Inleiding
Dit is een boeiend hoofdstuk. We vinden hierin het verslag van de zeereis van de gevangene Paulus van Caesaréa naar Italië met Rome als einddoel. God wil Paulus daar hebben, opdat deze voor de keizer getuigenis zal geven van Wie Hij is. Op levendige wijze doet Lukas, die van alle gebeurtenissen ooggetuige is, verslag van het wedervaren van Paulus en allen die met hem reizen.
Paulus is wel vaker over zee gereisd, zoals Lukas al in Handelingen heeft laten weten (Hd 13:4,13; 16:11; 18:18; 20:14; 21:1-3,6). Van die reizen heeft hij ons geen uitvoerig verslag gegeven. Dat Lukas, vlak voor het einde van het boek, juist deze zeereis van het schip waarop Paulus als gevangene de reis naar Rome maakt, tot in detail beschrijft, moet wel een diepere betekenis hebben. We zullen die diepere betekenis in het verloop van het hoofdstuk ook kunnen opmerken.
Voordat ik verderga, even een korte verantwoording over de ‘diepere betekenis’ die ik in deze geschiedenis meen te zien. Er zullen lezers zijn die bij de ‘diepere betekenis’, of sommige aspecten ervan, vraagtekens plaatsen of deze helemaal of gedeeltelijk afwijzen. Ik kan dat begrijpen. De lezer hoeft het niet in alles met me eens te zijn om toch lessen te leren uit deze zeereis. Het is ook goed eraan te denken dat de toepassing van een geschiedenis nooit tot in detail kan worden doorgetrokken. Het gaat me in deze zeereis om de grote lijnen. Daarbij heb ik dankbaar gebruikgemaakt van wat anderen erover hebben gezegd en geschreven. Voor zover ik hun toepassing heb herkend en voor mezelf verantwoord acht, heb ik die in dit commentaar meegenomen. Het is aan de lezer hier zijn eigen oordeel over te vormen.
Vooraf kunnen we wel al het volgende zeggen. We hebben in het boek Handelingen de beschrijving van de eerste dertig jaar kerkgeschiedenis. Met het laatste vers van Handelingen 28 lijkt het boek abrupt te eindigen, maar het is, om zo te zeggen, een open einde. De geschiedenis van de gemeente is pas begonnen en gaat verder. Hoe die geschiedenis verdergaat, wordt ons in de geschiedenis van de zeereis voorgesteld.
Dat bepaalde historische gebeurtenissen ook een symbolische betekenis hebben, is niet vreemd. Sinds oude tijden hebben talloze schrijvers het leven al als een reis uitgebeeld. Met name de zeereis met zijn stormen levert een herkenbaar beeld van het leven van de mens, waarin ook heel moeilijke perioden kunnen voorkomen. Dat geldt ook voor het volk Israël, voor de gelovige, voor de dienaar van de Heer en voor de christelijke kerk, de gemeente.
We zullen dan ook zien dat deze geschiedenis een overdrachtelijke betekenis heeft, zoals we dat ook in andere geschiedenissen op zee hebben die in de Bijbel beschreven worden. Zo is er een geschiedenis waar de Heer Jezus in het schip ligt te slapen terwijl er een storm komt (Mt 8:23-26). Er is ook een geschiedenis dat Hij tijdens een storm naar Zijn discipelen toe komt die zich in een boot midden in een storm bevinden (Mt 14:22-33). Beide gevallen geven een beeld van de tegenwoordige tijd waar wij doorheen gaan.
Enerzijds is daarbij de Heer in de hemel, maar anderzijds is Hij ook bij ons, al lijkt het soms alsof Hij afwezig is. We zien ook dat het geloofsleven van de enkeling met een scheepsreis wordt vergeleken, waarbij schipbreuk geleden kan worden (1Tm 1:18-20). We zien dat de Schrift gebeurtenissen en uitdrukkingen uit de scheepvaart beschrijft en gebruikt die een beeld zijn voor de gelovigen – zie ook nog het gebruik van het woord ‘anker’ in Hebreeën 6 (Hb 6:19).
Als we kijken naar het leven van de gelovige en dienaar die in de weg van de Heer is, dan zien we in de reis die Paulus maakt dat die weg niet gladjes verloopt. Paulus is op de weg die God wil dat hij gaat en beleeft onderweg een enorme ramp. Dat laat zien dat in de weg van de Heer zijn, niet betekent dat we voor rampen bewaard zullen blijven. Wie een dienst voor de Heer wil doen, kan daarbij een ongeluk krijgen of zelfs omkomen.
We lezen in deze geschiedenis niet van wonderen. We weten dat Petrus uit de gevangenis werd bevrijd door een engel, maar hier zien we dat Paulus gevangen blijft. In de evangeliën bestraft de Heer de storm, maar hier heeft alles zijn natuurlijke verloop. We zien hier geen ingrijpen van God, maar vertwijfeling van mensen en het totale verlies van het schip. Juist in deze omstandigheden openbaart zich het geloof en is er aanleiding te getuigen van de levende God. Dat doet Paulus. Op reis naar Rome is Paulus de meester van de situatie. Hij is tijdens de storm net zo rustig als hij even tevoren voor regeerders en koningen is.
Lukas toont hier hoe het geloof van een enkele man een grote verandering teweeg kan brengen in de levens van velen die met hem op reis zijn. Paulus is degene die raad geeft in overeenstemming met de mededeling die hij van God heeft ontvangen. Hij bemoedigt en handelt in elk opzicht uit Naam van God te midden van het toneel dat hem omgeeft, een toneel dat vol van vals vertrouwen en angst is.
