Inleiding
Rehabeam is de eerste koning van Juda in de situatie van een in twee delen gescheurd rijk, waarvan hij de directe oorzaak is. Naar de bedoeling van de kroniekschrijver wordt de geschiedenis van Rehabeam als nakomeling van David beschreven vanuit het oogpunt van Gods genade. De nadruk ligt dan ook op wat prijzenswaardig is bij Rehabeam. We zien dat hij
1. Gehoorzaam is aan het woord van God dat door de profeet tot hem komt (2Kr 11:1-4),
2. Zijn koninkrijk versterkt door steden te versterken (2Kr 11:5-12),
3. Een toevlucht wordt voor priesters en Levieten uit het tienstammenrijk (2Kr 11:13-17) en
4. Zich vernedert voor de HEERE (2Kr 12:5-12).
1 - 4 Verbod om tegen Israël op te trekken
1 Toen Rehabeam in Jeruzalem aangekomen was, riep hij het huis van Juda en Benjamin bijeen, honderdtachtigduizend van de beste [manschappen], geoefend voor de oorlog, om tegen Israël oorlog te voeren en het koningschap aan Rehabeam terug te brengen. 2 Maar het woord van de HEERE kwam tot Semaja, de man Gods: 3 Zeg tegen Rehabeam, de zoon van Salomo, de koning van Juda, en tegen heel Israël in Juda en Benjamin: 4 Zo zegt de HEERE: U mag niet optrekken of strijden tegen uw broeders. Keer terug, ieder naar zijn huis, want deze zaak is bij Mij vandaan gekomen. Zij luisterden naar de woorden van de HEERE en keerden terug zonder tegen Jerobeam op te trekken.
Rehabeam laat de scheuring niet over zijn kant gaan (vers 1). Hij wil Israël weer aan zich onderwerpen. Daarvoor brengt hij een groot en geoefend leger op de been. De HEERE richt echter het woord tot “Semaja, de man Gods”, om tegen Rehabeam en heel Israël dat in Juda en Benjamin is, Zijn woord te spreken (verzen 2-3).
Een man Gods is iemand die in Gods wegen gaat als de massa daarvan afwijkt. Een man Gods is de man of vrouw die Gods rechten en kenmerken erkent, handhaaft en vertoont in een situatie waarin daarmee geen rekening wordt gehouden. Timotheüs is in het Nieuwe Testament de enige die zo wordt genoemd (1Tm 6:11) en aan wie Paulus de algemene kenmerken van een man Gods beschrijft (2Tm 3:16-17).
Het woord van de HEERE verbiedt Rehabeam om tegen zijn broeders op te trekken of tegen hen te strijden (vers 4). De reden daarvan lijkt niet zozeer te zijn dat hij geen burgeroorlog zou mogen beginnen, maar meer dat hijzelf de oorzaak, de directe aanleiding is van de scheuring. Hij kan het kwaad niet gewapenderhand ongedaan maken. Je kunt niet door de Heer gebruikt worden om aan anderen vermaningen uit te delen als je zelf vermaning nodig hebt.
Een andere reden is dat deze zaak bij de HEERE vandaan is gekomen. Hij heeft het toegelaten, waardoor Zijn woord hierover tot Jerobeam in vervulling is gegaan (1Kn 11:31). Het laat zien dat God niet overvallen wordt door de zonde. Dat betekent niet dat God aanzet tot de zonde. God kan niet zondigen en zet ook niemand ertoe aan (Jk 1:13b).
We kunnen de situatie die in Israël is ontstaan, toepassen op de tegenwoordige situatie in de gemeente. We zien dat er scheuringen zijn. Dat God toelaat dat er scheuringen zijn, is “opdat <ook> de beproefden onder u openbaar worden” (1Ko 11:19). In de gemeente worden we ook niet opgeroepen de scheidingen ongedaan te maken. We worden opgeroepen “de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede” (Ef 4:3). De eenheid van de Geest kunnen we niet maken, want het is een bestaande eenheid. We moeten die bewaren en dat doen “met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart” (2Tm 2:22).
Rehabeam en zijn manschappen zijn zo verstandig om naar “de woorden van de HEERE” uit de mond van de man Gods te luisteren. Ze trekken niet tegen Jerobeam op, maar keren terug naar huis.
