1 - 4 Jonathan heeft David lief
1 Het gebeurde, toen [David] met Saul uitgesproken was, dat Jonathan met hart en ziel aan David verbonden raakte. Jonathan had hem lief als zichzelf. 2 Saul nam hem diezelfde dag mee en liet hem niet terugkeren naar het huis van zijn vader. 3 Jonathan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf. 4 Jonathan deed zijn mantel af die hij aanhad, en gaf hem aan David; ook zijn kleding, ja, tot zijn zwaard, tot zijn boog en tot zijn gordel toe.
David betekent ‘geliefde’, dat wil zeggen dat hij iemand is die geliefd wordt. In dit hoofdstuk wordt veel over liefde voor David gesproken. Je houdt van David of je haat hem. Neutraliteit is niet mogelijk. Er zijn vijf mensen of groepen van mensen die hem lief krijgen.
Over de eerste hebben we al gelezen, dat is Saul. Saul heeft hem zeer lief (1Sm 16:21). Het is echter een liefde die omslaat in haat. Dat komt omdat David niet langer zijn knecht is, maar zijn meerdere, niet in positie, maar in voorspoed en geestelijk opzicht. Zolang David zijn knecht is, heeft hij hem zeer lief, maar als Saul aan de kant moet gaan om David de voorrang te geven, wil hij dat niet.
Zo wil de Heer Jezus niet alleen Degene zijn Die de vijand – de satan, van wie Goliath een beeld is – heeft verslagen, maar Hij wil alles zijn in ons leven. Hij wil niet alleen Heiland zijn, maar ook Heer. Vooral kinderen van gelovige ouders moeten dat leren. De Heer wil nummer één zijn. We moeten niet koning blijven van ons eigen leven.
De tweede van wie we lezen dat hij David liefheeft, is Jonathan. Hij verbindt zich met hart en ziel en alles wat hij heeft aan David. Mogelijk is het antwoord van David in het vorige vers (1Sm 17:58) voor Jonathan zo aantrekkelijk, dat hij zich aan David verbindt. Zodra Jonathan met David in verbinding komt, ziet hij zichzelf als niets. Jonathan is kroonprins, maar toch ziet hij in David zijn meerdere. Er is geen jaloersheid of gewonde trots.
Tussen de beschrijving van de liefde van Jonathan voor David in vers 1 en vers 3 staat in vers 2 nog iets over de verhouding van Saul tot David. De liefde van Saul voor David is een egoïstische liefde. Hij ziet in David nog vooral iemand van wie hij voordeel kan hebben. Daarom moet David na zijn overwinning volledig in de dienst van Saul blijven. Saul eist hem voor zichzelf op.
In vers 3 lezen we voor de tweede keer dat Jonathan David liefheeft als zichzelf. We lezen het later nog een keer (1Sm 20:17). We lezen hier niet dat David Jonathan liefheeft. Dat lezen we wel in zijn lied over Jonathan als deze in de strijd met de Filistijnen is omgekomen (2Sm 1:26). De waardering van David voor Jonathans liefde voor hem, laat zien dat de liefde van David meer is dan een menselijke liefde. Het geeft de liefde aan van de Heer Jezus voor de Zijnen die Hem uit liefde dienen en volgen. Het is groot een dergelijke uiting van Zijn liefde uit Zijn mond te mogen vernemen. Een vader houdt van al zijn kinderen, maar hij heeft een bijzondere relatie met hen die zijn liefde waarderen.
De liefde van Jonathan is de liefde van de vriendschap. Het is een onbaatzuchtige liefde. Hij weet dat David koning zal zijn en hij geeft hem die plaats door hem alles te geven. Zijn liefde voor David heeft ook als uitgangspunt de overwinning op Goliath, maar hij heeft dieper gezien dan alleen het resultaat. Hij heeft David lief om wie David zelf is en niet alleen om wat hij heeft gedaan. Zo moet het ook gaan met onze liefde voor de Heer Jezus. Dat zien we bij Paulus voor wie Christus alles is omdat hij door Hem gegrepen is (Fp 3:12).
Jonathan geeft alles aan David uit liefde voor hem. Alles wat hem waardigheid verleent als koning en krijgsman, legt hij aan de voeten van David. Het is niet slechts uiterlijk eerbetoon, maar het is de uiting van wat er in zijn hart voor David is. Alles waarop hij zich kan beroemen, is niets vergeleken bij David. Zo willen wij ook alles uit liefde voor de Heer Jezus aan Hem geven. Jonathan geeft hem echter niet zijn schoenen, wat symbolisch wijst op het feit dat hij David niet volgt op zijn omzwervingen.