We zien in deze geschiedenis ook hoe we de natuurkrachten moeten bezien. God heeft in de natuur enorme krachten gelegd. Hier zijn ze ontketend. Ze hebben een verwoestende kracht. Natuurwetten zijn niet onafhankelijk van God. Ze zijn het gevolg van het handelen van de Zoon (Hb 1:3). Ze zijn in de hand van de Zoon. Hij beschikt erover naar Zijn goeddunken. Hij kan Zelf over de zee lopen en ook Petrus daartoe in staat stellen (Mt 14:25,29), iets wat normaal voor een mens onmogelijk is.
In verbinding met natuurkrachten spelen ook engelen een rol. Van hen staat dat de Zoon ze maakt tot wind en tot vuur (Hb 1:7). Is Job niet door vuur en wind geslagen toen God toeliet dat de satan er gebruik van maakte (Jb 1:12,16,18-19)? De Heer Jezus staat ook daar boven. Hij bestraft de wind en de zee (Mt 8:26). Het woord ‘bestraffen’ wordt gebruikt voor het bestraffen van demonen (Mk 1:25; 9:25). Als de Heer de wind en de zee bestraft, bestraft Hij in werkelijkheid de engelenmachten die achter de wind en de zee schuilgaan. In de stormen kunnen we dan ook het werken van kwade machten zien, waarbij God echter de volle controle blijft houden. Kwade machten kunnen niet meer doen, dan wat God hun toelaat te doen, waarbij ze ook Zijn doel dienen.
Dat geldt ook voor de storm die het schip treft waarop Paulus is. De satan weet dat Paulus op weg is naar Rome om daar voor de keizer van God te getuigen. Deze keizer wordt door de satan beheerst, zodat het rijk waarover deze keizer heerst in werkelijkheid door de satan wordt geregeerd (vgl. Lk 4:5 met Lk 2:1). Paulus is op weg om deze satanische mens het evangelie te verkondigen. Dat maakt het woeden van de satan des te sterker om deze reis te torpederen. Maar Paulus komt er en volbrengt tijdens twee gevangenschappen in Rome de prediking (Fp 1:12-13; 2Tm 4:17).
Zoals al is opgemerkt, geeft de reis van Paulus naar Rome ook een indruk van de ontwikkeling van de gemeente na de eerste dertig jaar. De reis gaat van Jeruzalem naar Rome en schetst symbolisch de situatie van de christenheid die in Jeruzalem is ontstaan en volledig zal afglijden naar de rooms-katholieke kerk, waar de belijdende kerk haar einde zal vinden (Openbaring 17-18). Op die weg is Paulus, als representant van de waarheid van de gemeente, een gevangene. Bij de toelichting op dit hoofdstuk zullen we daarvan verschillende aspecten tegenkomen.
1 - 5 Een rustig begin en tegenwind
1 Toen nu was besloten dat wij naar Italië zouden afvaren, leverde men Paulus en enige andere gevangenen over aan een hoofdman genaamd Julius, van [de] keizerlijke legerafdeling. 2 Toen wij nu aan boord waren gegaan van een schip uit Adramyttium dat naar de plaatsen langs [de kust van] Asia zou varen, voeren wij af; en Aristarchus, een Macedoniër van Thessalonika, was bij ons. 3 En de volgende dag liepen wij Sidon binnen. En Julius behandelde Paulus vriendelijk door hem toe te staan naar de vrienden te gaan om zich door hen te laten verzorgen. 4 En vandaar afgevaren voeren wij dicht langs Cyprus, omdat de winden ons tegen waren. 5 En na de zee die bij Cicilië en Pamfylië is, te zijn overgestoken kwamen wij aan in Myra in Lycië.
Paulus heeft zich op de keizer beroepen en zal naar de keizer gaan. Als de gelegenheid zich voordoet, wordt besloten dat de reis naar Italië zal gaan beginnen. Door het gebruik van het woord “wij” weten we dat ook Lukas mee aan boord gaat. Hij gaat niet mee als gevangene, maar om Paulus op het schip gezelschap te houden. Paulus, de drager van het christelijk getuigenis, is een gevangene. Hij is geen vrij man meer. Als toepassing voor ons persoonlijk leven kunnen we opmerken dat het een voorbode van een schipbreuk is als Gods Woord niet meer in zijn volle werkzaamheid op ons kan inwerken.
De man die ervoor moet zorgen dat Paulus, samen met enkele andere gevangenen, veilig in Rome zal aankomen, is een hoofdman van de “keizerlijke legerafdeling”, Julius genaamd. Het benadrukt dat Paulus een gevangene van de keizer van Rome is. Julius kiest een schip dat een route vaart die naar Rome leidt. Dan vaart het schip af voor een lange reis.
Behalve Lukas is ook Aristarchus aan boord. Aristarchus heeft er vrijwillig voor gekozen Paulus en Lukas te vergezellen op hun reis. Hierdoor maakt hij zich een met de smaad van het evangelie. Hij heeft geleden met Paulus voor het evangelie (Hd 19:29), en in Rome zal hij vrijwillig Paulus’ gevangenschap met hem delen (Ko 4:10).
