Inleiding
Het vorige hoofdstuk beschrijft de tempel als gebouw. In dit hoofdstuk horen we over de koperen en gouden voorwerpen van de tempel, voorafgegaan door een beschrijving van de gebouwen van Salomo zelf.
1 - 12 De gebouwen voor Salomo zelf
1 Aan zijn [eigen] huis heeft Salomo echter dertien jaar gebouwd, en hij voltooide zijn hele huis. 2 En hij bouwde het huis van het Woud van de Libanon, honderd el in zijn lengte, vijftig el in zijn breedte en dertig el in zijn hoogte, met vier rijen van ceder[houten] pilaren, en ceder[houten] balken op de pilaren. 3 Verder was het bedekt met ceder[hout] vanboven op de steunberen, die op vijfenveertig pilaren rustten, vijftien per rij. 4 Er waren drie rijen [raam]kozijnen, en venster lag tegenover venster, driemaal. 5 Ook waren alle deuropeningen en posten vierhoekig van kozijn, en venster lag tegenover venster, driemaal. 6 Ook maakte hij een voorhal van pilaren, vijftig el in zijn lengte, en dertig el in zijn breedte, met een [kleinere] voorhal ervoor, en pilaren met een afdak daar [weer] voor. 7 Verder maakte hij de voorhal voor de troon, waar hij rechtsprak, de rechtszaal, die van vloer tot vloer met ceder[hout] bedekt was. 8 [Bij] zijn huis, waar hij woonde, was een andere voorhof, meer binnen [in het huis] dan de voorhal. Van dezelfde constructie was het. Ook maakte hij voor de dochter van de farao, die Salomo tot [vrouw] genomen had, een zelfde huis als deze voorhal. 9 Dit alles was van kostbare stenen [gemaakt], gehouwen steen, met een zaag vanbinnen en vanbuiten op maat gezaagd, vanaf het fundament tot de daklijst en van buiten tot aan de grote voorhof. 10 Verder was het gefundeerd met kostbare stenen, grote stenen, stenen van tien el en stenen van acht el, 11 en [daar]bovenop kostbare stenen: op maat [gemaakte] gehouwen steen, en ceder[hout]. 12 En rondom was de grote voorhof [ommuurd met] drie lagen gehouwen steen en een laag van ceder[houten] balken. Zo was het [ook] met de binnenste voorhof van het huis van de HEERE, en met de voorhal van dat huis.
We hebben een onderbreking in de beschrijving van de tempel, want eerst wordt het huis van Salomo beschreven. Dat is omdat er een nauwe verbinding is tussen de tempel en het huis van Salomo. Beide huizen spreken van de gemeente. De tempel is het beeld van de gemeente als de woonplaats van de Heilige Geest. God woont in de gemeente als Zijn tempel (1Ko 3:16; Ef 2:21-22). In het huis van Salomo zien we een beeld van de gemeente als woonplaats van de Heer Jezus, die Hij “Mijn gemeente” (Mt 16:18) noemt. Daar woont Salomo met zijn familie. De Heer Jezus is “Zoon over Zijn huis” (Hb 3:6) en als Zoon is Hij verbonden met zonen. Van Salomo heeft God gezegd dat hij Hem tot zoon zou zijn (2Sm 7:12-14; 1Kr 17:13). In de gemeente woont de Heer Jezus als Zoon samen met hen die Hij tot zonen van God heeft gemaakt.
Het huis van Salomo is waarschijnlijk een paleiscomplex geweest met verschillende zelfstandige, maar wel bij elkaar behorende gebouwen. Er zijn openbare vertrekken en er is een privévertrek. Het huis bestaat uit cederhouten pilaren, waardoor het er uitziet als een woud. Er is een voorhal van pilaren, een kleinere voorhal en een voorhal voor de troon. De voorhal van pilaren is mogelijk op te vatten als een soort wachtruimte waar mensen kunnen wachten tot ze bij de koning kunnen komen. Salomo zit in de troonzaal. Meer in het midden van het complex is zijn woning. Verder is er nog een aparte woning voor zijn Egyptische vrouw.
