1 - 2 Wat met de tempel zal gebeuren
1 En Jezus ging naar buiten en vertrok van de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 Hij nu antwoordde en zei tot hen: Ziet u dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u: er zal hier geen enkele steen op [de andere] steen gelaten worden die niet zal worden afgebroken.
De twee volgende hoofdstukken, Mattheüs 24-25, bevatten profetie en zijn tevens onderwijs aan de discipelen voor hun leiding op de weg die zij moeten volgen te midden van de komende gebeurtenissen. De Heer vertrekt van de tempel en wel voorgoed. Hiermee oefent Hij het oordeel uit dat Hij zojuist heeft uitgesproken. De tempel is daardoor een ontzield lichaam geworden. Het is nu “uw huis” (Mt 23:38).
Hier herhaalt zich wat eerder in Ezechiël is gebeurd (Ez 10:18-19; 11:22-23). Daar verdwijnt de heerlijkheid van de HEERE, Jahweh. Diezelfde heerlijkheid verdwijnt hier ook in de gedaante van de vernederde Mens Jezus Christus. Wie ogen heeft om te zien, ziet in Hem de heerlijkheid van de eniggeboren Zoon van de Vader (Jh 1:14).
Toch blijft het hart van de discipelen aan de tempel gehecht. Ze wijzen de Heer op het imposante gebouw. Door vroegere vooroordelen komen ze niet los van zijn uiterlijke schoonheid. Maar omdat Hij er niet meer in is, zijn ze bezig met schone uiterlijke schijn, het vertoon van praal en pracht in de dienst van God.
De Heer kijkt met hen mee als Hij zegt: “Ziet u dit alles niet?” Maar Hij kijkt op een andere manier. Hij ziet dat deze gebouwen de symbolen van een eigenwillige godsdienst zijn geworden. Daarom spreekt Hij het vonnis uit over alles wat zij bewonderen en wel op de meest radicale wijze. Hij wil hen van hun nutteloze gedachten bevrijden. Daarom deelt Hij hun Zijn gedachten mee en werpt het licht van de toekomst op het heden. Daar is alleen belangstelling voor als ons hart niet gehecht is aan de dingen van de aarde. Hoe zal ik verlangen naar Zijn komst als die komst een streep haalt door alles wat ik probeer op te bouwen in de wereld?
3 - 8 Het begin van de weeën
3 Toen Hij nu op de Olijfberg zat, kwamen de discipelen afzonderlijk naar Hem toe en zeiden: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de eeuw? 4 En Jezus antwoordde en zei tot hen: Kijkt u uit dat niemand u misleidt. 5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen misleiden. 6 En u zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; let op, wordt niet verschrikt, want dit <alles> moet gebeuren, maar het is nog niet het einde; 7 want volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen hongersnoden en aardbevingen zijn in verschillende plaatsen. 8 Dit alles is echter [het] begin van [de] weeën.
De Heer neemt plaats op de Olijfberg. Zo heeft Hij eerder op een berg plaatsgenomen om de bergrede uit te spreken (Mt 5:1). Nu zit Hij op de Olijfberg en ook hier spreekt Hij een rede uit, Zijn eindtijdrede. Hij doet dat naar aanleiding van vragen van de discipelen. Zij willen graag van Hem weten wanneer de dingen gaan gebeuren waarover Hij zojuist heeft gesproken. Ook willen ze graag weten wat het teken van Zijn komst en van de voleinding van de eeuw is, want ze voelen aan dat deze dingen met elkaar samenhangen. De “komst” van de Heer wil zeggen dat Hij bij hen op aarde aanwezig zal zijn. “De voleinding van de eeuw” is niet het einde van de wereld, maar betekent het einde van de periode dat de Heer afwezig zal zijn, ofwel het einde van de periode dat Hij niet bij hen zal zijn.
