In het gedeelte dat nu volgt, Handelingen 8:26-10:48, beschrijft Lukas de bekeringsgeschiedenissen van drie personen:
1. Een Ethiopische kamerling (Handelingen 8);
2. Saulus (Handelingen 9);
3. Cornelius (Handelingen 10).
Het zijn de afstammelingen van de drie zonen van Noach – Sem, Cham en Jafeth (Gn 9:1818En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, Cham en Jafeth; Cham is de vader van Kanaän.) – door wie de hele wereld bevolkt is geworden (Gn 9:1919Deze drie waren de zonen van Noach; en uit hen is heel de aarde bevolkt.; 10:1-321Dit zijn de afstammelingen van de zonen van Noach, Sem, Cham en Jafeth. Bij hen werden na de vloed zonen geboren.2De zonen van Jafeth zijn: Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras.3De zonen van Gomer zijn: Askenaz, Rifath en Togarma.4De zonen van Javan zijn: Elisa en Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten.5Van hen [stammen de mensen af die] zich over de kustlanden van de volken verspreid hebben, in hun landen, elk overeenkomstig zijn taal, overeenkomstig hun geslachten, onder hun volken.6De zonen van Cham zijn: Cusj, Mitsraïm, Put en Kanaän.7De zonen van Cusj zijn: Seba, Havila, Sabta, Raëma en Sabtecha. De zonen van Raëma zijn: Sjeba en Dedan.8En Cusj verwekte Nimrod; die begon een geweldenaar op de aarde te worden.9Hij was een geweldig jager voor het aangezicht van de HEERE; daarom wordt gezegd: Als Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht van de HEERE.10Het begin van zijn koninkrijk bestond uit Babel, Erech, Akkad en Kalne in het land Sinear.11Uit dit land is Assur weggegaan en hij bouwde Ninevé, Rehoboth-Ir, Kalach12en Resen, tussen Ninevé en Kalach; dat is de grote stad.13Mitsraïm verwekte de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten,14de Pathrusieten, de Kasluchieten – uit wie de Filistijnen voortgekomen zijn – en de Kaftorieten.15Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, Heth,16en de Jebusiet, de Amoriet, de Girgasiet,17de Heviet, de Arkiet, de Siniet,18de Arvadiet, de Zemariet en de Hamathiet; daarna zijn de geslachten van de Kanaänieten verspreid.19En de grens van de Kanaänieten reikte van Sidon in de richting van Gerar tot aan Gaza, [en] in de richting van Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm, tot aan Lasa.20Dit waren de zonen van Cham, [ingedeeld] naar hun geslachten [en] naar hun talen, met hun landen en hun volken.21Ook bij Sem zijn zonen geboren; hij is de voorvader van alle zonen van Heber, [en] de broer van Jafeth, de oudste.22Sems zonen waren: Elam, Assur, Arfachsad, Lud en Aram.23De zonen van Aram waren: Uz, Hul, Gether en Mas.24Arfachsad verwekte Selah, en Selah verwekte Heber.25Bij Heber werden twee zonen geboren; de naam van de ene was Peleg, omdat in zijn dagen de aarde verdeeld is, en de naam van zijn broer was Joktan.26Joktan verwekte Almodad, Selef, Hazarmavet, Jerah,27Hadoram, Uzal, Dikla,28Obal, Abimaël, Sjeba,29Ofir, Havila en Jobab. Zij allen waren zonen van Joktan.30Hun woongebied reikte van Mesja tot in de richting van Sefar, het bergland in het oosten.31Dit waren de zonen van Sem, [ingedeeld] naar hun geslachten [en] naar hun talen, met hun landen en hun volken.32Dit waren de geslachten van de zonen van Noach, [ingedeeld] naar hun afstamming, met hun volken; van hen [stammen] de volken [af die] zich na de vloed over de aarde hebben verspreid.):
1. De kamerling, de Ethiopiër, is een afstammeling van Cham (Ethiopië of Cusj (=zwart), Gn 10:66De zonen van Cham zijn: Cusj, Mitsraïm, Put en Kanaän.).
2. Saulus, de Jood, is een afstammeling van Sem.
3. Cornelius, de Romein, is een afstammeling van Jafeth.
De Chamieten bevolken Afrika, de Semieten Azië en de Jafethieten Europa. Deze drie continenten ontmoeten elkaar bij Jeruzalem. Jeruzalem is dan ook strategisch de beste plaats om van daaruit het evangelie de wereld in te zenden. De kamerling, Saulus en Cornelius vertegenwoordigen het hele menselijke ras.
Alle drie zijn ze moreel oprechte mensen, maar hebben bekering nodig. Ze zijn ook maatschappelijk nog eens de moeilijkst te bereiken mensen voor het evangelie:
1. De kamerling is een politicus.
2. Saulus is een theoloog.
3. Cornelius is een militair.
Toch is er in twee van hen al een verlangen naar het evangelie. Zowel de kamerling als Cornelius is een zoekend mens. Er is al een werk van God in hen aan de gang. Bij Saulus ligt dat volledig anders. Deze man is niet op zoek naar vrede, maar naar slachtoffers die hij deze vrede misgunt.
