Inleiding
Hier begint een deel van Davids geschiedenis waarin hij geen beeld is van de Heer Jezus, maar van een gelovige die zondigt. Het is ook een gelovige met een grote verantwoordelijkheid. Hij beledigt God, pleegt overspel en begaat een moord. De positie en verantwoordelijkheid van een gelovige bepalen mede de ernst van de zonde. Het maakt voor God wel een verschil of een gewoon lid van Zijn volk zondigt of dat een leider van Zijn volk zondigt (Lv 4:1-2,13,22,27). De gevolgen blijven niet uit, hoewel er vergeving is van de zonden die hij heeft gedaan.
We leren ook dat we niet plotseling in de zonde gaan leven. In de zonde vallen kan plotseling gebeuren, maar David gaat in de zonde leven. Hij kiest daarvoor en maakt de zonde tot onderdeel van zijn leven.
1 - 5 Overspel van David met Bathseba
1 Het gebeurde bij het aanbreken van het nieuwe jaar, in de tijd dat de koningen [ten strijde] trekken, dat David Joab en zijn manschappen met hem en heel Israël eropuit stuurde. Zij richtten de Ammonieten te gronde en belegerden Rabba. David bleef echter in Jeruzalem. 2 Tegen de avond gebeurde het dat David opstond van zijn slaapplaats en op het dak van het huis van de koning wandelde. Vanaf het dak zag hij een vrouw die zich aan het wassen was; deze vrouw nu was heel knap om te zien. 3 David stuurde [een bode] en liet naar deze vrouw vragen; en men zei: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet? 4 Toen stuurde David boden en liet haar halen. Toen zij bij hem gekomen was, sliep hij met haar – zij had zich zojuist van haar onreinheid gezuiverd. Daarna keerde zij terug naar haar huis. 5 De vrouw werd zwanger; daarom stuurde zij [een bode] en vertelde David en zei: Ik ben zwanger.
Dit hoofdstuk volgt historisch op het vorige, het is het jaar daarop, “bij het aanbreken van het nieuwe jaar”. Naar de gebruiken van die tijd is het nieuwe jaar, als de late regen is opgehouden, de tijd dat er weer militaire acties worden ondernomen. Voor David betekent het dat de tijd is gekomen om definitief met de Ammonieten af te rekenen. Maar in plaats van aan het hoofd van het leger uit te trekken blijft hij thuis en stuurt Joab en het hele volk erop uit. Het lijkt erop dat hij de hele dag op bed heeft gelegen, want we lezen dat hij “tegen de avond … opstond van zijn slaapplaats”.
David blijft thuis, terwijl hij ten strijde had moeten trekken. Hij verzaakt zijn plicht en neemt rust terwijl hij had moeten werken. Hier wordt het gezegde waar: ‘Ledigheid is des duivels oorkussen.’ Als wij niet bezig zijn met wat wij moeten of mogen doen, zijn wij op een weg waarop de verzoeking ons als een reiziger kan overvallen (2Sm 12:1-4). Iemand die niets te doen heeft, is een gemakkelijke prooi voor de duivel. Daar kan hij goed mee aan de gang. Nietsdoen is ruimte scheppen voor de zonde.
David “zag”. Hij zoekt de verleiding niet op, maar ziet die. De verzoeking duikt plotseling op. Dan komt het erop aan wat men doet. Davids geestelijke afweermechanisme is echter door zijn luiheid uitgeschakeld. Als de innerlijke gesteldheid door luiheid is voorbereid, kan de begeerte gemakkelijk ingang vinden. De wetmatigheid die Jakobus in zijn brief noemt, treedt dan in werking (Jk 1:14-15). Begeerte hoeft niet tot zonde te voeren, maar de kracht om ‘nee’ tegen de zonde te zeggen ontbreekt als er in laksheid wordt geleefd. Dan vinden de begeerten een partner in het vlees. Als David sterk was geweest, had hij een verbond gesloten met zijn ogen (Jb 31:1).