Het begin van de reis ziet er allerminst dreigend uit. Julius behandelt Paulus vriendelijk. In de begintijd heeft de gemeente van de wereldlijke overheid niet veel te lijden gehad. De overheid heeft de gemeente zelfs in bescherming genomen, zoals we dat in Handelingen verschillende keren bij Paulus hebben gezien.
In Sidon mag Paulus naar de gelovigen gaan, die door Lukas “vrienden” worden genoemd. In veel plaatsen is door de genade van de Heer zo’n gezelschap van mensen gevormd. Waar de liefde van de broederschap aanwezig is, kan er van ‘vrienden’ worden gesproken (3Jh 1:15). Paulus gaat erheen om zich door hen te laten verzorgen, dat betekent om te genieten van de vriendelijke aandacht van deze vrienden voor hem. Ze zullen hem het nodige voor zijn lichaam hebben gegeven. Deze verkwikking voor zijn lichaam zal een nog grotere geestelijke verkwikking hebben betekend.
Na deze zowel lichamelijk als geestelijk verkwikkende ontmoeting wordt de reis voortgezet. Daarbij ervaren ze tegenwind, wat hen ertoe dwingt vlak langs Cyprus te varen. Tegenwind of storm wil nog niet zeggen dat je niet in de weg van de Heer bent. De Heer Jezus is Zelf ook in een storm geweest. Het is wel belangrijk de meest voorzichtige koers te varen, dicht bij een eventuele havenplaats.
Vervolgens wordt de zee voor Cilicië en Pamfylië overgestoken, waar Paulus ook op zijn eerste zendingsreis tijdens zijn terugreis naar het Syrische Antiochië heeft gevaren (Hd 14:24-26). Al deze namen zullen zeker herinneringen bij de apostel hebben opgeroepen en hem tot (extra) gebed voor de gelovigen in die streken hebben gebracht. Dan komen ze aan in Myra in de provincie Lycië aan de zuidkust van Klein-Azië.
6 - 10 Een moeilijke vaart
6 En daar vond de hoofdman een Alexandrijns schip dat naar Italië voer en hij liet ons daar aan boord gaan. 7 Toen wij nu ettelijke dagen langzaam opschoten en met moeite ter hoogte van Cnidus kwamen, daar wij de wind niet mee hadden, voeren wij dicht langs Kreta ter hoogte van Salmoné. 8 En na het met moeite te zijn voorbij gevaren kwamen wij bij een plaats, Schone Havens geheten, waar [de] stad Laséa dichtbij lag. 9 Daar nu veel tijd verlopen en de vaart al gevaarlijk was, omdat ook de vasten al voorbij was, waarschuwde Paulus hen en zei tot hen: 10 Mannen, ik zie dat de vaart zal plaatsvinden met ongemak en grote schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van ons leven.
In Myra moet er van schip gewisseld worden. De hoofdman gaat op zoek naar een schip dat naar Italië vaart en vindt een schip uit het Egyptische Alexandrië. De hoofdman gaat met zijn gevangene over op een Egyptisch schip. Dat betekent dat dit schip het schip van het christelijk getuigenis wordt. In de Schrift zien we in Egypte in het algemeen een beeld van de wereld. Door het verplaatsen van de gevangene Paulus naar dat schip zien we in beeld hoe de wereld invloed krijgt op de kerk. De wereld neemt de kerk in zich op. Dit schip wordt het grote vertrouwen van de hele bemanning, maar hoe wordt dat vertrouwen beschaamd. Over dit schip komt een grote storm en het gaat uiteindelijk verloren. Totdat er geen redden meer aan is, heeft men eerst nog van alles geprobeerd om het varend of drijvend te houden.
Het eerste kenmerk van de vaart met dit schip is dat er langzaam wordt opgeschoten, dat er met moeite wordt gevaren omdat ze de wind niet mee hebben. Geestelijk toegepast zien we dat in de gemeente traagheid, tegenwind en moeite worden veroorzaakt door een vasthouden aan godsdienstige vormen (Hb 5:12) en valse leer (Ef 4:14). Deze dingen zetten een rem op de geestelijke groei. Dan is het tijd om tot bezinning te komen en niet door te gaan, maar ons te laten waarschuwen voor dreigende gevaren.
Dit is het moment dat Paulus opstaat om die waarschuwing te geven. De tijd is aangebroken dat het gevaarlijk wordt om te zeilen. Door de tegenwind is er veel tijd verloren gegaan. Lukas vermeldt dat ook “de vasten al voorbij was”, waarmee hij de vasten van de Grote Verzoendag bedoelt. Dit vasten valt eind september / begin oktober. Dat is een periode waarin het gevaarlijk wordt om door te varen. De daaropvolgende winterperiode is nog gevaarlijker.
We hebben Paulus op deze reis nog niet eerder horen spreken, maar nu laat hij van zich horen. Hij zegt wat hij voorziet dat er zal gebeuren als er verder wordt gevaren. Hij kan dit zeggen omdat hij dit van de Heer heeft gehoord in zijn omgang met Hem. Hij kan dat ook zeggen vanwege zijn grote ervaring met zeereizen. Hij is gewend aan reizen per schip. Hij heeft de gevaren van de zee leren kennen en op drie scheepsreizen heeft hij zelfs schipbreuk geleden (2Ko 11:25-26). Hij weet dan ook echt wel wat van de zeevaart. Paulus zegt of denkt niet dat het allemaal wel zal gaan, of dat hij toch wel gered zal worden omdat hij immers de garantie van de Heer heeft in Rome te zullen komen. Dit zegt nog niets over de bemanning en daar heeft hij ook zorg voor.