De Heer Jezus is de alwetende God voor Wie de toekomst heden is. Hij alleen kan met zekerheid zeggen hoe de toekomst er uitziet omdat Hij die bepaalt. Voordat Hij dat doet, waarschuwt Hij Zijn discipelen. De discipelen moeten we hier niet zien als vertegenwoordigers van ons, christenen, maar van de gelovige Joden in de toekomst. Een christen kan nooit misleid worden door mensen die onder de Naam van Christus tot hem komen. Een christen verwacht namelijk geen Christus op aarde, maar gaat Hem tegemoet in de lucht.
De gelovige Joden zullen wel blootstaan aan dat gevaar. Israël heeft de ware Christus opgegeven. Nu lopen ze gevaar een valse aan te nemen. De ongelovige massa zal dat ook doen (Jh 5:43). De christen wordt niet gewaarschuwd voor valse christussen, maar voor valse geesten (1Jh 4:1) omdat het kenmerkende van de gemeente is dat de Heilige Geest in haar woont. Wij moeten op onze hoede zijn voor het bedrog van valse geesten, niet voor pseudo-christussen.
Naast de misleiding in de vorm van valse christussen probeert de vijand angst te bewerken door oorlogen en geruchten van oorlogen. Zo’n waarschuwing krijgen de christenen ook niet, hoewel dat niet wil zeggen dat deze waarschuwing geen toepassing voor ons heeft. Vanwege hun aardse perspectief hebben oorlogen grote invloed op het Joodse overblijfsel in de toekomst. Daarom zijn de woorden van de Heer voor hen een vertroosting. Ze hoeven er niet aan te twijfelen dat Hij uitkomst zal geven en Zijn beloften van vrede zal vervullen.
Ook hongersnoden en aardbevingen zullen door de vijand gebruikt kunnen worden om hun geloof in de voorspoed en de onwankelbaarheid van het rijk van hun Messias te doen wankelen. Er staan de vijand veel middelen ter beschikking waarmee hij probeert het geloof van de discipelen omver te werpen. De ware gelovigen zullen standhouden; de belijders zullen worden misleid en van alles worden beroofd waarop ze hebben gemeend te kunnen vertrouwen.
De dingen die de Heer zojuist heeft beschreven, zijn erg. Toch zal het allemaal nog veel erger worden, want Hij heeft hun nog maar “[het] begin van [de] weeën” voorgesteld.
9 - 14 Volharden tot het einde
9 Dan zullen zij u overleveren om verdrukt te worden en u doden, en u zult gehaat zijn door alle volken ter wille van Mijn Naam. 10 En dan zullen velen ten val komen en elkaar overleveren en elkaar haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan en zij zullen velen misleiden. 12 En omdat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van de velen verkoelen. 13 Wie echter zal volharden tot [het] einde, die zal behouden worden. 14 En dit evangelie van het koninkrijk zal over het hele aardrijk worden gepredikt tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen.
Ze zullen aan den lijve ondervinden hoe groot de haat tegen Christus is, want de vijanden zullen hun haat tegen Christus uitleven op hen die Hem belijden. Nergens op aarde zal een volk zijn dat hen vriendelijk zal behandelen. In die tijd zullen velen als valse belijders door de mand vallen. Zulke personen zullen daarna in het leger van de vijand mee gaan vechten tegen de ware discipelen. Maar ook tussen de vijanden onderling zal er haat zijn. Ze trekken wel als eenheid op, maar ze zijn het niet.
De moeilijkheden en beproevingen komen echter niet alleen van buiten, ze komen ook van binnenuit. Niet alleen door dreiging van buiten zullen de valse belijders openbaar worden. Valse belijders zullen ook herkenbaar worden omdat ze de vele valse profeten die er dan zullen zijn, zullen volgen, blind als ze zijn voor de misleiding.
Samen met een zich afwenden van God en Zijn waarheid zal de wetteloosheid toenemen, dat is de verwerping van elk gezag. Tegelijk zal de liefde van de velen verkoelen, want het egoïsme zal hoogtijvieren. In deze vreselijke tijd met al zijn verschrikkingen en misleidingen komt het erop aan om te volharden tot het einde.