De Heer Jezus zal regeren over het vrederijk vanuit Zijn huis. De gemeente is betrokken in Zijn regering. De Heer Jezus regeert ook nu in Zijn rijk over hen die Zijn gezag erkennen. De hele christenheid is vandaag Zijn rijk, maar een echte betrekking heeft Hij alleen tot hen die door het geloof met Hem als de Zoon verbonden zijn. Zij zijn het huis in engere zin waarin Hij woont (vers 8), de woning achter de troonzaal, de woning van de koninklijke familie.
De materialen waarmee het huis is gebouwd (verzen 9-12), zijn de materialen waarmee ook de tempel gebouwd is. Het is van stenen uit de rots genomen, zoals de Heer Jezus in Mattheüs 16 zegt (Mt 16:18). Iedere gelovige is in de ogen van de Heer Jezus een waardevolle steen (1Pt 2:5), want voor elke steen van alle stenen waaruit de gemeente bestaat, heeft Hij Zijn leven gegeven. De grondslag van vers 10 ziet niet op Hem als de grondslag, want Hij is de hoeksteen. Hier is sprake van meerdere grote stenen. Dat wijst op de apostelen als de grondslag, het fundament (Ef 2:20).
13 - 22 De twee pilaren
13 Koning Salomo stuurde [een bode] en liet Hiram uit Tyrus halen. 14 Hij was de zoon van een vrouw [die] weduwe [was] uit de stam van Naftali, en zijn vader was een man uit Tyrus, een koperwerker. Hij was vol van wijsheid en inzicht, en van de kennis om allerlei werk in koper te maken. Hij kwam bij koning Salomo [in dienst] en deed al diens [koper]werk. 15 Zo vervaardigde hij twee koperen pilaren. De hoogte van de ene pilaar was achttien el, en een draad van twaalf el omspande de andere pilaar. 16 Hij maakte ook twee kapitelen van gegoten koper, om boven op de pilaren te plaatsen. De hoogte van het ene kapiteel was vijf el en de hoogte van het andere kapiteel was vijf el. 17 [Hij maakte] vlechtwerk, constructies van vlechtwerk, [en] kwasten, constructies van kettingen, voor de kapitelen die boven op de pilaren lagen. Zeven waren er voor het ene kapiteel en zeven voor het andere kapiteel. 18 Zo maakte hij de pilaren, met twee rijen [granaatappels] rondom over het ene vlechtwerk, om de kapitelen, die boven op de granaatappels lagen, te bedekken. Zo deed hij ook met het andere kapiteel. 19 De kapitelen die boven op de pilaren in de voorhal lagen, hadden de vorm van een lelie, vier el [hoog]. 20 De kapitelen lagen op de twee pilaren, en wel vlak boven de uitstulping die zich aan de andere zijde van het vlechtwerk bevond, met tweehonderd granaatappels in rijen eromheen, [ook] over het andere kapiteel. 21 Vervolgens richtte hij de pilaren op in de voorhal van de tempel. Hij richtte de rechterpilaar op en gaf die de naam Jachin. Daarna richtte hij de linkerpilaar op en gaf die de naam Boaz. 22 Boven op de pilaren lagen dus [kapitelen] in de vorm van een lelie. Zo werd het werk aan de pilaren voltooid.
Hier gaat de beschrijving van de tempel verder. Salomo heeft een vreemdeling, “Hiram uit Tyrus”, geroepen om bij de bouw van de tempel te helpen. Hiram komt uit een gemengd huwelijk. Vreemdelingen uit de heidenen hebben een bijzonder begrip van de gemeente, zo zien we in het Nieuwe Testament. Zij worden in de verborgenheden van God ingevoerd. Zijn wij zulke vreemdelingen die begrip hebben van de dingen van de gemeente? De meerderheid van de christenheid heeft dat begrip niet. Wat weet men in het algemeen van een verheerlijkte Christus met Wie de gemeente een gemaakt is?
Hiram heeft een bijzondere kennis om met koper te werken. Goud spreekt van de heerlijkheid van God. Koper spreekt van Gods heerlijkheid in gerechtigheid met betrekking tot de zondaar, niet om hem te oordelen, maar om hem te redden en hem in Zijn tegenwoordigheid te hebben. In 1 Kronieken 18 lezen we waar het koper vandaan komt. Het is materiaal dat op de vijand is veroverd (1Kr 18:8).