Ook hier ligt de toepassing voor de hand ten aanzien van de ontwikkeling van de christelijke kerk. Paulus waarschuwt in zijn brieven voor stormen die aan het schip rukken (1Tm 4:1-3; 2Tm 3:1-9; vgl. Hd 20:29-30). Wie zich niet laat waarschuwen, zal grote schade aan het geloofsleven oplopen en mogelijk zal zijn geloof zelfs schipbreuk lijden.
11 - 20 Alle hoop op behoud ontnomen
11 De hoofdman echter had meer vertrouwen in de stuurman en de schipper dan in wat door Paulus werd gezegd. 12 En daar de haven ongeschikt was om te overwinteren, gaven de meesten de raad vandaar weg te varen om zo mogelijk Fenix te bereiken, een haven van Kreta, die uitkijkt op [het] zuidwesten en op [het] noordwesten, en daar te overwinteren. 13 En toen er een zachte zuidenwind opstak, meenden zij hun voornemen te hebben bereikt, en na het anker te hebben gelicht voeren zij dicht langs de kust van Kreta. 14 Niet lang daarna echter sloeg vanaf het [eiland] een stormwind neer, Euráquilo geheten. 15 En toen het schip werd meegesleurd en de kop niet in de wind kon houden, gaven wij het op en lieten ons drijven. 16 Toen wij nu onder een eilandje, Cauda geheten, doorliepen, waren wij met moeite in staat de sloep machtig te worden; 17 en na haar te hebben opgehaald namen zij voorzorgsmaatregelen door het schip te ondergorden, en daar zij bang waren op de Syrtis te worden geworpen, haalden zij het tuig neer en lieten zich zo drijven. 18 Daar wij nu hevig door de storm werden geteisterd, wierpen zij de volgende [dag] lading overboord; 19 en de derde [dag] wierpen zij eigenhandig het scheepstuig weg. 20 Toen er nu vele dagen geen zon en geen sterren waren te zien en [de] niet geringe storm aanhield, werd alle hoop dat wij behouden zouden worden, [ons] verder benomen.
De raad van Paulus wordt in de wind geslagen. Hij zwijgt en doet pas in vers 21 zijn mond weer open. Zo heeft de belijdende kerk ook niet naar Paulus geluisterd en dat is de oorzaak van het verval. De waarschuwingen die we in de Schrift vinden, worden in de wind geslagen. De gezagvoerders, de mensen die zeggen het te weten en daarvoor hun diploma kunnen laten zien, hebben het roer van de kerk in handen. Het gevolg is dat het schip een prooi van de natuurelementen wordt, stuurloos en zonder enig licht.
Het is een situatie die we in de kerkgeschiedenis herkennen in de donkere middeleeuwen. In die tijd wordt het Woord van God volkomen veracht en heeft alleen het woord van mensen waarde. De kerk leert en het kerkvolk slikt. Er is een geestelijkheid die voor de leken uitmaakt hoe de Bijbel gelezen moet worden. Die situatie is met name in de rooms-katholieke kerk terug te vinden, maar deze dingen vinden we ook in de protestantse kerken. De problemen worden op menselijke wijze benaderd en menselijke oplossingen worden aangedragen. Naar het democratisch beginsel beslist de meerderheid.
Zo is het ook aan boord van het Alexandrijnse schip waar Paulus wel aanwezig is, maar waar niet naar hem wordt geluisterd. Algemeen is men van mening dat de haven ongeschikt is om te overwinteren. Als het erop aankomt wat verstandig is, vinden de meesten het raadzaam om weg te varen en te proberen Fenix te bereiken en daar te overwinteren. Als er staat dat de raad van “de meesten” wordt gevolgd, wil dat ook zeggen dat er toch ook mensen zijn die liever het advies van Paulus opvolgen. Zij vormen echter een minderheid.
Als het schip de haven verlaat, lijken de eerste ervaringen ‘de meesten’ gelijk te geven en Paulus ongelijk. Bij de zachte zuidenwind vermoedt niemand wat voor sterk karakter er in de man Paulus steekt. Dat wordt openbaar als de storm opsteekt. Dan neemt de passagier en nog wel gevangene Paulus de leiding over. Hij neemt beslissingen en geeft aanwijzingen die voor allen dood of leven betekenen.
De indruk van een juiste beslissing duurt niet lang. Ze zijn nog maar nauwelijks onderweg of vanaf het eiland slaat er plotseling een noordooster stormwind met de naam Euráquilo neer. De storm is zo heftig, dat het schip niet op koers te houden is. De bemanning staat machteloos tegenover dit natuurgeweld. Ze geven het schip over aan de grillen van de natuur. Het is een treffend beeld van een kerk die met elke wind van leer wordt meegesleurd. Met name de rooms-katholieke kerk is “een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden” (Op 18:2).
Het enige reddingsmiddel is de sloep. De sloep is de vluchtweg voor als het mis dreigt te gaan. Daarover wil de mens de controle blijven houden en dat lukt tot op zekere hoogte. Maar alle vluchtwegen en veiligheidsmaatregelen brengen het schip niet aan land. De storm raast onverminderd voort. Een andere voorzorgsmaatregel die wordt genomen, is het ondergorden van het schip. Daardoor moeten de planken van het schip bij elkaar worden gehouden, zodat het een geheel blijft. Met het ondergorden van het schip kunnen we de uiterlijke middelen vergelijken waarmee wordt getracht de kerk als schip varende te houden, zoals concilies. Ondanks deze maatregelen blijft het schip stuurloos.