De Heer heeft voor ieder van hen een speciale boodschapper:
1. Voor de kamerling is dat Filippus.
2. Voor Saulus is dat Ananias.
3. Voor Cornelius is dat Petrus.
Ook de wijze waarop de Heer Zich tot hen richt is verschillend:
1. De kamerling wordt bereikt met het Woord.
2. Aan Saulus verschijnt de Heer Zelf.
3. Cornelis ziet een engel in een visioen.
Verschillend zijn ook de omstandigheden waarin ze zich bevinden als ze tot bekering komen:
1. De kamerling is op weg naar huis.
2. Saulus komt van huis.
3. Cornelius is thuis.
Filippus moet een druk arbeidsterrein verlaten om een enkel mens te dienen. Hij volgt hierin de Heer na, Die door Samaria moest gaan om bij de bron van Jakob een enkele vrouw het evangelie te brengen (Jh 4:4,7-84En Hij moest door Samaria gaan.7Er kwam een vrouw uit Samaria water putten. Jezus zei tot haar: Geef Mij te drinken.8(Want Zijn discipelen waren weggegaan naar de stad om voedsel te kopen.)). Filippus wordt ingezet om het evangelie zijn weg te doen vinden naar de volken. God gebruikt een engel om Filippus de weg te tonen, maar Filippus moet het evangelie verkondigen. Hij krijgt nauwkeurige aanwijzingen waar hij heen moet gaan, maar hem wordt niet gezegd wat hij daar moet gaan doen.
Er zijn twee wegen die afdalen van Jeruzalem naar Gaza en hij moet de woeste weg nemen. Een evangelist zou nooit de woeste weg hebben gekozen, maar Filippus stelt geen vragen, hij gaat. Om Ananias bij Saulus (Handelingen 9) en Petrus bij Cornelius (Handelingen 10) te krijgen moet de Heer meer aandrang gebruiken. Bij Ananias is bangheid de tegenwerping en bij Petrus verhinderen zijn Joodse vooroordelen een directe gehoorzaamheid. De Heer heeft beide hindernissen weggenomen en daarna zijn ze beiden gegaan.
In Filippus hebben we een voorbeeld van onmiddellijke, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid in eenvoudigheid van hart. Hij denkt niet aan het verschil tussen Samaria waar hij met achting en liefde werd omringd en de weg naar Gaza die woest is. Hij heeft vertrouwen in zijn Meester Die hem wil gebruiken voor een kamerling die in Jeruzalem is geweest om te aanbidden en nu op de terugreis is naar zijn land.
Het woord voor “kamerling” is letterlijk eunuch of gecastreerde, dat is een ontmande. Naast dat hij een vreemde is, is het feit dat hij een ontmande is een extra reden dat hij nooit tot het volk van God zou kunnen toetreden (Dt 23:11Iemand die door kneuzing [aan het geslachtsdeel] gewond is of van wie het geslachtsdeel is afgesneden, mag niet in de gemeente van de HEERE komen.). Toch heeft hij een reis van ongeveer tweeduizend kilometer ondernomen naar Jeruzalem. Er is namelijk behoudenis ook voor de vreemdelingen en zelfs voor de ontmande (Js 56:33Laat de vreemdeling die zich bij de HEERE gevoegd heeft, niet zeggen:
De HEERE heeft mij geheel en al van Zijn volk gescheiden;
laat de ontmande niet zeggen:
Zie, ik ben [maar] een dorre boom.
). Zijn bekering en het geloof in de Heer Jezus zijn dan ook een voorvervulling van wat we in Psalm 68 lezen (Ps 68:3232Vorstelijke gezanten zullen uit Egypte komen,
Cusj zal zich haasten zijn handen naar God [uit te strekken].). Sindsdien hebben veel Ethiopiërs de handen uitgestrekt naar God.
Om de kamerling op de weg van de behoudenis te brengen gebruikt God Zijn Woord en Zijn dienaar Filippus. Wat de kamerling gezocht heeft in Jeruzalem in plichten en ceremoniën van de wet, heeft hij daar niet gevonden. Hij is in Jeruzalem geweest om de ware God te aanbidden, maar hij heeft er slechts een koud formalisme aangetroffen. Ondanks zijn zoekende hart heeft de Heer niemand van de apostelen zijn weg doen kruisen.
De kamerling heeft geen vrede gevonden in Jeruzalem, maar hij heeft wel iets anders meegenomen uit Jeruzalem en wel een deel van Gods Woord. Dat zit hij op zijn wagen te lezen. Daarmee heeft hij een schat bij zich die groter is dan al de schatten die hij voor de koningin moet bewaren.
Dan wordt de ontmoeting tussen Filippus en de kamerling door de Geest voorbereid. De Geest zegt tegen Filippus dat hij naar “die” wagen moet gaan, de wagen van de kamerling, en er in de buurt moet blijven. Nu het om de prediking van het evangelie gaat, komt niet een engel naar Filippus (vers 2626Een engel van [de] Heer nu sprak tot Filippus de woorden: Sta op en ga zuidwaarts de weg op die afdaalt van Jeruzalem naar Gaza; deze is eenzaam.), maar is het de Geest Die Filippus leidt. De Geest geeft nauwkeurig aan waar hij heen moet gaan en wat hij moet doen.
Zo krijgen later ook Ananias in verbinding met Saulus en Petrus in verbinding met Cornelius nauwkeurige aanwijzingen om naar hen toe te gaan en hun Gods boodschap te brengen (Hd 9:1111En de Heer zei tot hem: Sta op en ga naar de straat, de Rechte geheten, en zoek in [het] huis van Judas naar iemand van Tarsus, genaamd Saulus; want zie, hij bidt.; 10:19-2019Terwijl Petrus nu over het gezicht nadacht, zei de Geest <tot hem>: Zie, <drie> mannen zoeken u;20maar sta op, ga naar beneden en reis met hen mee zonder te twijfelen, want Ik heb hen gezonden.). Zo wil de Heer ons ook duidelijk maken waarheen Hij wil dat we gaan en wat we moeten doen en zeggen.