Hiram is de zoon uit een verbintenis die door God verboden is. Maar Gods genade kan hem gebruiken. Hij is een man “vol van wijsheid en inzicht, en van de kennis om allerlei werk in koper te maken” (vers 14). Wijsheid, inzicht en kennis of verstand komen ook in het Nieuwe Testament voor, in brieven die over de gemeente gaan (Ef 1:8,17; Ko 1:9). Wij hebben de geest van wijsheid, kennis en inzicht of verstand nodig om Gods gedachten over Zijn gemeente te leren kennen en ons in overeenstemming daarmee te gedragen.
Nieuw in de tempel ten opzichte van de tabernakel zijn de twee pilaren, elk van acht meter hoog en een omvang van vijf en een halve meter. Met hun kapitelen zijn ze meer dan tien meter hoog. De pilaren staan los van de tempel. Ze dienen dus niet om de tempel te dragen. Ze staan vóór de tempel, als een getuigenis van de zekerheid en kracht van God die ten gunste van het volk openbaar zullen worden als zij Hem gehoorzaam zijn. Als God Zijn volk vanwege hun ongehoorzaamheid door de Babyloniërs in ballingschap stuurt en deze vijand de tempelschatten rooft, wordt er veel aandacht gegeven juist aan deze twee pilaren (2Kn 25:13,17; Jr 52:17,20-23).
De namen laten zien wat ze voorstellen. “Jachin” betekent ‘Hij zal bevestigen’ en “Boaz” betekent ‘in Hem is kracht’. Hun positie vóór de tempel herinnert allen die bij of in de tempel willen aanbidden eraan dat zij alleen op God moeten steunen voor bevestiging en kracht in hun aanbidding en niet op iets in henzelf.
Gelovigen die een speciale plaats in de gemeente hebben, worden wel pilaren genoemd (Gl 2:9). Het is voor iedere gelovige mogelijk een pilaar te zijn als de kracht die in God is, in hem wordt weerspiegeld (Op 3:12a).
De leliën boven op de zuilen zijn verbonden met granaatappels. Leliën stellen de heerlijkheid van het koninkrijk voor (Mt 6:28-29) en granaatappels zijn een symbool van vrucht. De heerlijkheid en de vrucht van het koninkrijk zijn beide te danken aan Hem van Wie het koninkrijk is, Die het bevestigt en draagt.
23 - 26 De gegoten zee
23 Verder maakte hij de gegoten zee; tien el van zijn [ene] rand tot zijn [andere] rand, helemaal rond en vijf el in zijn hoogte: een meetlint van dertig el kon hem rondom omspannen. 24 Onder zijn rand zaten kolokwinten, die hem rondom omringden, tien per el, om heel de zee heen. Twee rijen kolokwinten waren bij het gieten ervan meegegoten. 25 Hij stond op twaalf runderen, drie naar het noorden gekeerd, drie naar het westen gekeerd, drie naar het zuiden gekeerd en drie naar het oosten gekeerd, en de zee stond daarbovenop. Al hun achterlijven waren naar binnen [gekeerd]. 26 En zijn dikte was een handbreed en zijn rand had de vorm van de rand van een beker, [als] een leliebloesem. Hij kon tweeduizend bath bevatten.
De gegoten koperen zee is voor de priesters om zich in te wassen voordat ze hun dienst kunnen doen. Dat moeten ze telkens weer doen als ze naar het altaar gaan of in het heilige binnengaan. De toepassing voor ons is dat ons gaan door de wereld ons onrein maakt en dat reiniging noodzakelijk is. Die reiniging gebeurt door het lezen van Gods Woord dat met water wordt vergeleken (Jh 15:3a; Ef 5:26).
De zee staat op twaalf runderen. Runderen zijn een beeld van volhardende dienst. De volhardende dienst van de voorbede van de Heer Jezus is de grond van onze reiniging. Als we in de hemel zijn, is de zee “een glazen zee” (Op 15:2). Het water is daar niet meer vloeibaar, want het water is niet meer nodig om te reinigen.