5 - 9 Davids voorspoed en Sauls jaloersheid
5 David trok eropuit, overal waar Saul hem [naartoe] stuurde; hij gedroeg zich verstandig, en Saul stelde hem aan over de strijdbare mannen. Hij was goed in de ogen van heel het volk, en ook in de ogen van de dienaren van Saul.
6 Toen David [en zijn mannen] terugkwamen na het verslaan van de Filistijnen, gebeurde het dat de vrouwen uit al de steden van Israël met gezang en reidans koning Saul tegemoet trokken; met tamboerijnen, met blijdschap en met muziekinstrumenten.
7 Terwijl de vrouwen huppelden, zongen zij in beurtzang:
Saul heeft zijn duizenden verslagen,
maar David zijn tienduizenden!
8 Toen ontstak Saul [in woede]; die woorden waren namelijk kwalijk in zijn ogen. Hij zei: Ze hebben er aan David tienduizend gegeven, maar mij hebben ze er [maar] duizend gegeven; het koninkrijk zal zeker nog [eens] voor hém zijn!
9 Vanaf die dag hield Saul David in het oog.
David is in opleiding bij God en is daarin voorspoedig. Zijn voorspoed zien we ook in de verzen 14,15,30. Hier is zijn voorspoed een aanbeveling bij de knechten van Saul. Een leven in Godsvrucht levert waardering op. Steeds klinkt het getuigenis dat God met hem is. David groeit en Saul gaat achteruit. Wat is met ons het geval?
Saul stelt David over de strijdbare mannen aan, want wie Goliath kan verslaan, kan elke vijand verslaan. Zoals David op de harp speelt voor het aangezicht van Saul als deze hem nodig heeft, zo is David bezig in de strijd overal waar Saul hem naartoe stuurt. Hij gebruikt hem in de zaken van de regering en David trekt uit, overal waar Saul hem zendt. Hij is even gehoorzaam als dapper.
Zij, die ernaar uitzien om te heersen, moeten eerst leren gehoorzamen. David is een gehoorzame zoon geweest voor Isaï, zijn vader, en nu is hij een gehoorzame dienaar van Saul, zijn meester. Van hen, die trouw zijn in de ene relatie, is te verwachten, dat zij het ook in een andere zullen zijn.
Zijn voorspoed wordt aanleiding tot een lofzang van vrouwen. Zij hebben een juiste waardering van de daden van David. Dat is echter niet naar de zin van Saul. Zijn jaloersheid wordt gewekt. Wat de vrouwen zingen, is waar. David heeft immers zijn tienduizenden verslagen en Saul slechts zijn duizenden. De overwinning van David is vele malen groter dan de overwinningen van Saul.
Maar terwijl Jonathan is teruggetreden, weigert Saul de voortreffelijkheden van David te erkennen. Het dringt tot hem door dat David een concurrent voor de troon is en hij wil onder geen beding van zijn troon afkomen. Daarom slaat hij vanaf die dag David met wantrouwen gade en begint hier de lijdensweg van David. Vanaf nu wordt Saul een vervolger van Gods gezalfde en daardoor een beeld van de antichrist.
Hier is het keerpunt in Davids geschiedenis na zijn voorspoed. Zo wordt de Heer Jezus ook eerst geëerd en vervolgens willen ze Hem van de steilte in de afgrond werpen (Lk 4:22,28-29). De liefde van het volk voor David wekt bij Saul haat op. Bij de geboorte van de Heer Jezus wordt heel Jeruzalem ontsteld, maar Herodes wil Hem doden. Jaloersheid brengt tot moordzucht. Het gebeurt ook in onze tijd.
10 - 13 Saul tracht David te doden
10 De volgende dag gebeurde het dat de boze geest van God [weer] vaardig werd over Saul, en hij raakte binnenshuis in geestvervoering. David tokkelde [op de harp] zoals elke dag. Nu had Saul een speer in zijn hand, 11 en Saul wierp de speer en zei: Ik zal David aan de wand spietsen, maar David ontweek hem tot tweemaal toe. 12 Saul was bevreesd voor David, want de HEERE was met hem, en Hij was van Saul geweken. 13 Daarom deed Saul [David] van zich weggaan, en stelde hij hem aan tot bevelhebber over duizend, zodat hij voor het volk uit [ten strijde] trok en [weer] terugkeerde.
