1 - 3 De zoon van Jerobeam wordt ziek
1 In die tijd werd Abia, de zoon van Jerobeam, ziek. 2 Toen zei Jerobeam tegen zijn vrouw: Sta toch op en verkleed u, zodat ze niet te weten komen dat u de vrouw van Jerobeam bent. Ga dan naar Silo. Zie, daar is de profeet Ahia, die over mij gesproken heeft dat ik koning over dit volk zou worden. 3 Neem tien broden, koeken en een kruik honing mee, en ga naar hem toe. Híj zal u vertellen wat de jongen overkomen zal.
Jerobeam blijft volharden in zijn zonde. In het vorige hoofdstuk lezen we dat de hoofdsom van zijn zonde te maken heeft met de dienst aan God (1Kn 13:33). Wie ook maar priester wil zijn, die stelt hij aan. Hij gaat volledig voorbij aan het recht van God; hij zet God aan de kant.
God kan dit niet tolereren. Hij brengt tucht over Jerobeam door zijn zoon ziek te maken. Het zal zijn lievelingszoon zijn, want Jerobeam is erg in zorg over de afloop van de ziekte. Mogelijk is het de troonopvolger. God weet hoe Hij mensen nog een keer moet aanspreken (Jb 33:29-30). “Want niet van harte verdrukt Hij en bedroeft Hij mensenkinderen” (Kl 3:33), maar Hij “aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft” (Ps 10:14).
Jerobeam echter legt het niet in Gods hand, maar verwacht het van een mens, Ahia. Hij neemt daarbij wel de toevlucht tot een echte profeet van de HEERE en niet tot een van zijn afgodsbeelden. Innerlijk weet hij wel dat die hem niet kunnen helpen. Hij richt zich echter niet in geloof tot de profeet, maar in bijgeloof. Deze profeet heeft zo’n geweldige boodschap voor hem gehad door hem te zeggen dat hij koning zou worden. Zou de profeet dan nu ook niet een goede boodschap voor hem hebben?
Jerobeam stuurt zijn vrouw erop uit, niet om de profeet om voorbede te vragen, maar om hem als een medium te raadplegen, om te weten hoe het met de jongen zal gaan. Alleen moet ze zich wel verkleden. Ook hieruit blijkt dat Jerobeam God niet echt zoekt en kent. Wie meent nu dat hij God voor de gek kan houden door een verkleedpartij, door zich anders voor te doen dan hij in werkelijkheid is? Alsof God niet verder kijkt dan de buitenkant. Het gaat God juist om de binnenkant! Niet dat de buitenkant, het uiterlijk, onbelangrijk is. God wil dat het uiterlijk een eerlijke weergave van het innerlijk is en geen schijnvertoning. [Het is de moeite waard om in de Bijbel na te gaan welke verkleedpartijen of vermommingen daar voorkomen en wat ze te betekenen hebben.]
De vrouw van Jerobeam neemt een geschenk mee (vgl. 1Sm 9:7-8). Het is het geschenk dat een eenvoudige burgervrouw zou kunnen brengen. Het lijkt erop dat Jerobeam hiermee aan de profeet een gunstige profetie wil ontlokken. Ze gaat naar Silo, dat ook in het tienstammenrijk ligt. Ahia woont dus ook in dat rijk, echter niet als de oude profeet in Bethel, maar ver ervan verwijderd. Silo is ook de plaats waar de HEERE vroeger nog heeft gewoond, waar de tabernakel heeft gestaan. God wil en kan deze profeet nog een keer gebruiken.
4 - 6 De vrouw van Jerobeam ontmoet Ahia
4 Zo deed de vrouw van Jerobeam. Zij maakte zich gereed, ging naar Silo en kwam in het huis van Ahia. Nu kon Ahia niet [meer] zien, want zijn ogen waren star geworden vanwege zijn ouderdom. 5 Maar de HEERE zei tegen Ahia: Zie, de vrouw van Jerobeam komt u een uitspraak vragen over haar zoon, want deze is ziek. Zo en zo moet u tot haar spreken. Als zij binnenkomt zal het gebeuren dat zij zich als een vreemde voordoet. 6 En het gebeurde toen Ahia het geluid van haar voet[stappen] hoorde toen zij door de deur naar binnen kwam, dat hij zei: Kom binnen, vrouw van Jerobeam! Waarom doet u zich toch als een vreemde voor? Ik ben namelijk tot u gezonden met een harde [boodschap].
