - 7 Twaalf staven vóór de ark
1 De HEERE sprak tot Mozes: 2 Spreek tot de Israëlieten en neem van hen een staf voor elke familie, van al hun leiders, naar hun families, twaalf staven. Ieders naam moet u op zijn staf schrijven. 3 Maar de naam van Aäron moet u schrijven op de staf van Levi, want één staf moet er zijn voor het hoofd van hun families. 4 En u moet ze neerleggen in de tent van ontmoeting, vóór de getuigenis, waar Ik u ontmoeten zal. 5 En het zal gebeuren dat de staf van de man die Ik verkies, in bloei zal staan. En Ik zal het gemor van de Israëlieten over Mij, waarmee zij tegen u morden, tot zwijgen brengen. 6 Mozes sprak tot de Israëlieten en al hun leiders gaven hem een staf, voor elke leider één staf, naar hun families, twaalf staven. De staf van Aäron was ook onder hun staven. 7 En Mozes legde de staven neer voor het aangezicht van de HEERE, in de tent van de getuigenis.
In het ombrengen van de tweehonderdvijftig opstandelingen heeft de HEERE in oordeel laten zien wie Hij voor het priesterschap heeft bestemd. Aäron is als enige met zijn reukwerkschaal aanvaard. Nu volgt een andere test, niet door het uitoefenen van oordeel, maar door het voortbrengen van leven.
Mozes moet niet zijn eigen staf, maar die van Aäron nemen. Een staf spreekt onder andere van gezag, van heersen (vgl. Gn 49:10). Als de staf van Mozes daar zou hebben gelegen, zouden we herinnerd zijn aan tucht en oordeel. De staf van Aäron spreekt ook van gezag, maar dan meer specifiek in het betonen van genade en medelijden met zwakheid.
God wil de staven in Zijn heiligdom hebben, dicht bij de bron van alle gezag, en buiten de tegenwoordigheid van de mens. God zal laten zien wie Hij heeft verkozen. Dat wordt vastgesteld in het heiligdom. Hij laat ook zien wat het kenmerkende is van de Hogepriester, dat Deze een grote Priester is over het huis van God en dat alles van Zijn trouw afhangt.
8 - 9 De staf van Aäron bloeit
8 De volgende dag gebeurde het, toen Mozes in de tent van de getuigenis kwam, dat, zie, de staf van Aäron voor het huis van Levi in bloei stond. Hij bracht bloesem voort en bloeiende bloemen, en droeg amandelen. 9 Toen bracht Mozes al deze staven van voor het aangezicht van de HEERE naar buiten, naar al de Israëlieten. En zij zagen [het], en namen elk hun staf.
Leven uit een dode staf tevoorschijn brengen is iets dat alleen God kan. Dat de staf van Aäron heeft gebloeid, wijst op een priesterschap in de kracht van een onvergankelijk leven (Hb 7:16). Het is opstandingsleven, leven dat voortkomt uit het dode hout van de staf. Het is daarom ook overwinningsleven, want het leven heeft de dood overwonnen. Het leven dat uit de dode staf van Aäron komt, is niet alleen een niet tegen te spreken teken van de uitverkiezing van Aäron als priester, maar ook een veelzeggend teken van de ware plaats van het priesterschap dat hier in type gegrond is op de dood en de opstanding.
Er is niet alleen leven gekomen, maar ook vrucht. Dat wijst erop dat er alleen vrucht tevoorschijn komt in verbinding met het priesterschap dat God heeft verkozen. De vrucht is voor het heiligdom. Het leven uit zich in bloesem en amandelen. De amandelboom is de boom die na de winter bloeit, die het eerst uit de winterslaap ontwaakt. De Hebreeuwse naam voor amandel betekent ‘de waakzame’ (vgl. Jr 1:11-12). Deze boom is als het ware de heraut die het ontwaken van overvloedig aanstaand leven aankondigt.
Zo is Christus uit de doden opgestaan “als Eersteling”, met in Zijn gevolg “die van Christus zijn, bij Zijn komst”, dat zijn allen die Hem als hun leven bezitten (1Ko 15:23). Door Zijn leven zijn zij in staat vrucht voort te brengen. Allen die hun staf hebben gebracht, krijgen hun staf terug, maar daarin zit geen leven. Alleen in de Heer Jezus is leven, Hij is verklaard “als Gods Zoon in kracht naar [de] Geest van [de] heiligheid, door dodenopstanding” (Rm 1:4). Van onszelf zijn wij dood, maar in Hem is het leven. In verbinding met Hem leven we en zullen we het leven ingaan.
10 - 13 De staf van Aäron bewaard
10 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Breng de staf van Aäron terug vóór de getuigenis, om [hem] te bewaren, als teken voor de opstandigen. En u zult een einde maken aan hun gemor over Mij, opdat zij niet sterven. 11 Mozes deed het. Zoals de HEERE hem geboden had, zo deed hij. 12 En de Israëlieten spraken tot Mozes: Zie, wij geven de geest, wij komen om, wij komen allen om! 13 Al wie ook maar naderbij komt tot de tabernakel van de HEERE, zal sterven; moeten wij soms allemaal de geest geven?
De staf moet in de ark worden gelegd, bij de kruik met manna (Hb 9:4). We hebben zowel het manna als de staf nodig voor onze reis door de woestijn. Het manna stelt het leven van de Heer Jezus voor. Als we ons met Hem bezighouden, ons met Hem voeden, geeft dat kracht voor onze wandel. De staf stelt Hem voor als Degene Die dood geweest is en nu leeft als de Hogepriester om voor ons te bidden. De staf herinnert ons op onze reis door de woestijn eraan dat de bron van het leven alleen in Christus te vinden is.
Het volk begrijpt niet wat er met de staf is gebeurd. Ze zijn bang. Het tekent de mens die niets van de genade van God begrijpt.