Er is een begin van de weeën, maar er komt ook een einde aan de weeën! Zij die volharden, zijn zij die een levende verbinding hebben met de Heer Jezus, hun Messias. Als het einde komt, zal het koninkrijk overal gepredikt zijn. Het is het koninkrijk dat op aarde gevestigd zal worden, zoals Johannes de doper en de Heer Zelf het hebben gepredikt. De vestiging van het gezag van de ten hemel gevaren Christus zal in de hele wereld gepredikt worden om de gehoorzaamheid van de volken op de proef te stellen. Wie oren hebben om te horen, zullen het voorwerp van hun geloof, Christus, in Zijn heerlijkheid op aarde te zien krijgen.
15 - 28 De grote verdrukking
15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarvan gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan in [de] heilige plaats, – laat hij die het leest, erop letten! – 16 laten dan zij die in Judéa zijn, vluchten naar de bergen; 17 laat hij die op het dak is, niet naar beneden gaan om de dingen uit zijn huis te halen; en laat hij die op het veld is, 18 niet terugkeren naar achteren om zijn kleed te halen. 19 Wee echter de zwangeren en de zogenden in die dagen. 20 En bidt dat uw vlucht niet ‘s winters of op sabbat gebeurt. 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er niet geweest is van [het] begin van [de] wereld af tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen. 22 En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort. 23 Als iemand in die tijd tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: hier, gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en grote tekenen en wonderen geven om zo mogelijk ook de uitverkorenen te misleiden. 25 Zie, van tevoren heb Ik het u gezegd. 26 Als zij dan tot u zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen. Zie, [Hij is] in de binnenkamers, gelooft het niet. 27 Want zoals de bliksem uitgaat van [het] oosten en schijnt tot [het] westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 28 Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
Om de ernst van de situatie van de dagen die aan Zijn komst voorafgaan te onderstrepen wijst de Heer op wat gesproken is door de profeet Daniël. Hij doelt daarmee op gedeelten in het boek Daniël die ons brengen tot de laatste dagen (Dn 9:27; 11:31; 12:11), of de tijd van het einde (Dn 11:40). De plaats waar zich zal afspelen waarover de Heer hier spreekt, is Judéa, dat is Jeruzalem en omgeving. “De heilige plaats” is de tempel in Jeruzalem. Daar zal “de gruwel van de verwoesting” staan.
Een gruwel is een afgodsbeeld. De gruwel van de verwoesting wil zeggen dat het afgodsbeeld verwoesting zal veroorzaken. Vanwege dat afgodsbeeld zal God grote rampspoed over het land laten komen door de antichrist, de oprichter van het beeld, waaraan hij zich ook verbindt door zich als God te vertonen (2Th 2:4). Het beeld is het beeld van het beest uit de zee en stelt de dictator van het herstelde Romeinse rijk voor (Op 13:12-15).
Het is een woord tot het overblijfsel van Israël en niet tot de gemeente. De Heer zegt hun dat zij die daar in de buurt zijn, moeten vluchten naar de bergen. De bergen zullen de geschikte locatie zijn om zich te verbergen voor de antichrist en zijn volgelingen. Er zal geen tijd te verliezen zijn. De vervolging komt als een stormwind in de woestijn. Elk oponthoud kan fataal zijn. Wie op het dak is, moet niet nog eens zijn huis binnengaan om noodzakelijke dingen op te halen. Wie op het veld is, moet ook geen poging ondernemen om nog een kledingstuk op te halen dat hij ergens anders op het veld heeft gelegd. Het parool is: vlucht voor je leven. Toegeven aan welke andere gedachte ook zal de dood tot gevolg hebben.