De profeet Ahia is blind. Menselijkerwijs is er een dubbel nadeel: een blinde profeet en een verklede vrouw. Maar de blinde profeet staat in verbinding met de God, van Wie geldt: “En geen schepsel is voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij te doen hebben” (Hb 4:13). Hij ontvangt van God de woorden die hij moet spreken. Direct al spreekt hij de vrouw met haar ware naam aan. Dat moet een schok voor haar zijn geweest. Ze is ontdekt!
7 - 16 Het woord van de HEERE
7 Ga, zeg tegen Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Omdat Ik u verheven heb uit het midden van het volk en u tot vorst over Mijn volk Israël heb aangesteld, 8 [omdat] Ik het koningschap van het huis van David losgescheurd en aan u gegeven heb, maar u niet als Mijn dienaar David geweest bent, die Mijn geboden in acht nam en die Mij met heel zijn hart volgde door alleen te doen wat juist is in Mijn ogen, 9 maar [omdat] u kwaad deed, meer dan allen die er vóór u geweest zijn, en u voor uzelf andere goden en gegoten beelden bent gaan maken, om Mij tot toorn te verwekken, en u Mij verworpen hebt, 10 daarom, zie: Ik ga kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en Ik zal van Jerobeam alle mannen in Israël uitroeien, zowel de gebondene als de vrije, en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegvegen, zoals uitwerpselen worden weggeveegd, totdat het helemaal vergaan is. 11 Wie van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden opeten, en wie in het veld sterft, zullen de vogels in de lucht opeten, want de HEERE heeft het gesproken. 12 En u, sta op, ga naar uw huis. Wanneer uw voeten de stad binnenkomen, zal het kind sterven. 13 Heel Israël zal rouw over hem bedrijven en hem begraven, want hij zal als enige van Jerobeam in het graf komen, omdat in hem wat goeds voor de HEERE, de God van Israël, in het huis van Jerobeam gevonden is. 14 De HEERE zal echter voor Zichzelf een koning over Israël doen opstaan, die [nog] op diezelfde dag het huis van Jerobeam zal uitroeien. En wat daarna? 15 De HEERE zal Israël treffen, zoals het riet in het water heen en weer zwiept, en Hij zal Israël wegrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen heeft gegeven, en Hij zal hen verstrooien aan de overzijde van de rivier, omdat zij hun gewijde palen maakten om de HEERE tot toorn te verwekken. 16 Hij zal Israël overgeven vanwege de zonden van Jerobeam, die gezondigd heeft en die Israël deed zondigen.
Dan komt het harde woord van God. Ze moet teruggaan naar Jerobeam en hem Gods oordeel over zijn zonden aankondigen. Een loodzware boodschap voor je eigen man! Jerobeam krijgt dit antwoord, omdat hij andere goden heeft gemaakt en God heeft verworpen (Ez 14:3; 23:35). Het getuigenis dat God van David geeft, betreft het totaalbeeld van zijn leven.
Over de misstappen in zijn leven rept God met geen woord. Hij weet dat Davids hart op Hem was gericht. Dat is gebleken uit zijn berouw en zijn belijdenis. Op grond daarvan heeft God zijn zonden vergeven, bedekt en rekent die niet meer toe (Ps 32:1-5). Daartegenover staat het gedrag van Jerobeam die God dient op zijn eigen manier, met eigen gemaakte goden. Hij is een afgodendienaar en heeft Israël ingevoerd in de afgoderij en weggevoerd van God.
Ook hoort de vrouw waarvoor ze is gekomen, namelijk hoe het met haar zoon zal aflopen: als ze de stad binnenkomt, zal hij sterven. Ze moet dadelijk een loodzware weg terug afleggen, een weg waarop iedere stap haar dichter bij de dood van haar zoon brengt. Ze is toch een moeder met zorg om haar kind. Mogelijk is zij ook een vrouw geweest die haar zoon over de HEERE heeft verteld, waardoor er “in hem wat goeds voor de HEERE, de God van Israël, in het huis van Jerobeam gevonden is”. Misschien heeft zij hem ook wel zijn naam, Abia, gegeven. Abia betekent ‘mijn vader is de HEERE’.