Een boze geest door God gezonden brengt Saul tot razernij. Als David hem met zijn harpspel tot rust wil brengen, werpt Saul zijn speer naar hem om hem aan de wand te spietsen. Saul toont zijn moordzucht door tot tweemaal toe David met zijn speer te willen doden, zonder in zijn opzet te slagen. David ontwijkt hem beide keren.
De HEERE heeft hem beschermd en dat heeft Hij gedaan door David de tegenwoordigheid van geest te geven om op het juiste moment weg te duiken. Hij zal ongetwijfeld een waakzaam oog op de hand van Saul met daarin de werpspies hebben gehouden. Als hij aan het gevaar is ontkomen, blijkt hij voor iets buitengewoons bestemd te zijn.
David heeft de spies niet naar Saul teruggeworpen. Hij heeft zich teruggetrokken. Hij is niet gaan vechten, maar gevlucht tot zijn eigen behoud. Hoewel hij kracht en moed genoeg heeft, en ook wel de schijn van het recht om weerstand te bieden en de belediging te wreken, heeft hij toch niets meer gedaan dan zichzelf in veiligheid brengen door het gevaar uit de weg te gaan.
We lezen niet dat David bevreesd wordt voor Saul, maar integendeel dat Saul bevreesd wordt voor David. Door het mislukken van twee moordpogingen moet Saul begrepen hebben dat hij geen macht over David heeft. Voor een geoefend speerwerper als Saul is zijn misser het bewijs dat David onder de bescherming van God staat. Hij zou hem anders zeker hebben gedood. Bij andere mensen zou het tot bekering hebben gevoerd, maar Saul verhardt zich. Hij kan David niet meer in zijn omgeving verdragen en geeft hem het opperbevel over zijn leger, in de hoop dat David in de oorlog omkomt.
14 - 16 De HEERE is met David
14 David gedroeg zich verstandig op al zijn wegen, en de HEERE was met hem. 15 Toen Saul zag dat hij zich heel verstandig gedroeg, was hij bevreesd voor hem. 16 Maar heel Israël en Juda hielden van David, want hij trok voor hen uit [ten strijde] en keerde [weer] terug.
In tegenstelling tot Saul is David voorspoedig in zijn school van lijden. Hij moet door lijden volmaakt worden, zoals dat ook met de Heer Jezus het geval is geweest. Weer lezen we over de angst van Saul voor David omdat de HEERE met David is, waardoor David voorspoed heeft. Hij heeft een wijsheid die al zijn tegenstanders beschaamd maakt en die niet tegen te spreken is.
Heel Israël en Juda, dat wil zeggen het hele volk, hebben David lief. Hij heeft hen immers verlost van Goliath. Ze hebben David lief vanwege de zegen die van hem voor hen uitgaat. Dat geldt ook van de Heer Jezus met betrekking tot Gods volk vandaag. Israël en Juda hebben David lief, maar wel op afstand. Niemand van dat volk heeft een persoonlijke relatie met hem. Dat hebben Jonathan en later Michal wel.
Zo zijn er veel christenen die op deze wijze de Heer Jezus liefhebben. Jonge mensen drijven vaak mee op de liefde van hun ouders voor de Heer Jezus. Er moet echter een eigen, persoonlijke liefdesrelatie met de Heer Jezus zijn. Hoeveel vrouwen zijn er niet van wie de relatie met de Heer Jezus via hun man loopt. Ze lezen en bidden niet zelf, misschien wel door de schuld van de man. Ze steunen op het geloofsleven van hun man. Maar ieder moet een eigen relatie met de Heer hebben. Het gebedsleven toont de intimiteit van de omgang met de Heer aan. Als dat er niet is, is er geen leven.
17 - 19 Saul belooft David Merab
17 Daarom zei Saul tegen David: Zie, mijn oudste dochter Merab; haar zal ik u tot vrouw geven. Alleen, wees voor mij een dappere zoon, en voer de strijd van de HEERE. Want Saul dacht: Laat niet mijn hand tegen hem zijn, maar laat de hand van de Filistijnen tegen hem zijn. 18 Maar David zei tegen Saul: Wie ben ik, wat is mijn leven, [en wat is] het geslacht van mijn vader in Israël, dat ik de schoonzoon van de koning zou worden? 19 In de tijd dat men Merab, de dochter van Saul, aan David zou geven, gebeurde het echter dat zij aan Adriël uit Mehola tot vrouw gegeven werd.