De Heer spreekt met medelijden over de zwangeren, zij die op het punt staan nieuw leven ter wereld te brengen, en de zogenden, zij die zojuist nieuw leven ter wereld hebben gebracht. Zij zijn de kwetsbaren. Hij denkt zelfs aan de weersomstandigheden en de godsdienstige verplichtingen. Ze moeten ervoor bidden dat die hun geen parten zullen spelen. Elke belemmering op hun vlucht kan fataal zijn.
Hij zegt deze dingen omdat Hij weet hoe vreselijk die tijd zal zijn. Het zal een tijd zijn van ongeëvenaarde verdrukking. Zoiets is er nooit geweest en zal er daarna ook nooit meer zijn. Het is een tijd die, wat de gruwelen betreft, zijn weerga niet kent. De Heer benadrukt de verschrikking van die tijd door als een troost te zeggen dat die dagen worden verkort. Als Hij die dagen niet zou verkorten, zou niemand die tijd overleven. Die verkorting gebeurt ter wille van de uitverkorenen. Hij kent allen die Hem toebehoren en zorgt er met het oog op hen voor dat het maximum aan leed niet wordt overschreden (vgl. 1Ko 10:13).
Nog eens wijst Hij erop dat die tijd extra zwaar zal zijn vanwege de valse christussen. Als te midden van de grootste beproeving mensen zich aandienen die hulp willen geven, is het een enorme verleiding om daaraan gehoor te geven. Die valse christussen en valse profeten zullen zich presenteren door grote tekenen en wonderen te doen. Het zal allemaal zo echt lijken, dat zelfs de uitverkorenen gevaar lopen in deze misleiding te trappen. Dat moeten ze niet doen, zeker niet nu de Heer het hun van tevoren heeft gezegd. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Ze moeten zich niet uit hun schuilplaats laten lokken door fraaie woorden om naar een woestijn of een binnenkamer te gaan omdat de Messias daar te vinden zou zijn. De woestijn, waar Johannes predikte (Mk 1:4), is niet het decor van de Messias. Ook bevindt Hij Zich niet in de binnenkamer. Het zijn allemaal valstrikken. Als Hij, de ware Messias, zal verschijnen, zal dat zijn zoals de bliksem die uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen. Hiermee beantwoordt de Heer ook de vraag die de discipelen in vers 3 hebben gesteld. Zijn komst zal overal waar te nemen zijn. Ze hoeven alleen op die ‘bliksemflits’ te letten om te weten dat Hij het is Die komt en geen ander.
Hij zal komen als “de Zoon des mensen”, dat wil zeggen om te regeren over de hele aarde en niet alleen over Israël. De eerste daden van Zijn regering zullen oordeelsdaden zijn. Waar de voorwerpen van het oordeel zich bevinden, daar zal Hij verschijnen, zoals gieren zich verzamelen bij dode lichamen.
29 - 31 De komst van de Zoon des mensen
29 Terstond nu na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen wankelen. 30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in [de] hemel; en dan zullen alle stammen van het land weeklagen en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken van de hemel met kracht en grote heerlijkheid. 31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenverzamelen uit de vier windstreken, van [de] uitersten van [de] hemelen tot <de> [andere] uitersten daarvan.
De plagen die tijdens de grote verdrukking over de aarde zullen komen, zullen hun slot vinden in een totale verduistering en chaos. Elke oriëntatie op grond van de hemellichamen is weg. We kunnen in de hemellichamen ook een beeld van verschillende vormen van gezag zien (Gn 1:16). Dan betekenen de totale verduistering en chaos dat alle gezag is verdwenen en er volledige anarchie op aarde heerst.
Het teken dat vervolgens zal verschijnen in de hemel, is de Zoon des mensen. Hij verschijnt om Zijn heerschappij te aanvaarden. Hij zal onverwachts verschijnen, niet als een Messias Die beantwoordt aan de wereldse hoogmoed van de ongelovige massa, maar als de door hen verachte Christus Die uit de hemel komt om te oordelen. Zijn komst zal een weeklacht bewerken in heel Israël (Zc 12:10-14). Zij zullen zien op Hem Die zij hebben doorstoken (Op 1:7). Dan verschijnt de Heer Jezus voor de tweede keer op aarde, dit keer in macht en majesteit. Hij komt als de Zoon des mensen, dat wil zeggen als Heerser over de hele schepping, hemel en aarde.