Omdat ook de dreiging groot is op de Syrtis te worden geworpen, wordt het tuig neergehaald. Wat nog enigszins kon helpen het schip op koers te houden, maar wat de storm nu in haar macht heeft gekregen, wordt uitgeschakeld. Hoewel het mogelijk een direct gevaar voorkomt, biedt het geen echte uitkomst. De teisterende storm houdt aan.
Dat brengt de bemanning ertoe de volgende dag lading overboord te gooien. Het zal mogelijk een deel van het koren zijn, waarvan de rest in vers 38 overboord gaat. Op de derde dag wordt het neergehaalde scheepstuig en wat nog overeind staat, weggeworpen. Op deze wijze wordt de stormwind zoveel mogelijk elk houvast ontnomen. Elk stuk van het schip of van de lading dat overboord gaat, ontneemt het schip weer iets meer van zijn waardigheid en functie.
Zo heeft de christelijke kerk in de loop van de eeuwen steeds meer van haar waardigheid naar Gods gedachten en haar functioneren voor God en tegenover de wereld verloren. Denken we bijvoorbeeld alleen maar aan “de derde [dag]”, die herinnert aan de opstanding van de Heer Jezus. Is die niet in bijna de hele christenheid overboord gegooid? Dat kan betekenen dat de opstanding radicaal wordt geloochend, maar het kan ook betekenen dat de orthodoxe belijdenis er wel is, maar dat de consequenties ervan geen enkele rol in het geloofsleven spelen.
Als deze pijler van het geloof onderuit is gehaald, is het gevolg dat het geloof geen voedsel voor het hart meer betekent en dat er in volslagen geestelijke duisternis wordt rondgedoold. Er wordt geen hemels licht meer gezien. Wat kenmerkend is voor de donkere middeleeuwen omdat het Woord van God aan het volk wordt onthouden, is ook kenmerkend voor de huidige christenheid. Er is niets meer waarnaar de christen zijn koers kan bepalen. De hoop op behoud, de redding op grond van geloof, is verdwenen.
21 - 26 Er gloort hoop
21 En nadat men lange tijd zonder eten was geweest, ging Paulus in hun midden staan en zei: Mannen, men had naar mij moeten luisteren en niet van Kreta wegvaren en dit ongemak en deze schade moeten voorkomen. 22 En nu dring ik er bij u op aan goede moed te houden; want er zal van u geen enkel leven verloren gaan, alleen het schip. 23 Want vannacht stond bij mij een engel van de God van Wie ik ben, Die ik ook dien, 24 en hij zei: Wees niet bang, Paulus, u moet voor de keizer verschijnen; en zie, God heeft u allen geschonken die met u varen. 25 Houdt daarom goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het zo zal gaan als tot mij is gesproken. 26 Wij moeten echter op een of ander eiland stranden.
Als alle hulpmiddelen wegvallen, blijft God. Hij stuurt het schip naar de plek waar Hij het hebben wil. Nu is de weg voor Paulus geopend om als vertegenwoordiger van God op te staan en in het midden te gaan staan. We zien hier een situatie ontstaan dat het Woord van God weer centraal komt te staan. Als er lange tijd geen voedsel is verschaft, krijgt het Woord weer voedingswaarde. Hier zien we het ‘sola Scriptura’, alleen de Schrift, van de Reformatie. Hier komt de hoop op redding weer tevoorschijn (vers 22).
Als Paulus begint te spreken, herinnert hij eerst aan hun weigering om naar hem te luisteren, hun ongehoorzaamheid. Het Woord zegt eerst wat er fout is gegaan. Luisteren wij als gemeente naar de Heer Jezus als Hij tegen ons zegt dat wij iets fout hebben gedaan? Paulus zegt dat niet om hen eens goed in te prenten hoe dom ze zijn geweest, maar om de ware reden van de ellende waarin ze zich bevinden duidelijk te maken. Iedereen moest er goed van doordrongen zijn dat hij het bij het rechte eind heeft gehad en dat hun pogingen allemaal zijn mislukt. Als ze erkennen dat al hun wijsheid is verslonden (Ps 107:27), zullen ze nu graag verder naar hem luisteren en zijn bevelen opvolgen. Zware tijden in ons persoonlijke en gemeenschappelijke leven zijn soms te voorkomen als we naar Gods Woord luisteren.
Paulus begint pas te spreken nadat hij een mededeling van God heeft gehad, eerder niet. Hij heeft niet alleen verwijt, hij heeft ook woorden van bemoediging (Dt 31:6-7,23). Te midden van doodsverwachting komen woorden van hoop en leven. Hij bemoedigt hen door te voorzeggen dat allen het er levend vanaf zullen brengen. Alleen het Alexandrijnse schip zal verloren gaan. In deze geschiedenis zien we de spreuk bewaarheid: ‘God heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst.’ In de woorden van Paulus tot het scheepsvolk beluisteren we de zekerheid voor de gelovige dat geen macht hem van de liefde van Christus en van de liefde van God kan scheiden (Rm 8:35-39).