Daarom is het indrukwekkend hoe God nog een bemoediging heeft te midden van het oordeel dat Hij moet uitspreken. De zoon van Jerobeam heeft iets wat niemand anders van de familie heeft: in hem is “wat goeds voor de HEERE, de God van Israël” gevonden. Wat het is, staat er niet bij, maar we mogen aannemen dat het een jongen is die naar de HEERE wil luisteren en in Hem gelooft. God wil hem bij Zich hebben en niet op het toneel laten waarover Zijn oordeel zal komen (Js 57:1-2).
Eerst wijst Ahia op het oordeel dat door Baësa zal worden uitgevoerd. Hij slaakt daarbij de verzuchting “en wat daarna?”, wat betekent dat de koning die het huis van Jerobeam zal uitroeien al door God is verwekt en dat er nog meer volgt. Daarover profeteert Ahia vervolgens. Hij voorzegt de wegvoering van Israël. Dit is de eerste keer dat daarover wordt geprofeteerd. Al zo vroeg in de geschiedenis wordt dit vermeld om de ernst van de afwijking van Jerobeam te onderstrepen, een afwijking van de HEERE door het maken van gewijde palen.
Het slaan door de HEERE zal vaak gebeuren, doordat de ene machtswellusteling de andere uit de weg ruimt en opvolgt. Het is een situatie van volledige stuurloosheid en onstandvastigheid. Het is te vergelijken met een riet in het water dat door een storm heen en weer wordt gedreven zonder enig houvast om zich tegen de storm te beschermen. Dit gaat door totdat God ten slotte het volk zal laten wegvoeren naar over de Eufraat. Dit oordeel komt vanwege hun afgoderij. Het heen en weer bewogen worden als een riet is altijd het gevolg als het Woord van God niet de basis van het handelen is. Alleen het vasthouden aan de waarheid in liefde bewaart daarvoor (Ef 4:14-15).
17 - 18 De zoon van Jerobeam sterft
17 Toen stond de vrouw van Jerobeam op, ging [op weg] en kwam te Tirza. Toen zij over de drempel van het huis kwam, stierf de jongen. 18 Zij begroeven hem, en heel Israël bedreef rouw over hem, overeenkomstig het woord van de HEERE dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn dienaar, de profeet Ahia.
De vrouw van Jerobeam gaat na deze harde woorden terug naar huis. Als ze over de drempel van het huis stapt, sterft de jongen. Als hij gestorven is, blijkt dat hij door het hele volk geliefde werd. Hij moet opgevallen zijn door zijn gedrag. We kunnen hem vergelijken met een Jonathan aan het hof van Saul.
19 - 20 Dood van Jerobeam
19 Het overige nu van de geschiedenis van Jerobeam, hoe hij oorlog voerde en hoe hij regeerde, zie, dat is beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël. 20 De tijd nu die Jerobeam heeft geregeerd, is tweeëntwintig jaar. Hij ging te ruste bij zijn vaderen, en zijn zoon Nadab werd koning in zijn plaats.
Het overige van de geschiedenis van Jerobeam staat “in het boek van de kronieken van de koningen van Israël”. Daarmee wordt niet het boek Kronieken bedoeld dat we in de Bijbel hebben, maar de kronieken die bewaard worden in de nationale archieven van Israël. Wat in die kronieken is beschreven, staat in verband met zijn oorlogvoering en zijn regering. Eerst wordt oorlog voeren genoemd en daarna regering. Misschien betekent dit dat hij meer bezig was met oorlog voeren dan met regeren. Een mens die leeft zonder God, is vaak drukker met de verdediging en handhaving van zijn eigen positie dan met het welzijn van anderen.