De luister van Zijn majesteit wordt kracht bijgezet door het uitzenden van Zijn engelen. Dat zal gepaard gaan met luid bazuingeschal. Zijn engelen krijgen van Hem de opdracht Zijn uitverkorenen die over de hele aarde verstrooid zijn, bijeen te verzamelen. Hier zien we het samenbrengen van de verstrooide tien stammen van Israël. Dat zal gebeuren nadat de Zoon des mensen is verschenen.
32 - 35 De gelijkenis van de vijgenboom
32 Leert nu van de vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. 33 Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. 34 Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal geenszins voorbijgaan voordat al deze dingen zijn gebeurd. 35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
De Heer geeft Zijn discipelen aanwijzingen uit de natuur (vgl. Mt 16:1-4). In de natuur kunnen ze aan bepaalde tekenen zien dat de winter ten einde loopt en de zomer nabij is. We kunnen hierbij denken aan de winter van de verdrukking die voorbij zal zijn en de zomer van het vrederijk die daarna zal aanbreken. De Heer gebruikt het beeld van de vijgenboom. Die boom stelt het volk Israël voor. Daarin zullen tekenen van leven zichtbaar worden. Het zacht worden van de tak en het uitspruiten van de bladeren kunnen we herkennen in het nationale herstel van Israël, het herstel als natie dat sinds 14 mei 1948 een feit is. De zomer met zijn vrucht duidt op het geestelijk herstel van Israël als het zijn Messias heeft aangenomen.
Als de discipelen de dingen zullen zien die Hij zojuist heeft beschreven, zullen ze weten dat Hij op het punt staat te komen. Al Zijn waarschuwingen voor een gruwel van de verwoesting en voor valse christussen zijn allemaal bewijzen dat Zijn komst voor de deur staat. Maar eerst moeten deze dingen over dit geslacht komen dat Hem heeft verworpen.
De hemel en de aarde zullen in hun huidige staat voorbijgaan. Als dat gebeurt, zal dat een bevestiging van Zijn woorden blijken te zijn. Hij spreekt de waarheid en alles wat Hij zegt, gebeurt zoals Hij het heeft gezegd.
36 - 44 Dag en uur onbekend
36 Van die dag en dat uur echter weet niemand, ook de engelen van de hemelen niet, <ook de Zoon niet,> behalve de Vader alleen. 37 Want zoals de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. 38 Want zoals zij waren in die dagen vóór de zondvloed, etend en drinkend, trouwend en uithuwelijkend, tot op de dag dat Noach in de ark ging, 39 en zij het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zó zal <ook> de komst van de Zoon des mensen zijn. 40 Dan zullen er twee op het veld zijn, één wordt meegenomen en één achtergelaten; 41 twee [vrouwen] zullen met de molensteen malen, één wordt meegenomen en één achtergelaten. 42 Waakt dan, want u weet niet op welke dag uw Heer komt. 43 Weet echter dit, dat als de heer des huizes had geweten in welke nachtwaak de dief kwam, hij zou hebben gewaakt en niet hebben toegelaten dat in zijn huis werd ingebroken. 44 Daarom weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen.
Er is van Zijn komst geen exact tijdstip aan te geven. De tekenen zullen wijzen op Zijn aanstaande komst, maar wanneer dat precies zal zijn, weet alleen de Vader (Hd 1:7). Dat ook de Zoon er niet van weet, klinkt vreemd, omdat we weten dat de Zoon toch ook God is. Dit is een van de wonderen van Zijn ondoorgrondelijke Persoon. Als Mens weet ook Hij dag en uur niet. Zoals Zijn hele leven op aarde werd geleid door de Vader, zo is Hij ook in de heerlijkheid volkomen overgegeven aan de Vader.
