Inleiding
Dit hoofdstuk informeert ons over de laatste gang, de laatste blikken, de dood en de begrafenis van Mozes. We lezen over de rouw van Israëls over hem en de tijd daarvan, over zijn opvolger Jozua en over het onvergelijkbare karakter van Mozes.
Mozes’ leven bestaat uit drie perioden van veertig jaar:
1. veertig jaar aan het hof van de farao;
2. veertig jaar in de woestijn bij de schapen van Jethro in de school van God;
3. veertig jaar in de woestijn met het volk van God.
Dan komt het moment dat hij tot stof zal terugkeren, naar zijn eigen woord in Psalm 90: “U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: Keer terug, mensenkinderen” (Ps 90:3). God Zelf regelt zijn begrafenis.
1 - 4 Mozes ziet het land
1 Toen beklom Mozes, vanuit de vlakten van Moab, de berg Nebo, de top van de Pisga, die recht tegenover Jericho ligt. En de HEERE liet hem heel het land zien: [van] Gilead tot Dan, 2 heel Naftali, het land van Efraïm en Manasse, heel het land van Juda tot aan de zee in het westen, 3 het Zuiderland, de vlakte van de vallei van Jericho, de palmstad, tot aan Zoar. 4 En de HEERE zei tegen hem: Dit is het land waarvan Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb: Aan uw nageslacht zal Ik het geven. Ik heb het u met uw [eigen] ogen laten zien, maar u mag daarheen niet oversteken.
Nadat Mozes het volk heeft gezegend, beklimt hij naar het bevel van God de berg Nebo (Dt 32:49). Het volk zal hem beslist zolang mogelijk hebben nagekeken. Zonder enige hulp beklimt Mozes de berg. Hij is niet aan het einde van zijn krachten, hij is het leven niet moe. Toch rust hij in de beslissing van de HEERE dat zijn taak is afgelopen. Er is geen enkele vrees voor de dood bij hem waar te nemen. Hij beklimt de berg niet om te sterven, maar om bij God te zijn.
Op de berg laat de HEERE hem, zoals Hij heeft beloofd, het beloofde land in zijn hele uitgestrektheid zien. Mozes heeft het volk gezien in het bezit van het land. Het land wordt genoemd naar de namen van de stammen, zoals elk het eigen erfdeel zal bezitten. Hij heeft een oog gekregen dat verder ziet dan natuurlijke ogen kunnen kijken. De HEERE heeft het hem op een bovennatuurlijke wijze in één ogenblik laten zien.
Mozes heeft niet alleen het land gezien, maar ook de uiteindelijke zegen van het volk. Gods regering is dat hij daarheen niet zal overgaan; Gods genade is dat hij het heeft gezien zoals geen ander het heeft gezien. Hij heeft het onder Gods leiding in al zijn onderdelen gezien.
Mozes wordt zeven keer op een berg gevonden:
1. als voorbidder (Ex 17:8-16);
2. als hij de wet en een beschrijving van de tabernakel ontvangt (Ex 24:12-18);
3. om te pleiten voor het volk na hun zonde met het gouden kalf (Ex 32:30-32);
4. om de tweede stenen tafelen te ontvangen (Ex 34:4);
5. op de berg Hor, om het priesterschap van Aäron te doen overgaan op Eleazar (Nm 20:23-28);
6. op de Nebo, waar hij het land ziet (Dt 34:1);
7. op de berg der verheerlijking, samen met Elia, met de Heer Jezus (Mt 17:1-8).
Hij heeft de hele geschiedenis van het falen van Gods volk beschreven. Hier op de berg ziet hij het volk naar Gods gedachten. Zo is het de apostel Johannes ook vergaan. Johannes beschrijft het falen van de gemeente als belijdende christenheid in Openbaring 2-3 en de uiteindelijke afval ervan in Openbaring 17-18. Maar dan mag hij op de berg de gemeente zien naar Gods gedachten (Op 21:9-10). Mozes ziet de aardse zijde van het rijk; Johannes ziet de hemelse zijde ervan, het hemelse volk van God.