David moet nog de beloofde dochter vanwege de overwinning op Goliath krijgen (1Sm 17:25). Saul heeft daar geen zin in. Hij misbruikt zijn belofte om een nieuwe voorwaarde met een sluwe bedoeling aan David voor te houden. Hij huichelt als hij David vraagt de oorlogen van de HEERE te voeren, want hij hoopt dat David in de strijd zal worden gedood.
De oorlogen van Gods volk zijn werkelijk oorlogen van de HEERE, zoals Saul ze noemt, omdat ze worden gevoerd op uitdrukkelijk bevel van God. Maar als de geest van de wereld en heerszucht daarmee worden vermengd, zijn ze dat niet langer. Dan zijn het slechts oorlogen van wereldse begeerten.
Of David zich dat bewust is of niet, hij toont zich nederig in zijn reactie op de door Saul gedane belofte. Hij zegt dat hij zich te klein voelt om schoonzoon van Saul te worden. Of hij Saul op zijn woord gelooft, weten we niet. Hij kent Saul wel als een onberekenbaar man. Het wordt spoedig duidelijk wat het woord van Saul waard is.
Saul breekt zijn woord door de aan David beloofde dochter aan een ander te geven. Dit is de grootst mogelijke belediging die Saul hem maar kan aandoen. Hij treft hem daarmee zowel in zijn eer als in zijn liefde. Mogelijk wil hij David tot een reactie uitlokken die hij kan gebruiken om hem te veroordelen en uit de weg te ruimen.
20 - 25 De liefde van Michal voor David
20 Maar Michal, de dochter van Saul, hield van David. Toen dat aan Saul werd verteld, was dat een goede zaak in zijn ogen. 21 Saul zei: Ik zal haar aan hem geven. Dan zal zij hem tot een valstrik zijn en dan zal de hand van de Filistijnen tegen hem zijn. Daarom zei Saul tegen David: Door de andere [dochter] kun je vandaag mijn schoonzoon worden. 22 Saul gebood zijn dienaren: Zeg in het geheim tegen David: Zie, de koning is u genegen, en al zijn dienaren houden van u, word daarom de schoonzoon van de koning. 23 De dienaren van Saul spraken deze woorden ten aanhoren van David. Toen zei David: Is het gering in uw ogen dat ik de schoonzoon van de koning zou worden, terwijl ik een arm en gering man ben? 24 De dienaren van Saul vertelden het hem. Ze zeiden: Deze woorden heeft David gesproken. 25 Toen zei Saul: Jullie moeten dit tegen David zeggen: De koning vindt geen vreugde in een bruidsschat, maar [wel] in honderd voorhuiden van Filistijnen, om zich op de vijanden van de koning te wreken. Want Saul dacht David door de hand van de Filistijnen te laten vallen [in de strijd].
Wat Saul mogelijk heeft bedoeld om David te kwetsen, wordt de aanleiding dat een nieuwe liefde zich openbaart. Er komt een nieuwe kandidaat. Michal houdt van David. Dat wordt Saul meegedeeld en die ziet een nieuwe kans om van David af te komen.
Michal houdt echt van David (vers 28). Ze levert later het bewijs van haar liefde (1Sm 19:12). Ze trotseert haar vader en helpt David ontkomen. Wel wordt Michal steeds “de dochter van Saul” genoemd. Haar afkomst blijft haar parten spelen, zoals ook vaak bij ons. Ze heeft het karakter van haar afkomst nooit kunnen onderwerpen aan haar liefde voor David en heeft hem nooit echt gekend.
In Michal zien we gelovigen die te vergelijken zijn met allen in Asia die Paulus hebben verlaten (2Tm 1:15). Zij hebben de Heer lief, maar ze kennen de Heer niet zoals Paulus Hem kent. Michal stelt een vleselijke christen voor. Dat zien we in haar houding als David, vol van geluk dat de ark naar de stad van God gaat, voor de ark danst. Dan veracht ze hem (2Sm 6:16,20-23). Michal houdt van bepaalde aspecten van David, maar van andere niet. Als er iets aan de Heer Jezus is dat ons niet bevalt, ligt dat aan ons. Michal blijft onvruchtbaar tot de dag van haar dood. Als we de Heer Jezus wel als Heiland belijden, maar niet als een aanbidder benaderen, is geestelijke onvruchtbaarheid het gevolg.