Al zijn dan dag en uur niet bekend, de omstandigheden die Zijn komst aankondigen zijn dat wel. Zijn komst zal lijken op wat er in de dagen van Noach gaande was. Er leek geen vuiltje aan de lucht, iedereen leefde zijn eigen leven. Dat leven kwam tot een abrupt einde door de zondvloed. De zondvloed was, evenals de grote verdrukking dat zal zijn, een oordeel van God over de hele aarde. Vlak vóór de zondvloed was de aarde vol met mensen van wie de Heer hier zegt dat zij aten en dronken en trouwden en uithuwelijkten. Dat waren toch geen verkeerde dingen? Nee, maar het leven bestond daaruit. Het leven werd geleefd zonder enige gedachte aan God.
De wijze van leven van de mensen maakte dat zij blind waren voor het dreigende oordeel. Hoe Noach ook predikte (2Pt 2:5), ze lieten zich niet overtuigen, maar leefden vrolijk verder. Hun horizon ging niet verder dan zij zagen. God was volledig buiten beeld. Hem dienen kwam niet bij hen op, zozeer waren ze verblind door genotzucht. Maar het oordeel kwam en nam hen allen weg. Waaraan zij niet wilden denken, kwam onherroepelijk. Toen was het voor allen te laat, behalve voor Noach en zijn gezin die in de ark veilig waren voor het oordeel.
Het oordeel dat komt, zal scheiding bewerken tussen mannen die op het veld bezig zijn. Werken is een goede zaak, maar wie alleen werkt voor een goed leven, zal door het oordeel worden meegenomen. Hij die uitziet naar de komst van de Messias, zal worden achtergelaten en het vrederijk mogen ingaan. Die scheiding is er ook tussen twee vrouwen die met eenzelfde handeling bezig zijn. De een doet het alleen voor zichzelf, de ander omdat zij voor de Heer leeft.
De boodschap van de Heer is dat ze moeten waken omdat niet bekend is op welke dag hun Heer precies komt. Als ze elke dag waken, zullen ze elke dag klaar zijn voor Zijn komst. Hij wil hen ervan doordringen hoe belangrijk voortdurende waakzaamheid is. Als iemand zou weten hoe laat een dief precies zou komen om in te breken, zou hij natuurlijk niet slapen. Die oplettendheid moet er continu zijn. De aandacht mag dan ook niet verslappen. Een dief komt altijd op het moment dat het niet wordt vermoed, als de aandacht is verslapt. Dat mag niet. Ze moeten gereed zijn, zonder in te dommelen.
45 - 51 De trouwe en boze slaaf
45 Wie is dan de trouwe en wijze slaaf, die de heer over zijn huisbedienden gesteld heeft om hun het voedsel te geven op [de] juiste tijd? 46 Gelukkig die slaaf, die zijn heer, als hij komt, zo bezig zal vinden. 47 Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezittingen zal stellen. 48 Als die boze slaaf echter in zijn hart zegt: Mijn heer blijft uit, 49 en zijn medeslaven begint te slaan en eet en drinkt met de dronkaards, 50 dan zal de heer van die slaaf komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een uur dat hij het niet weet, 51 en hij zal hem in tweeën hakken en zijn lot bij [dat van] de huichelaars stellen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.
De Heer gaat nu aanwijzingen geven voor de tijd van Zijn afwezigheid. Hij geeft onderwijs door middel van drie gelijkenissen (Mt 24:45-51; 25:1-13; 25:14-30). Daarna spreekt Hij weer verder over Zijn toekomstige verbinding met de aarde en de heidenen. De drie gelijkenissen moeten als het ware tussen haakjes worden gelezen, ze vormen een soort tussenzin. Het zijn drie afzonderlijke delen, maar ze staan allemaal in relatie met Zijn komst. Zoals door de hele Schrift heen zien we ook hier volmaakte orde.