Met ons zal het op precies dezelfde manier gaan als wij ons openstellen voor pornografisch materiaal. Soms loop je ineens tegen een afbeelding aan, per ongeluk. Dat kan gebeuren doordat je een afbeelding op een reclamebord langs de weg ziet. Het kan ook gebeuren door een afbeelding die je ziet op de ‘digitale snelweg’, zonder dat je ernaar op zoek was. Wat doe je dan? Was je maar wat aan het rijden, een beetje doelloos, of aan het surfen, een beetje doelloos? Dan heb je de deur wagenwijd voor de zonde opengezet.
De zonde met Bathseba is voorafgegaan door het nemen van meer vrouwen, nadat hij van Hebron gekomen is (2Sm 5:13). Zijn vele vrouwen hebben de drempel voor zijn begeerte naar nog een vrouw gesloopt. Het nemen van meer vrouwen is een overtreden van de koningswet (Dt 17:17a). Als David de zonde van overspel begaat, is hij al boven de vijftig jaar oud. Het gevaar van overspel blijft bestaan, ook op oudere leeftijd en is misschien juist dan wel het grootst.
David heeft de hele dag in ledigheid doorgebracht. Luiheid, laksheid en passiviteit zijn enorme gevaren voor iedere gelovige. Als we toegeven aan gemakzucht, komt de vijand, de reiziger die bij ons wil overnachten (2Sm 12:1-4). Deze reiziger is de zonde, de begeerte. David komt tot zijn zonde omdat hij niet direct, nadat hij de zich wassende Bathseba heeft gezien, zich voor de HEERE plaatst om zijn gedachten te laten reinigen. In plaats daarvan houdt hij dat beeld vast en laat informeren wie die vrouw is. Hij krijgt daarover uitvoerig bericht, waarbij hij ook te horen krijgt dat zij getrouwd is. De begeerte heeft hem echter zo in haar greep, dat hij niet tegen te houden is in zijn voornemen die vrouw in bezit te nemen door gemeenschap met haar te hebben (vgl. Jr 5:8).
David misbruikt zijn positie. Hij misbruikt ook Bathseba. Omdat ze de vrouw van een ander is, bedriegt hij ook haar man. Hij laat haar halen en heeft gemeenschap met haar. De geschiedenis wordt zonder sensatie beschreven. Het zijn eenvoudig de gebeurtenissen. De vermelding dat zij zich “zojuist van haar onreinheid gezuiverd” heeft, lijkt aan te geven dat ze net ongesteld is geweest en dat zij zich met het oog daarop heeft gewassen (vers 4; Lv 12:2-5; 15:19-28). Tegelijk maakt het duidelijk waarom zij direct zwanger is, want enkele dagen na de ongesteldheid is van nature de kans op zwangerschap het grootst. Het is gewoonlijk de vruchtbaarste periode. Als Bathseba ontdekt dat ze zwanger is, laat ze hem dat weten. Verder zegt ze hem niets, maar laat alles aan hem over (vers 5).
De vraag is of wij toegerust zijn om de zonde te ontmoeten. Het gaat niet om de zonden van anderen, maar die van mij. De zonde van David is de zonde die vandaag massaal bedreven wordt en die de levenskracht van Gods volk wegneemt. De ongevallen in het verkeer en in de lucht zijn onbeduidend vergeleken met de ongevallen in families en mensenlevens die door deze zonde worden veroorzaakt. De satan is erin gespecialiseerd om de zonde populair en tot volksvermaak te maken. We schrikken niet meer van de zonde. De geschiedenis van David en Bathseba is verfilmd. Waarom willen mensen die film zien? Gooien we een dvd weg als er erotisch getinte scènes in voorkomen?