27 - 37 De koperen onderstellen
27 Hij maakte ook tien koperen onderstellen. De lengte van een onderstel was vier el, zijn breedte was vier el en zijn hoogte was drie el. 28 En dit was de constructie van een onderstel: Zij bestonden uit panelen, namelijk panelen tussen dwarsstangen. 29 Op de panelen die tussen de dwarsstangen zaten, stonden leeuwen, runderen en cherubs, en op de dwarsstangen evenzo. Boven en onder de leeuwen en de runderen waren naar beneden hangende kransen. 30 Een onderstel had vier koperen wielen en koperen assen, en de vier hoeken ervan hadden steunen. Onder het spoelbekken waren de steunen gegoten [en] tegenover elke [steun] zaten kransen. 31 De opening ervan zat binnen in het opzetstuk en stak er een el bovenuit. De opening ervan was rond, van dezelfde vorm [als het spoelbekken], anderhalve el. En ook op de opening ervan zaten graveringen. Hun panelen waren vierkant, niet rond. 32 De vier wielen zaten onder aan de panelen en de assen van de wielen zaten aan het onderstel. De hoogte van één wiel was anderhalve el. 33 De constructie van de wielen was als de constructie van een wagenwiel. Hun assen, hun velgen, hun spaken en hun naven waren allemaal gegoten. 34 En er zaten vier steunen op de vier hoeken van een onderstel. Zijn steunen [vormden één geheel] met het onderstel. 35 Verder zat er boven aan het onderstel een ronde opstaande rand van een halve el in de rondte. Aan de bovenkant van het onderstel zaten de draagstukken ervan en de panelen ervan, [die] er [één geheel] mee [vormden]. 36 Op de vlakken van de draagstukken ervan en op de panelen ervan graveerde hij cherubs, leeuwen en dadelpalmen, op ieder leeg vlak, met kransen eromheen. 37 Op dezelfde manier maakte hij de tien onderstellen: eenzelfde gietsel, eenzelfde maat, eenzelfde vorm voor hen alle.
Aan de zee zijn tien onderstellen verbonden. De tabernakel kende geen onderstellen. Het getal tien valt op. Het is het getal van de verantwoordelijkheid. Het gaat erom of wij van het niveau van de tabernakel kunnen komen tot het niveau van de tempel.
Ook zijn er leeuwen, runderen en cherubs mee verbonden. We zien ze terug in of ze doen denken aan Openbaring 4, waar sprake is van de vier levende wezens (Op 4:6-7). Het beeld in Openbaring kan zijn ontleend aan de beschrijving hier. Het zijn de symbolen van het oordeel van God. De cherub heeft dan de gestalte van een mens en de vleugels ervan zien we in de arend.
38 - 47 De koperen voorwerpen
38 Hij maakte ook tien koperen spoelbekkens. Eén spoelbekken kon veertig bath bevatten. Eén spoelbekken was vier el [in doorsnee]. Op één onderstel van die tien onderstellen zat één wasvat. 39 Hij plaatste vijf onderstellen aan de rechterzijde van het huis en vijf aan de linkerzijde van het huis. De zee plaatste hij aan de rechterzijde van het huis, in zuidoostelijke richting. 40 Verder maakte Hirom de spoelbekkens, de scheppen en de sprengbekkens; en Hiram voltooide al het werk dat hij voor koning Salomo maakte ten behoeve van het huis van de HEERE, 41 [te weten] de twee pilaren met de bollen van de kapitelen die boven op de twee pilaren lagen, en de twee vlechtwerken om de twee bollen van de kapitelen die boven op de pilaren lagen, te bedekken, 42 de vierhonderd granaatappels voor de twee vlechtwerken, twee rijen granaatappels per vlechtwerk, om de twee bollen van de kapitelen die op de pilaren lagen, te bedekken, 43 en de tien onderstellen en de tien spoelbekkens op de onderstellen. 44 Verder [maakte hij] de ene zee en de twaalf runderen onder de zee, 45 ook de potten, de scheppen en de sprengbekkens: al deze voorwerpen, die Hiram voor koning Salomo ten behoeve van het huis van de HEERE maakte, [alles] van gepolijst koper. 46 In de vlakte van de Jordaan liet de koning ze gieten, tussen Sukkoth en Zartan, in [vormen van] zware klei. 47 Salomo liet al deze voorwerpen [ongewogen] vanwege de zeer grote hoeveelheid. Het gewicht van het koper werd niet nagegaan.