Paulus licht toe waarom hij zo kan spreken. Hij heeft bezoek gehad van een boodschapper van God, dat is de God van Wie hij het volkomen eigendom is, de God Die hij dient met alles wat hij is en heeft. Dat is in deze omstandigheden een veelzeggend getuigenis. Hij vertelt over de toezegging die hij van die God voor zich persoonlijk heeft gekregen. Tevens kan hij vertellen dat daarmee samenhangend God heeft beloofd dat ook allen die met hem varen, gered zullen worden. Door de trouw van ware christenen is al vaak voor velen redding gekomen, zowel voor zondaren als voor afgeweken gelovigen. Wie met Paulus vaart, dat wil zeggen wie leeft in overeenstemming met wat Paulus heeft geschreven, komt met Paulus behouden aan.
In vers 25 herhaalt hij zijn aansporing van vers 22 om goede moed te hebben. Het geloofsvertrouwen wordt uitgesproken. Dat zien we bij reformatoren die de Schrift weer hebben ontdekt. Het is de moed van het geloof in de Schrift. Gods Woord is betrouwbaar, vertrouwenswaardig. Dat betekent niet dat er geen moeilijkheden meer zullen zijn en dat ze zelf niets meer hoeven te doen. Het betekent ook niet dat God alle details geeft en er geen verrassingen meer zijn. God vertelt altijd zoveel, dat we Hem volkomen kunnen vertrouwen dat Hij ons veilig thuis brengt, terwijl Hij toch ook dingen verborgen houdt om ons in afhankelijkheid van Hem te bewaren. De naam van het eiland weet Paulus niet. Hij zegt niet meer dan hij van God te horen had gekregen. Zo blijft er een opzien tot Hem. De reis is nog niet ten einde. De reformatie is niet het einde. Er breekt een nieuwe nacht aan, zonder licht.
27 - 32 Omstreeks middernacht
27 Toen nu [de] veertiende nacht was aangebroken dat wij in de Adriatische [zee] ronddreven, vermoedden de zeelieden omstreeks middernacht dat er land naderde. 28 En zij wierpen het dieplood uit en peilden twintig vadem; en na wat verder te zijn gevaren wierpen zij opnieuw het dieplood uit en peilden vijftien vadem. 29 En daar wij bang waren dat wij ergens op klippen zouden stoten, wierpen zij van [het] achterschip vier ankers uit en wensten dat het dag werd. 30 Toen de zeelieden echter van het schip trachtten te vluchten en de sloep in zee neerlieten onder voorwendsel dat zij van [het] voorschip ankers wilden uitbrengen, 31 zei Paulus tot de hoofdman en tot de soldaten: Als zij niet op het schip blijven, kunt u niet worden behouden. 32 Toen kapten de soldaten de touwen van de sloep en lieten haar vallen.
Veelzeggend spreekt Lukas over de veertiende “nacht”. Dat geeft het best de beleving van de scheepslieden weer. De tel is ook bijgehouden. Ook de tijd is bijgehouden. Het is middernacht als de zeelieden vermoeden dat er land nadert. Dat wil zeggen dat de redding nabij is.
De uitdrukking ‘middernacht’ is een profetische uitdrukking die wordt gebruikt in verbinding met de komst van de Heer Jezus als de Bruidegom (Mt 25:6). Deze uitdrukking kunnen we daarom in verbinding brengen met de spoedige komst van de Heer. In deze zin kunnen we zeggen dat het land dat nadert, het hemelse land is. Het houdt ook in dat de dag nabij is, de dag dat Hij verschijnt. Allen aan boord verlangen dat het dag wordt (vers 29).
Om de diepte van het water te peilen wordt het dieplood uitgeworpen. De eerste peiling geeft aan dat het water twintig vadem, dat is zesendertig meter, diep is. Als het dieplood een tweede keer wordt uitgeworpen, blijkt dat het water nog maar vijftien vadem, dat is zevenentwintig meter, diep is. Het water wordt steeds ondieper. Dat betekent dat het land naderbij komt.
Als wij dit toepassen op de situatie van de christenheid, dan kunnen we het dieplood vergelijken met het Woord van God. Als wij nu het dieplood van het Woord uitwerpen, meten we misschien nog maar vijf vadem of nog minder. Ook voor ons komt het land steeds meer in zicht. Het is ook ons verlangen dat het dag wordt, want de dag betekent de behoudenis van het hele volk van God (vgl. Rm 13:11b-12a). De jammerlijke ontwikkelingen van de christenheid en alle pogingen de boot drijvend te houden zijn jammerlijk mislukt. Het enige wat overblijft, is het verlangen naar de dag.
Er is ook een andere kant. Dat is de kant van de verantwoordelijkheid. Niemand kan op eigen initiatief behouden worden. Het is samen behouden worden en allen langs dezelfde weg. De handelwijze van de zeelieden om er stiekem met de sloep vandoor te gaan staat tegenover het geloofsvertrouwen dat Paulus heeft uitgesproken.
Zij die het zo goed wisten en de koers hebben uitgezet, willen de zaak in de steek laten. Dat kan schokkend zijn voor de achterblijvers. Paulus voorkomt het. Voor hem horen ze erbij en ook zij zullen behouden worden, maar dan moeten ze wel bij Paulus in het schip blijven en doen wat hij zegt. God heeft gesproken dat allen behouden zullen worden, maar dan wel op Zijn manier. Dit hoofdstuk laat door alles heen ook de geschiedenis van Gods trouw zien. Hij zal met Zijn volk aan Zijn doel komen.