6 - 13 David en Uria
6 Toen stuurde David [een bode] naar Joab [om te zeggen]: Stuur Uria, de Hethiet, naar mij toe. En Joab stuurde Uria naar David. 7 Toen Uria bij hem kwam, vroeg David naar de welstand van Joab, naar de welstand van het volk en naar het verloop van de strijd. 8 Daarna zei David tegen Uria: Ga naar uw huis en was uw voeten. Toen Uria het huis van de koning uit ging, werd hem een gerecht van de koning nagebracht. 9 Maar Uria legde zich te slapen bij de ingang van het huis van de koning, bij al de manschappen van zijn heer; hij ging niet naar zijn huis. 10 Men vertelde David: Uria is niet naar zijn huis gegaan. Toen zei David tegen Uria: Bent u niet [terug] gekomen van een reis? Waarom bent u niet naar huis gegaan? 11 Uria zei tegen David: De ark en Israël en Juda verblijven in tenten, en mijn heer Joab en de manschappen van mijn heer hebben in het open veld hun kamp opgeslagen; zou ík dan naar mijn huis gaan om te eten en te drinken en met mijn vrouw te slapen? [Zo waar] u leeft en uw ziel leeft, dat zal ik niet doen! 12 Toen zei David tegen Uria: Blijf ook vandaag hier, dan zal ik u morgen [terug] sturen. Zo bleef Uria die dag en de volgende dag in Jeruzalem. 13 David nodigde hem uit, zodat hij bij hem at en dronk, en hij maakte hem dronken. Die avond vertrok hij om zich met de dienaren van zijn heer neer te leggen op zijn slaapplaats, maar naar zijn huis ging hij niet.
Als de slechte daad niet wordt geoordeeld, komt uit het kwaad een volgend kwaad voort. David realiseert zich dat hij maatregelen moet nemen voordat aan het licht komt dat hij overspel heeft gepleegd en hij gedood moet worden. Nu wordt hij een moordenaar om dit lot te ontlopen. Hij verzint een sluw plan.
Nu David het pad van de zonde heeft gekozen, kan hij twee dingen doen. Hij kan erkennen dat hij verkeerd bezig is geweest en God om genade smeken. Hij kan ook doorgaan op de weg van de zonde en proberen de gevolgen uit te wissen. Hij kiest voor het laatste.
David is er nog niet op uit om Uria te vermoorden. Eerst probeert hij op slinkse wijze Uria bij zijn vrouw te krijgen. Hij laat hem bij zich komen. Huichelachtig informeert hij naar Joab, de manschappen en hoe het met de oorlog gaat. Hij doet alsof hij zorg heeft voor zijn mannen en de strijd waarin ze verwikkeld zijn. Uria doet er verslag van.
Na het verslag geeft David Uria verlof om naar huis te gaan en bij zijn vrouw te zijn. Hij manipuleert hem om dat doel te bereiken. Uria zal dan ongetwijfeld ook gemeenschap met haar hebben. Daardoor zal het lijken alsof het kind dat geboren wordt van Uria is. Het overspel van de koning zou dan verborgen zijn gebleven. Wat maakt hij hier een misbruik van zijn koninklijke macht! Hij heeft echter geen rekening gehouden met de trouw van Uria.
Als David Uria bij zich laat komen en vraagt waarom hij niet naar huis is gegaan, spreekt Uria geloofstaal, de taal van een trouwe en toegewijde gelovige. Hij kan zijn gemak er niet van nemen, zoals David dat heeft gedaan, waardoor deze tot zijn zonde is gekomen. Door de woorden van Uria (vers 11) wordt David op zijn eigen plicht gewezen. God laat Uria die dingen zeggen om tot het geweten van David te spreken. Het is een indrukwekkend betoog van toewijding, waardoor tegelijk haarscherp Davids ontrouw aan de kaak wordt gesteld. We zien in dit betoog de liefde van God die op indringende wijze tot het geweten van David spreekt. David is er echter doof voor, want hij heeft zijn geweten het zwijgen opgelegd.
Zoals David niet is af te brengen van de weg van zonde, zo is Uria niet af te brengen van de weg van toewijding. Zelfs het geschenk dat David hem laat bezorgen, brengt Uria niet af van de weg van trouw aan zijn plicht. David doet nog een poging om Uria bij zijn vrouw te krijgen (vers 12). Hij probeert het met een nieuwe list. Hij nodigt Uria uit bij hem te komen eten en drinken. Wat bij Mefiboseth een bewijs van genade is (2Sm 9:13), is bij Uria een list. David gebruikt zijn uitnodiging alleen maar om Uria dronken te voeren, in de hoop dat hij dan naar zijn vrouw zou gaan en gemeenschap met haar zou hebben (vgl. Hk 2:15-16).