5 - 8 Mozes sterft en wordt begraven
5 Zo stierf Mozes, de dienaar van de HEERE, daar in het land van Moab, overeenkomstig het woord van de HEERE. 6 En Hij begroef hem in een dal in het land van Moab, tegenover Beth-Peor. En niemand weet [waar] zijn graf [is], tot op deze dag. 7 Mozes nu was honderdtwintig jaar oud toen hij stierf; zijn oog was niet dof geworden en zijn kracht was niet vervlogen. 8 En de Israëlieten beweenden Mozes in de vlakten van Moab, dertig dagen [lang]; toen waren de dagen van het bewenen, van de rouw over Mozes, voorbij.
Mozes is niet van ouderdom en uitgeput gestorven. Het oog van Mozes is niet verduisterd. Hij ziet nog even scherp als in zijn jeugd. Dat staat in tegenstelling tot Izak (Gn 27:1) en Jakob (Gn 48:10). De HEERE neemt het leven van Mozes. De HEERE heeft Zelf zorggedragen voor zijn begrafenis (niet: crematie). Niemand weet het graf van Mozes. De duivel weet het wel. Hij heeft over het lichaam van Mozes ruzie gemaakt met de aartsengel Michaël (Jd 1:9), mogelijk om aan het volk bekend te maken waar hij begraven ligt en daardoor het volk tot afgoderij te brengen.
De rouwperiode van dertig dagen vanwege het sterven van Mozes is net zo lang als die voor zijn broer Aäron (Nm 20:29).
9 Jozua neemt de plaats van Mozes in
9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest van wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Daarom luisterden de Israëlieten [nu] naar hém, en zij deden zoals de HEERE Mozes geboden had.
Na het bericht van de dood, de begrafenis en het bewenen van Mozes is het boek nog niet afgelopen. Jozua is de opvolger van Mozes als leider van het volk, niet als profeet, maar als aanvoerder in de strijd van het volk om het beloofde land in bezit te nemen.
10 - 12 Mozes, de profeet zonder gelijke
10 En er is in Israël geen profeet meer opgestaan zoals Mozes, die de HEERE kende van aangezicht tot aangezicht, 11 met al de tekenen en wonderen waarmee de HEERE hem gezonden had om die in het land Egypte te doen bij de farao, bij al zijn dienaren en bij heel zijn land; 12 en met heel de sterke hand en met alle grote ontzagwekkende daden, die Mozes voor de ogen van heel Israël verrichtte.
Dit laatste hoofdstuk is niet door Mozes geschreven. Jozua zal daarvoor gebruikt zijn. Onder leiding van Gods Geest geeft Jozua in deze laatste verzen in een enkele pennenstreek het leven van Mozes weer. Misschien is er niemand van het volk tot wie het zo is doorgedrongen als tot Jozua wat voor buitengewone man Mozes is geweest. Jozua heeft Mozes van dichtbij en lang meegemaakt.
In deze laatste woorden over Mozes wordt zijn falen niet genoemd. De plaats van Mozes is volstrekt uniek geweest onder het volk van God. Ook zijn gemeenschap met God is uniek geweest (vers 10; Ex 33:11a; Nm 12:8a). Zijn dienst is groot voor ons vanwege zijn voorstellen van de zegeningen van het land en de plaats die de HEERE uitgekozen heeft om Zijn Naam daar te laten wonen.
Mozes is getrouw geweest in heel Gods huis. Hij is een beeld van de Heer Jezus, de volmaakt Getrouwe niet alleen in Gods huis, maar als Zoon over het huis (Hb 3:1-6). Mozes heeft over Hem geschreven (Jh 5:46). Hij heeft al zijn kwaliteiten aan Hem te danken. De Heer Jezus gaat deze uitnemende man van God dan ook ver te boven.