Nu luistert men wel naar Paulus. Te midden van alle omstandigheden die door de storm worden veroorzaakt, staat Paulus recht overeind. In de storm is er geloof in zijn woord. Zijn woord is het bewijs van zijn gelijk. Mensen van geloof blijken mensen van geloof te zijn in de stormen. Als er geen stormen waren, zouden we ons geloof niet kunnen tonen.
33 - 37 Paulus spoort allen aan voedsel te nemen
33 En tegen dat het dag zou worden, spoorde Paulus allen aan voedsel te nemen en zei: Het is vandaag [de] veertiende dag dat u blijft afwachten zonder eten en zonder iets te nuttigen. 34 Daarom spoor ik u aan voedsel te nemen, want dit dient tot uw behoudenis; want van niemand van u zal een haar van het hoofd verloren gaan. 35 Toen hij nu dit had gezegd en brood had genomen, dankte hij God in bijzijn van allen; en hij brak het en begon te eten. 36 En zij werden allen goedsmoeds en namen zelf ook voedsel. 37 Wij waren nu allen samen in het schip met tweehonderdzesenzeventig zielen.
Als de dag begint te gloren, spoort Paulus allen aan voedsel te nemen. Paulus heeft oog voor de lichamelijke inspanningen die allen hebben geleverd. Geestelijk leiderschap heeft oog voor de hele mens. Hij heeft de dagen geteld dat ze niet hebben gegeten (vgl. Mk 8:2). Voor hem is het niet de veertiende nacht (vers 27), maar de veertiende dag. Hij bewijst zichzelf als iemand die van de dag is (1Th 5:8).
Ook in geestelijk opzicht is de aansporing voedsel te nemen van belang. Meer dan ooit hebben gelovigen in de geestelijke duisternis het nodig om Gods Woord te lezen als voedsel voor hun ziel. Koning Saul verbood voedsel te nemen in de strijd. Jonathan vond dat een dwaas verbod (1Sm 14:28-30). Het voedsel van het Woord verleent kracht tot behoudenis (2Tm 3:15).
Het woord ‘behouden’ is een sleutelwoord in deze geschiedenis. Ook tegengestelde uitdrukkingen als ‘verloren gaan’ en ‘niet behouden worden’ komen hier meerdere keren voor. God had hen in hun verzwakte toestand kunnen redden ook zonder dat ze zouden eten, maar Hij behoudt door het nemen van voedsel. Hij handelt zoals Hij wil. Wij kunnen het handelen van God niet in schema’s persen. Hij handelt soeverein en redt hier op natuurlijke wijze. Ze hebben kracht nodig om straks te kunnen zwemmen.
Het niet verloren gaan van een haar op het hoofd duidt een nieuwe periode aan in de kerkgeschiedenis en wel de periode van het reveil in de achttiende en negentiende eeuw. Het is de periode die volgt op de opwekking in de reformatie, waar de toegang tot het Woord van God weer is geopend. Het is een beweging van bijbelstudie, het lezen van de Bijbel in zijn samenhang, vooral wat betreft de toekomst van Israël en de komst van de Heer. Het Woord wordt echt voedsel. Er worden ook veel bijbelcommentaren geschreven. Er vindt geestelijke groei en discipelschap plaats.
Eerder is het dat er geen leven verloren zal gaan (vers 22), nu zegt Paulus dat er geen haar van het hoofd verloren zal gaan. Dat ziet op de toenemende mate waarin de gelovige ontdekt welke zekerheid hij in Christus heeft. Deze ontwikkeling vindt ook plaats in het leven van de individuele gelovige die de Schrift bestudeert.
De aansporing van Paulus om dit voedsel te nemen geldt onverminderd voor vandaag. Ook als gemeente moeten we telkens de aansporing ter harte nemen om samen Gods Woord te lezen en erdoor gevoed te worden. We hebben het allemaal nodig. We moeten elkaar opwekken om naar samenkomsten te gaan waar het Woord wordt gebracht.
Paulus geeft zelf het goede voorbeeld. Nadat hij allen heeft aangespoord, neemt hij zelf brood, dankt God ervoor in tegenwoordigheid van allen, breekt er een stuk af en begint te eten. We hebben hier in praktisch opzicht een voorbeeld hoe we moeten doen als wij in een openbare gelegenheid een maaltijd gebruiken (1Tm 4:5-6). Hiervan gaat ook een getuigenis uit. Paulus schaamt zich niet om het hardop te doen. Zoiets doet een man die geestelijke kracht heeft. Paulus’ woorden en voorbeeld doen allen goed. Ze krijgen er weer moed door en lust om te eten. De eetlust was hen vergaan. Als je oog in oog met de dood staat, heb je geen honger.
Als toepassing voor de gemeente kunnen we hier een beeld zien van aanbidding en gemeenschap aan de tafel van de Heer. Deze dingen zijn in het reveil toch wel op bijzondere wijze naar voren gekomen.
En dan vermeldt Lukas zo ineens het precieze aantal zielen dat aan boord van het schip is. Waarom doet hij dat hier? Waarom niet eerder of pas helemaal aan het eind? Als we ervan mogen uitgaan dat dit hoofdstuk in veel aspecten ons de geschiedenis van de gemeente op aarde voorstelt, heeft het noemen van het precieze aantal op deze plaats in de geschiedenis een betekenis die verband houdt met het reveil van de achttiende en negentiende eeuw. Is niet een van de grote ontdekkingen van het reveil dat alle gelovigen bij elkaar horen, waar ze ook zijn? Door de bestudering van het Woord door hen die zich daar gelovig aan onderwerpen, stelt de Heilige Geest opnieuw als een levende waarheid het ene lichaam voor de harten van die gelovigen.