Op de tien onderstellen worden tien spoelbekkens gemaakt. Daarin worden de ingewanden en de poten van het brandoffer afgespoeld (Lv 1:9). Het brandoffer spreekt van de Heer Jezus in Zijn volkomen en volledige overgave aan God op het kruis. Het wassen van het offer gebeurt, in de geestelijke betekenis ervan, niet om het brandoffer te reinigen, maar om te bewijzen dat het water er weer zuiver afkomt omdat het offer volmaakt rein is. Ook de potten, scheppen en sprengbekkens, die ook van koper worden gemaakt, worden nog genoemd. Dit zijn voorwerpen die meer in verband met het altaar en de offers staan (Ex 38:3).
Vanaf vers 40b volgt een herhaling van alles wat Hiram heeft gemaakt. Dit is geen nutteloze herhaling, maar een blijk van de waarde die deze dingen voor God hebben. Ze zijn allemaal gemaakt van gepolijst koper. Er is met het beste materiaal gewerkt. Hiram maakt alles, maar hij heeft geen ander materiaal gebruikt dan het materiaal dat Salomo hem ter beschikking heeft gesteld.
Aan dit materiaal is door Salomo in de vlakte van de Jordaan in zware klei vorm gegeven. De Jordaan is de rivier van de dood. Alles wat voor de tempel aan koperen voorwerpen is gemaakt, wat in de geestelijke toepassing spreekt van de gerechtigheid van God, is ontstaan door wat spreekt van wat de Heer Jezus op het kruis heeft gedaan. Op het kruis is Hij “in zware klei” of ‘in diepe grond’ geweest. Uit zware arbeid, uit diepten, is Gods gerechtigheid naar boven gekomen en aan het licht gebracht.
48 - 50 De gouden voorwerpen
48 Ook maakte Salomo alle voorwerpen die voor het huis van de HEERE bestemd waren: het gouden altaar, de gouden tafel waarop de toonbroden lagen, 49 de kandelaars, vijf aan de rechterzijde en vijf aan de linkerzijde, vóór het binnenste heiligdom, van bladgoud, de bloesems, de lampen en de snuiters van goud, 50 de schalen, de messen, de sprengbekkens, de kommen, de vuurschalen van bladgoud en de scharnieren van de deuren van het binnenste huis, voor het heilige der heiligen, [en] voor de deuren van het binnenste [deel] van de tempel, [alles] van goud.
Het maken van de voorwerpen van goud wordt aan Salomo persoonlijk toegeschreven. Het altaar, de tafel voor de toonbroden en de tien kandelaren komen in de tempel. Het goud spreekt van Gods heerlijkheid. Ook wordt er gesproken over “de scharnieren van de deuren” die toegang geven tot het heilige en het heilige der heiligen. Het is een korte beschrijving, omdat de hoofdgedachte regering is en niet het naderen tot God. Toch wordt het hier genoemd, omdat het naderen tot God er wel bij hoort en dat moet dan gebeuren in het besef van Gods heerlijkheid.
51 De geheiligde gaven van David
51 Zo werd al het werk dat koning Salomo [voor] het huis van de HEERE verrichtte, voltooid. Daarna bracht Salomo de geheiligde [gaven] van zijn vader David over. Het zilver, het goud en de voorwerpen legde hij in de schatkamers van het huis van de HEERE.
Als het huis klaar is, brengt Salomo alle voorwerpen in de tempel. Er zijn ook nog “de geheiligde [gaven] van zijn vader David” die niet zijn gebruikt. Mogelijk zijn die voor bijvoorbeeld toekomstige herstelwerkzaamheden. David heeft een menigte aan goud, zilver en koper verzameld voor de bouw van de tempel (1Kr 22:14,16; 29:2). Hij heeft die buitgemaakt op overwonnen vijanden (2Sm 8:7,11-12). Daarbij zijn nog de gaven uit zijn privébezit gekomen (1Kr 29:3-4) en de vrijwillige gaven van de familiehoofden en andere leiders (1Kr 29:6-9).
David is een beeld van de Heer Jezus in Zijn lijden. Er blijft, na alles wat is gebruikt, nog een volheid aan heerlijkheid over. Alles wat in de tempel is, is door Christus en Zijn werk aan het kruis bewerkt. Maar er is nog meer heerlijkheid met het werk van Christus verbonden. Dat is allemaal materiaal voor “de schatkamers van het huis van de HEERE”.