Het lukt David echter niet om Uria tot zijn vrouw Bathseba te laten gaan om daardoor zijn vreselijke zonde te bedekken. Uria is op geen enkele manier te bewegen om zijn plicht te verzaken. De plichtsgetrouwheid van Uria breekt David op. David krijgt het steeds benauwder en hij wordt ook steeds gemener. Hij is niet meer tegen te houden en holt op de weg van de zonde voort naar een volgende zonde.
14 - 25 David laat Uria doden
14 Het gebeurde de [volgende] morgen dat David een brief aan Joab schreef. Hij stuurde [die] door de hand van Uria. 15 Hij schreef in die brief: Plaats Uria vooraan in de strijd, waar deze het hevigst is, trek dan van achter hem terug, zodat hij getroffen wordt en sterft. 16 Het gebeurde, toen Joab de stad verkend had, dat hij Uria opstelde op de plaats waarvan hij wist dat daar strijdbare mannen waren. 17 Toen de mannen van de stad naar buiten kwamen en met Joab streden, vielen er van het volk, van de manschappen van David. Ook Uria, de Hethiet, stierf. 18 Toen stuurde Joab [een bode] om David heel het verloop van de strijd te laten weten. 19 En hij beval de bode: Als u klaar bent met de koning heel het verloop van de strijd te vertellen, 20 als het dan gebeurt dat de woede van de koning opkomt en hij tegen u zegt: Waarom bent u zo dicht bij de stad gekomen om te strijden? Wist u niet dat zij vanaf de muur zouden schieten? 21 Wie doodde Abimelech, de zoon van Jerubbeseth? Wierp niet een vrouw een stuk van een molensteen op hem vanaf de muur, zodat hij in Tebez stierf? Waarom bent u [zo] dicht bij de muur gekomen? – dan moet u zeggen: Uw dienaar Uria, de Hethiet, is ook dood. 22 De bode ging [op weg], en toen hij aangekomen was, vertelde hij David alles waarvoor Joab hem gestuurd had. 23 De bode zei tegen David: Voorzeker, die mannen hadden de overhand over ons. Ze kwamen [de stad] uit het veld in, op ons af. Wij drongen hen [echter] terug tot aan de poortdeur, 24 maar toen schoten de schutters vanaf de muur op uw dienaren, zodat er van de dienaren van de koning stierven. Uw dienaar Uria, de Hethiet, is ook dood. 25 Toen zei David tegen de bode: Dit moet u tegen Joab zeggen: Laat deze zaak niet kwalijk zijn in uw ogen, want het zwaard verslindt zowel de één als de ander. Verhevig uw strijd tegen de stad en maak haar met de grond gelijk. Bemoedig [Joab] daarmee!
David geeft Joab de opdracht ervoor te zorgen dat Uria wordt gedood. Het is niet minder dan een bevel om hem te laten vermoorden. De dappere man die bereid is te sterven voor de eer van zijn koning, wordt door zijn koning gedood. David heeft door zijn overspel zijn verstand verloren (Sp 6:32). Hij heeft op klaarlichte dag en voor het oog van het hele volk Goliath gedood. De moord op Uria laat hij stiekem gebeuren, het is een werk van de duisternis.
David is zelfs zo verhard, dat hij de opdracht voor de moord geeft door de brief voor Joab met de instructies daarover aan Uria zelf mee te geven. Dat hij de brief aan Uria meegeeft, is een extra bewijs voor de onkreukbaarheid van Uria. David weet dat deze trouwe soldaat de brief nooit zal openen. Door Joab medeplichtig te maken aan zijn ongerechtigheid maakt hij zich tegelijk een slaaf van hem. Overigens had Joab dit niet hoeven doen. Later weet hij ook handelend op te treden als David in zijn ogen verkeerd bezig is (2Sm 19:5-7; 24:3).
Wat is David diep gezonken! Toen hij als een patrijs in de bergen opgejaagd werd door Saul (1Sm 26:20), was hij gelukkiger dan nu. Toen had hij een levend geloof en een goed geweten.