5 - 12 Rehabeam versterkt steden
5 Rehabeam woonde in Jeruzalem, en hij bouwde [verschillende] steden in Juda om tot versterkte [steden]. 6 Zo bouwde hij Bethlehem, Etam, Tekoa, 7 Beth-Zur, Socho, Adullam, 8 Gath, Maresa, Zif, 9 Adoraïm, Lachis, Azeka, 10 Zora, Ajalon en Hebron, die in Juda en in Benjamin de versterkte steden werden. 11 En hij versterkte deze vestingen, en stelde leiders over hen aan en sloeg er voedselvoorraden, olie en wijn op, 12 en in elke stad [bovendien] grote schilden en speren. Hij versterkte ze buitengewoon. Juda behoorde hem toe, met Benjamin.
Dat Rehabeam niet ten strijde mag trekken en dat ook niet doet, geeft gelegenheid tot andere bezigheden. Hij legt zich toe op de versterking van zijn eigen steden, om zich des te beter te kunnen verdedigen tegen eventuele aanvallen. De meeste versterkingen zijn meer aan de zuidwestgrens. Dat lijkt te zijn ingegeven door vrees voor de koning van Egypte. Het is niet ondenkbaar dat Jerobeam van die kant hulp zal krijgen, want hij heeft daar immers een onderkomen gevonden toen hij voor Salomo was gevlucht (2Kr 10:2; 1Kn 11:40). De dreiging van Egypte is voor hem groter dan van het noordelijke tienstammenrijk.
Hij stelt in de versterkte steden leiders aan die de situatie in de gaten moeten houden. Ook legt hij in die steden voorraden aan door er “voedselvoorraden, olie en wijn” op te slaan. Tevens voorziet hij die steden van “grote schilden en speren”. Daardoor verzekert hij het voortbestaan van het leven in de stad bij een belegering, althans voor langere tijd.
In geestelijke zin stellen “voedselvoorraden” voor wat er aan voedsel in het Woord van God, in de Heer Jezus, te vinden is. Het is belangrijk dat wij deze voedselvoorraden aanleggen, want ook in ons leven kunnen er tijden zijn dat de vijand ons zozeer belaagt, dat we moeten teren op wat we hebben opgeslagen.
“Olie” stelt de Heilige Geest voor Die ons de kracht geeft om de vijand te weerstaan (Gl 5:16-17; 1Jh 2:20,27).
“Wijn” geeft aan dat er vreugde is, hoe de vijand ons ook aanvalt en zijn best doet om ons schade toe te brengen. Deze vreugde vinden we in de gemeenschap met de Vader en de Zoon (1Jh 1:3-4).
Bij de “grote schilden” kunnen we denken aan “het schild van het geloof” (Ef 6:16).
In de “speren” kunnen we een beeld zien van het Woord van God waarmee we de vijand kunnen verslaan.
13 - 17 Rehabeam wordt versterkt
13 Verder voegden de priesters en de Levieten, die in heel Israël waren, zich vanuit heel hun gebied bij hem. 14 Want de Levieten verlieten hun weidegronden en hun bezit, en gingen naar Juda en naar Jeruzalem, omdat Jerobeam en zijn zonen hen uit de priesterdienst voor de HEERE verstoten hadden. 15 Hij had voor zichzelf priesters aangesteld voor de [offer]hoogten, voor de demonen en voor de kalveren die hij gemaakt had. 16 Na hen kwamen uit alle stammen van Israël zij die zich met [heel] hun hart toelegden op het zoeken van de HEERE, de God van Israël, naar Jeruzalem, om de HEERE, de God van hun vaderen, offers te brengen. 17 Zo versterkten zij het koninkrijk Juda en maakten zij Rehabeam, de zoon van Salomo sterk, drie jaar; want drie jaar [lang] gingen zij in de weg van David en Salomo.
Net als Rehabeam is ook Jerobeam bezig met de versterking van zijn koninkrijk, maar zijn versterking bestaat uit het oprichten van een eigen godsdienst. Hij verstoot de ware priesters en Levieten en drijft hen daardoor uit alle stammen van Israël uit naar Rehabeam (verzen 13-14). Zij gaan naar Rehabeam omdat de tempel in Jeruzalem staat. Dat trekt hen aan.
In de christenheid zien we dit gebeuren als de ware priesters en dienaren van het Woord gaan naar de plaats waar de gemeente samenkomt rondom de Heer Jezus. Die gelovigen verlaten een (sektarisch) kerkverband omdat er niet naar het Woord van God wordt geluisterd. Zij geven gehoor aan de oproep: “Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt” (Op 18:4b).