38 - 41 Het schip vergaat
38 Toen zij nu van voedsel verzadigd waren, maakten zij het schip lichter door het koren in zee te werpen. 39 Toen het nu dag werd, herkenden zij het land niet; maar zij bemerkten een inham die een strand had en overlegden of zij het schip daarop konden laten lopen. 40 En zij lieten de ankers slippen en lieten ze in de zee achter; tegelijk maakten zij de roerbanden los, hesen het voorzeil voor de wind en hielden op het strand aan. 41 Toen zij nu op een zandbank stootten, lieten zij het schip daarop vastlopen; en het voorschip stootte op de grond en bleef onbeweeglijk zitten, maar het achterschip raakte los door het geweld <van de golven>.
Dan komt het moment dat de schepelingen van voedsel verzadigd zijn. Het is tekenend dat ze op dat moment het koren overboord gooien. In de geschiedenis van de gemeente zien we dat terug. Na een periode van grote begeerte naar Gods Woord volgt een periode van verzadiging. Het is te vergelijken met de twee periodes die we in Openbaring 3 beschreven vinden in de zendbrieven aan Filadelfia en aan Laodicéa.
Filadelfia laat ons de periode van het reveil zien. Laodicéa laat ons de periode zien die op het reveil volgt. In Filadelfia is er warme liefde voor de Heer die tot uitdrukking komt in liefde voor Zijn Woord (Op 3:8,10). In Laodicéa is er verzadiging, waardoor die liefde is afgekoeld tot lauwheid en aanmatiging (Op 3:15-17). Er is onverschilligheid tegenover het voedsel van Gods Woord gekomen. Men heeft het overboord geworpen. Het geloofsgoed wordt weggegooid. Dat doen zij die wat het geloof betreft schipbreuk lijden. De waarheden van het christelijk geloof worden niet meer gewaardeerd.
In vroegere jaren heeft het christendom zich steeds uitgebreid, maar nu is er een achteruitgang van het christendom in de landen waar het eerst vooruit is gegaan. Nu wint het christendom veld in de derde wereld. In de christelijke landen is de grote afval zich aan het aftekenen.
Als het Woord van God geen voedsel meer is, verdwijnt ook de herkenning van het land tegen dat het dag wordt. De ankers worden doorgesneden. De christelijke hoop – die door het anker symbolisch wordt voorgesteld – wordt prijsgegeven (Hb 6:18-19). Er wordt van de kansels gepredikt dat het met de dood over en uit is.
Er worden nog wel pogingen gedaan om het schip op het strand te laten lopen om het zacht af te meren, maar die mislukken door een zandbank. Daar loopt het schip op vast waarna het in tweeën breekt. Het ene deel blijft onbeweeglijk vastzitten, het andere deel wordt volledig uit elkaar geslagen in planken en wrakstukken.
Dit beeld zien we ook in de eindtijd. Het ene deel van het schip dat heel blijft, stelt de oecumene voor waar men tegen elke prijs een eenheid wil zijn. Het andere deel is de versplintering in talloze sekten, waar men zich tegen elke prijs afzondert van alles wat niet met de eigen ideeën overeenstemt (Jd 1:17-19).
42 - 44 Allen komen behouden aan land
42 Bij de soldaten nu rees het plan de gevangenen te doden, opdat niemand zou wegzwemmen en ontsnappen. 43 De hoofdman echter, die Paulus wilde behouden, hield hen van hun voornemen af en beval hun die konden zwemmen als eersten overboord te springen om aan land te komen, 44 en de overigen deels op planken deels op wrakstukken van het schip. En zo gebeurde het, dat allen behouden aan land kwamen.
Vlak voor het einde ontstaat er nog een geweldige dreiging dat toch niet allen behouden zullen worden. Als alles goed lijkt af te lopen voor wat betreft het behouden worden van de opvarenden, dreigt het allemaal toch nog verkeerd af te lopen. De soldaten vatten namelijk het plan op om de gevangenen te doden. Ze voorzien dat ze allemaal zullen ontsnappen als ze eenmaal aan land zijn. Dat zal hun het leven kosten, want zij staan met hun leven garant voor het leven van de gevangenen.
Dan zien we dat God in Zijn voorzienigheid ook de hoofdman gebruikt om de soldaten van hun voornemen af te houden. De hoofdman geeft bevel aan de zwemmers als eersten overboord te springen. De anderen kunnen dan door gebruik te maken van de planken en wrakstukken van het schip aan land zien te komen.
God verlangt soms van ons dat wij in geestelijk opzicht zwemmen of ons aan een stuk drijvend hout vastklampen. Dit ziet op omstandigheden dat we geen grond meer onder onze voeten hebben. Hoe dan ook, allen die met Paulus zijn gereisd, komen behouden aan land.
Zo zullen al Gods kinderen, alle leden van de gemeente, eenmaal in het hemelse Vaderland aankomen. Alles waarop de mens heeft vertrouwd voor een veilige en zekere reis, is er dan niet meer. Wat overblijft, is alleen de genade van God om daarin te roemen, want alleen daardoor hebben al de Zijnen veilig het einddoel bereikt.