Joab is goed bekend met de wijze van denken van David, want hij weet hoe hij zal reageren (verzen 18-21). Met het oog daarop moet de bode dan zeggen dat Uria dood is. Als David het verslag heeft gehoord, weet hij dat hij zijn doel heeft bereikt. Zijn reactie is een algemene opmerking, zonder enige uiting van verslagenheid over de dood van zijn onderdanen. Uria is dood. Daar ging het om. Hij sust het geweten van Joab, maar zijn eigen geweten lijkt wel dichtgeschroeid.
26 - 27 David neemt Bathseba tot vrouw
26 Toen de vrouw van Uria hoorde dat haar man Uria dood was, bedreef zij rouw over haar echtgenoot. 27 Toen de [tijd van] rouw voorbij was, stuurde David [een bode] en haalde haar in zijn huis. Zij werd hem tot vrouw en baarde hem een zoon. Maar wat David gedaan had, was slecht in de ogen van de HEERE.
Bathseba krijgt ook het bericht van de dood van haar man te horen en bedrijft rouw over hem. Die rouw moet niet al te lang hebben geduurd en ook niet al te diep zijn geweest, want direct na de tijd van de rouw laat David haar halen en wordt zij zijn vrouw. Op die manier moet de zonde verborgen blijven.
Zijn zonde zal hem echter vinden (Nm 32:23). Het lijkt er ook op dat de zaak toch wel bekend is geworden. Kunnen we dat niet opmaken uit wat Nathan zegt over het lasteren van de vijanden van de HEERE door deze zondige daad van David (2Sm 12:14)? Men heeft ook in die tijd kunnen rekenen en opgemerkt dat de zoon van Bathseba veel eerder is geboren dan negen maanden na zijn huwelijk.
David kan van alles hebben geprobeerd om zijn zonde te verbergen voor de ogen van de mensen, maar het is onmogelijk die te verbergen voor de ogen van de alziende God. We lezen: “Maar wat David gedaan had, was slecht in de ogen van de HEERE.” We zien wat de zonde is voor God als we de diepgaande belijdenis van David in Psalm 51 lezen. Deze psalm heeft David geschreven “toen de profeet Nathan bij hem was gekomen, nadat hij bij Bathseba was gekomen” (Ps 51:1-2).
De les die in deze geschiedenis voor ons opgesloten ligt, is dat wij moeten oppassen voor rondhangen en dat we moeten doen wat de Heer ons opdraagt. Een zonde komt nooit alleen. We moeten oppassen voor de begeerte van de ogen. Als we gezondigd hebben, moeten we niet proberen die zonde te camoufleren, want dat voert tot een volgende zonde. We moeten de zonde belijden. Ik denk nu aan de seksuele relatie die de voormalig president van de Verenigde Staten, Bill Clinton, met Monica Lewinski had (van november 1995-maart 1997, Wikipedia). Hoe heeft hij geprobeerd onder de aanklachten uit te komen om zijn gezicht niet te verliezen tegenover de wereld.
We moeten eigenlijk niet eens denken aan de verhouding die Clinton met Lewinski heeft gehad. Hebben we niet genoeg aan onszelf? Hoe vaak proberen wij niet een verontschuldiging te vinden voor een zonde, zodat wij die niet hoeven te belijden, bang voor gezichtsverlies als ook wij zijn? Dat hoeft niet alleen op het seksuele vlak te liggen. Het kan in allerlei situaties gebeuren. Ook dan is er Iemand Die vanaf het begin meekijkt en moet er gezegd worden dat het “slecht in de ogen van de HEERE” is.
We mogen allen wel voor onszelf bidden: ‘Heer, leid mij niet in verzoeking, maar bewaar mij dicht bij Uzelf, in Uw weg. “Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen” (Ps 16:1). Ik weet, Heer, dat deze woorden in Uw hart waren, toen U hier op aarde wandelde. U sprak ze uit, niet omdat U bang was om te struikelen, maar omdat U als Mens volkomen veiligheid en bescherming bij Uw God vond. Deze woorden geven aan hoe U volkomen afhankelijk van Uw God was. Dank U, dat ik deze woorden ook mag bidden. Bij mij is het wel uit angst dat ik toegeef aan de zonde. Er is zoveel om mij heen dat aansluit op de in mij wonende zonde, dat ik nog eens wil vragen: Bewaar mij, o God, want bij U schuil ik.’