21 - 31 Rehabeam koning over Juda
21 Rehabeam nu, de zoon van Salomo, was koning over Juda. Rehabeam was eenenveertig jaar oud toen hij koning werd. Hij regeerde zeventien jaar in Jeruzalem, de stad die de HEERE uit alle stammen van Israël had verkozen om Zijn Naam daar te vestigen. De naam van zijn moeder was Naäma, de Ammonitische. 22 Juda deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, en zij verwekten Hem tot na-ijver, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met de zonden die zij begingen. 23 Want ook zij bouwden voor zichzelf [offer]hoogten, gewijde stenen en gewijde palen, op elke hoge heuvel en onder elke bladerrijke boom. 24 Ook waren er schandknapen in het land. Zij deden overeenkomstig alle gruweldaden van de heidenvolken die de HEERE van voor [de ogen van] de Israëlieten verdreven had. 25 Nu gebeurde het in het vijfde jaar van koning Rehabeam dat Sisak, de koning van Egypte, optrok tegen Jeruzalem. 26 Hij nam de schatten van het huis van de HEERE en de schatten van het huis van de koning weg, ja, hij nam alles weg. Hij nam ook alle gouden schilden weg die Salomo gemaakt had. 27 In plaats daarvan maakte koning Rehabeam bronzen schilden en stelde [die] onder de verantwoordelijkheid van de hoofden van de lijfwachten, die de ingang van het huis van de koning bewaakten. 28 En het gebeurde, telkens wanneer de koning naar het huis van de HEERE ging, dat de lijfwachten ze droegen en ze [daarna weer] terugbrachten naar de wachtruimte voor de lijfwachten. 29 Het overige nu van de geschiedenis van Rehabeam, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Juda? 30 En er was oorlog tussen Rehabeam en Jerobeam, al [hun] dagen. 31 En Rehabeam ging te ruste bij zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad van David. En de naam van zijn moeder was Naäma, de Ammonitische. En zijn zoon Abiam werd koning in zijn plaats.
Hoewel we in dit boek verder hoofdzakelijk de geschiedenis van de tien stammen hebben, vinden we hier en daar ook iets over de twee stammen. Rehabeam regeert in Jeruzalem, de stad van God. Hij is eenenveertig jaar oud als hij koning wordt. Salomo heeft veertig jaar geregeerd en is nog geen zestig jaar oud geworden. Rehabeam moet dan bij de troonsbestijging door Salomo één jaar oud geweest zijn.
In het tweestammenrijk Juda gaat het onder Rehabeam niet veel beter dan in het tienstammenrijk Israël. Juda doet wat kwaad is in de ogen van de HEERE. Dan is er geen kracht om de vijand van je af te houden. De naam van zijn moeder wordt vermeld. Zij is een Ammonitische. Haar invloed als koningin-moeder op hem als koning zal groot zijn geweest. Twee keer wordt vermeld dat zijn moeder een Ammonitische is (verzen 21,31). Is dat niet veelzeggend?
Sisak, de koning van Egypte, komt en neemt de schatten van het huis van de HEERE en het huis van de koning weg. Het is de eerste aanval van een buitenlandse macht op Juda na de dagen van Saul. Rehabeam wordt er niet door naar God uitgedreven. Hij maakt na wat hij is kwijtgeraakt. Dat is ook een vorm van verkleden. Het is niet echt. Hij blijft uiterlijk trouw naar de tempel gaan, maar zijn hart is niet veranderd.
De rest van de geschiedenis van Rehabeam is beschreven “in het boek van de kronieken van de koningen van Juda” (vers 29). Dit zijn kronieken die bewaard worden in de nationale archieven van Juda (vgl. vers 19).
De gewijde kroniekschrijver vermeldt dan nog dat Rehabeam tijdens zijn hele regering in oorlog is met Jerobeam (vers 30). Dit zal niet betekenen dat er voortdurend strijd is om de ander te onderwerpen, want Rehabeam was verboden ten strijde te trekken tegen Israël, wat hij dan ook niet deed (1Kn 12:24). Het kan betekenen dat er regelmatig grensconflicten zijn. In elk geval hebben ze tegenover elkaar steeds een vijandige houding aangenomen.
Het is duidelijk dat geen van beide koningen de scheuring heeft geaccepteerd als een oordeel van God over hun ontrouw. Beiden hebben ze hun positie willen handhaven en daarbij de ander als een bedreiging daarvan gezien. Het geeft de trieste ontwikkeling van de verhoudingen in Gods volk weer. Dat gebeurt ook nu in Gods volk als de Heer Jezus niet meer centraal staat en het Woord van God geen gezag meer heeft.
Dan worden de dood van Rehabeam en de plaats van zijn begrafenis vermeld (vgl. 1Kn 11:43). Zijn opvolger is zijn zoon Abiam die koning wordt in zijn plaats.