Door tegen David te zeggen dat hij voor de tweede keer zijn schoonzoon kan worden, stelt Saul het voor alsof ook zijn eerste dochter aan David als vrouw verbonden is geweest. Hij claimt hem als het ware. Hij betrekt ook zijn dienaren in het complot om David over te halen Michal tot vrouw te nemen. Saul weet ook dat al zijn dienaren David liefhebben. Zij hebben gezien hoe deze jongeman Goliath heeft geveld. David is hun held. Wie hoort over de Heer Jezus als de grote Overwinnaar, kan niet anders dan van Hem houden.
We lezen van de dienaren niet dat zij David hebben gehaat, maar ze hebben ook niet onverdeeld zijn kant gekozen. Als Saul erover spreekt David te doden, houden ze hun mond en nemen het niet voor David op (1Sm 19:1). Het is niet gemakkelijk van de Heer Jezus te getuigen als Hij wordt gelasterd, maar wie Hem werkelijk liefheeft, zwijgt niet. Het is zaak om, als je ergens komt waar ze je niet kennen, zo snel mogelijk te laten weten dat je bij Hem hoort, zoals op school, op je werk, in de buurt. Als je het niet direct doet, wordt het vaak alleen maar moeilijker.
Als de dienaren bij David komen en hem vertellen wat Saul heeft gezegd, herhaalt David zijn nederige positie. Hiermee geeft David te kennen dat hij het wel wil worden. Als de dienaren met dit antwoord naar Saul teruggaan, begrijpt Saul dat. Evenals bij Merab verbindt Saul ook aan Davids huwelijk met zijn dochter Michal een voorwaarde. Hij vraagt een bruidsschat, maar wel een vreemde: honderd voorhuiden van Filistijnen. David is niet rijk, maar Saul heeft die bruidsschat in gedachten omdat hij, zo denkt hij, van David af kan komen.
26 - 29 David krijgt Michal
26 Zijn dienaren vertelden David deze woorden. Toen was het in de ogen van David een goede zaak om schoonzoon van de koning te worden. En de dagen waren nog niet voorbij 27 of David stond op. Hij en zijn mannen gingen [op weg] en doodden onder de Filistijnen tweehonderd man. David bracht hun voorhuiden, en men leverde het volledige [aantal] bij de koning af, zodat hij schoonzoon van de koning kon worden. Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal tot vrouw. 28 Saul zag en merkte dat de HEERE met David was en dat Michal, de dochter van Saul, van hem hield. 29 Toen werd Saul nog meer bevreesd voor David; en Saul was een vijand voor David, al [zijn] dagen.
David stemt met de voorwaarde in. Hij slaagt in zijn missie en doet veel meer dan Saul heeft verlangd. Alles wat Saul bedoelt als een poging om van David af te komen, wordt een middel waardoor de kracht van David tegenover de vijand alleen maar des te meer blijkt. Zo bewijzen alle aanvallen van de farizeeën op de Heer Jezus alleen maar des te meer Zijn heerlijkheid en verhevenheid, waarin het licht van Zijn genade straalt.
Voor de derde keer lezen we dat Saul voor David vreest. Daartegenover lezen we van Michal dat zij van David houdt. De vrees voor David bewerkt bij Saul geen overgave aan David, maar het tegendeel: hij is elke dag van zijn leven een vijand voor David.
30 Voorspoed van David in de strijd
30 Als de vorsten van de Filistijnen [ten strijde] trokken, gebeurde het dat David, zo dikwijls als zij [ten strijde] trokken, voorspoediger was dan al de [andere] dienaren van Saul, zodat zijn naam in hoge achting was.
De wet verleent aan mannen in het eerste jaar van hun huwelijk vrijstelling van de krijgsdienst (Dt 24:5). Maar David heeft te veel vaderlandsliefde om van die vrijstelling gebruik te maken. Nadat hij getrouwd is, volhardt hij in zijn goede diensten aan Israël.
Het optreden van David tegen de Filistijnen, zodra die uitrukken, heeft veel meer succes dan alles wat de knechten van Saul tegen hen hebben ondernomen. Door zijn voorspoed komt zijn naam op de lippen van allen. Zijn naam laat zien wie hij is. Het volk komt onder de indruk van zijn onzelfzuchtigheid en aangename karakter.