De eerste gelijkenis gaat over het gedrag in het huis (Mt 24:45-51). De Heer heeft gesproken over waakzaamheid. Nu gaat Hij spreken over voedsel. We zullen alleen attent blijven als we ons goed voeden. Voor de huidige tijd weten we dat het huis een beeld is van de gemeente (1Tm 3:15), maar dan in deze gelijkenis gezien vanuit het aspect van de verantwoordelijkheid van de mens en niet zoals God de gemeente bouwt. Deze gelijkenis is vooral van belang voor hen die de verantwoordelijkheid hebben om in de gemeente onderwijs te geven. In deze gelijkenis wordt ook de toestand van de gemeente als geheel gezien.
Wie bezig is met het uitdelen van voedsel, wordt door de Heer Jezus “gelukkig” genoemd. Het bewijst een denken aan Christus en aan anderen en niet aan zichzelf. De toestand van de verantwoordelijke gemeente hangt af van hun wachten op Christus, of van het zeggen in hun hart dat Hij uitblijft. Wie bezig is geweest met uitzien naar Hem en het dienen van Hem in het dienen van de Zijnen, zal een rijke beloning in ontvangst mogen nemen.
De wijze waarop de goederen zijn beheerd in de tijd van de afwezigheid van de Heer, is belangrijk voor de toekomst. Het is namelijk de basis voor het beheer van de goederen van de Heer die Hij geeft als Hij terugkomt. Getrouwheid zal bij de komst van Christus worden beloond. Zij die in nederigheid trouw zijn geweest in Zijn dienst tijdens Zijn afwezigheid, zullen tot heersers worden gemaakt over alles wat Hem toebehoort.
Maar er kan een situatie komen dat de trouwe slaaf verandert in een boze slaaf. Let wel: het gaat over “die boze slaaf”. Het is dezelfde slaaf die eerst trouw was. Deze verandering van een trouwe slaaf in een boze slaaf zien we in de geschiedenis van de gemeente. Na aanvankelijke trouw aan de Heer, zoals we dat in het boek Handelingen vinden, is al snel het verval gekomen.
De ontrouw van de slaaf begint in zijn hart. Het is geen vergeetachtigheid. De wil is erin betrokken. Het resultaat van het uitblijven van de Heer is dat de vleselijke wil zich openbaart. Als Zijn komst niet meer leeft, wordt de christen aards gericht. Behalve dat hij alleen aan zichzelf denkt, begint hij ook anderen te mishandelen. Tevens zoekt hij ander gezelschap dan dat van de medechristenen. Hij gaat eten en drinken met de dronkaards.
Het is niet langer een toegewijde dienst voor Gods huis met het hart gericht op de goedkeuring van de Meester bij Diens terugkeer. De dagelijkse verwachting wordt opgegeven. Dat is de oorzaak van het verval.
Als de komst van de Heer ver weg wordt gesteld (vgl. Ez 12:27), gaat de ware christelijke positie verloren. Maar dat niet alleen. Het vergeten van Zijn komst zal leiden tot losbandigheid en tirannie. Er staat niet dat die slaaf zelf dronken wordt, maar dat hij eet en drinkt met hen die dronken zijn. Hij verbindt zich met de wereld en volgt zijn gewoonten na.
Iemand die de komst van Christus uit het oog verliest, die niet meer uitziet naar Zijn komst, zal door Zijn komst overvallen worden. Het oordeel van de Heer over deze slaaf past bij zijn handelwijze en bij de schone schijn die hij ophield. Hij ging door voor een christen, maar is het niet. Hij is een huichelaar. Huichelaars zijn tweeslachtig. Daarom wordt hij “in tweeën” gehakt. Deze slaaf is een huichelaar en zal in het lot van de huichelaars delen. Dit is het lot van de christenheid die naar haar belijdenis godsdienstig is, maar in wezen met de wereld meedoet. Het is belangrijk eraan te denken dat wat voor het geheel geldt, ook voor de enkeling geldt.