De priesters en de Levieten worden aangemoedigd of innerlijk gedrongen om weg te gaan bij Jerobeam omdat die een alternatieve godsdienst heeft ingesteld (vers 15). Hij heeft deze surrogaatgodsdienst ingesteld om te voorkomen dat de inwoners van de tien stammen de grens overtrekken naar de twee stammen. Voor hen die het gemakkelijk nemen, vervalt daarmee de noodzaak helemaal naar Jeruzalem te gaan.
Jerobeam heeft zijn door hemzelf gekozen en aangestelde priesters. In zo’n situatie kunnen echte priesters onmogelijk blijven. Hoe zouden ze kunnen meedoen aan de eigenmachtige godsdienst van Jerobeam en die op die manier sanctioneren?
We zien het handelen van Jerobeam en de reactie van Gods volk daarop in de kerkgeschiedenis. Tijdens de reformatie zijn velen in de rooms-katholieke kerk gebleven, bij de afgodendienst, de dienst van en aan demonen. Anderen hebben die vaarwel gezegd en hebben gevraagd naar de dienst van God. Na de verwording in het protestantisme zijn daaruit weer leden van Gods volk weggegaan om te zien waar ze priesterdienst kunnen uitoefenen op de wijze die God wil.
Er komen niet alleen priesters en Levieten uit Israël naar Rehabeam, maar ook gewone Israëlieten (vers 16). Ze hebben echter een prachtig kenmerk: ze hebben zich met heel hun hart erop toegelegd de HEERE te zoeken. Zo’n hart laat zich door niets tegenhouden en gaat op zoek om te komen waar Hij is. Deze Israëlieten zijn een krachtige steun voor Rehabeam. Helaas duurt het effect van die versterking slechts drie jaar (vers 17).
De versterking is niet alleen getalsmatig, maar ook inhoudelijk. Deze mensen hebben een prijs betaald om te komen waar de HEERE woont. Hun toewijding aan Hem is gebleken en heeft ook zijn opbouwende uitwerking op hen die daar al zijn. Gelovigen die een prijs hebben betaald, bijvoorbeeld in de vorm van miskenning door familieleden, zijn vaak meer overtuigd van het bijzondere van het samenkomen tot de Naam van de Heer Jezus dan zij die daar van jongs af aan mee vertrouwd zijn.
18 - 23 Gezin en regering van Rehabeam
18 En Rehabeam nam voor zichzelf [naast] Machalath, de dochter van Jerimoth, de zoon van David, Abihaïl, de dochter van Eliab, de zoon van Isaï, tot vrouw. 19 Zij baarde hem zonen: Jeüs, Semarja en Zaham. 20 En na haar nam hij Maächa, de dochter van Absalom [tot vrouw], en zij baarde hem Abia, Attai, Ziza en Selomith. 21 Rehabeam had Maächa, de dochter van Absalom, meer lief dan al zijn vrouwen en zijn bijvrouwen. Hij had namelijk achttien vrouwen genomen en zestig bijvrouwen, en hij verwekte achtentwintig zonen en zestig dochters. 22 En Rehabeam stelde Abia, de zoon van Maächa, aan als hoofd om leider [te zijn] onder zijn broers, want hij wilde hem koning maken. 23 Hij handelde verstandig en verspreidde [een deel] van al zijn zonen over alle streken van Juda en Benjamin, over alle versterkte steden, en hij gaf hun voedsel in overvloed en verlangde [voor hen] een menigte vrouwen.
Rehabeam valt in dezelfde fout als zijn vader door veel vrouwen te nemen (verzen 18-21). De zoon van zijn lievelingsvrouw Maächa, Abia, wordt door hem als zijn troonopvolger aangewezen (vers 22). Als voorbereiding daarop stelt hij hem aan als hoofd om leider onder zijn broers te zijn.
Ondanks zijn zonden vermeldt de Heilige Geest van hem dat hij ook verstandig handelt met zijn zonen (vers 23). Het is namelijk verstandig van hem om zijn vele zonen over het hele volk te verspreiden. Daardoor voorkomt hij dat ze onderling ruzie gaan maken. Hij geeft ieder een eigen taak met eigen verantwoordelijkheden. Als ieder die vervult en daarmee bezig is, hebben ze ook geen tijd om bijvoorbeeld zich op te stellen als rivalen van Abia die hij als zijn opvolger heeft bestemd.