Inleiding
De eerste stad die Israël moet veroveren, is Jericho. Voordat beschreven wordt hoe het volk te werk moet gaan, lezen we dat God hun de overwinning al heeft gegeven (vers 2). Dan moeten ze zes dagen één keer en de zevende dag zeven keer om de stad heen trekken. Daardoor ontdekken ze hoe geweldig sterk Jericho is en dat ze het nooit in eigen kracht zullen kunnen veroveren.
Maar de ark – het bekende beeld van de Heer Jezus – is in hun midden. Nadat ze op de zevende dag voor de zevende keer om Jericho heen getrokken zijn, worden de bazuinen geblazen en juicht het volk. Dan storten de muren van Jericho in. “Door [het] geloof vielen de muren van Jericho” (Hb 11:30). Dat geldt ook voor ons.
De Heer Jezus heeft voor ons de wereld overwonnen: “In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” (Jh 16:33b). De wereld is voor ons veel te sterk. Maar door het geloof overwinnen wij de wereld: “Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. Wie is het <nu> die de wereld overwint, dan wie gelooft dat Jezus is de Zoon van God?” (1Jh 5:4-5).
1 Jericho sluit de poorten
1 Jericho was volkomen gesloten vanwege de Israëlieten: er ging niemand uit en er ging niemand in.
Jericho is een indrukwekkende vesting, schijnbaar onneembaar. De stad is hermetisch gesloten voor de Israëlieten. Jericho is een beeld van de wereld als het systeem dat door de satan wordt gebruikt om ons te verhinderen het land in bezit te nemen, waardoor we als aardse christenen onze weg zullen gaan. Jericho betekent ‘welriekend’. Het is een stad waar het aangenaam vertoeven is. Zij is aantrekkelijk door haar palmen. Maar Jericho ligt bij de woestijn en de Dode Zee. De aantrekkelijkheid is bedrieglijk.
Wat is mijn Jericho? Dat kan bijvoorbeeld mijn positie zijn, of mijn vrouw of man, ouders, carrière, hobby. Het kunnen de menselijke instellingen zijn die de geloofsgemeenschap op menselijke wijze regelen. Dit kunnen allemaal dingen zijn die verhinderen dat we onze hemelse zegeningen in bezit nemen. Dit Jericho moet worden overwonnen.
2 De HEERE verzekert de overwinning
2 Toen zei de HEERE tegen Jozua: Zie, Ik heb Jericho met zijn koning [en zijn] strijdbare helden in uw hand gegeven.
Dit vers staat in de zogenaamde profetisch voltooide tijd. De belofte is zeker. God zegt niet ’Ik zal het doen’, maar ‘Ik heb het gedaan, de stad is helemaal in je macht, even zeker alsof die al in je bezit is’. Rachab heeft dat geloofd (Jz 2:8-9). Gods zekere beloften vormen altijd het uitgangspunt voor een handelen in gehoorzaamheid. Beloften zijn een grote aansporing om in vertrouwen op Hem de weg te gaan die Hij ons voorstelt, hoe dwaas die weg ook mag zijn in de ogen van de wereld. Op die weg zal de tegenwoordigheid van de Heer luid worden verkondigd, zoals dat wordt weergegeven door de bazuinen.
Het volk hoeft alleen maar te geloven en te gehoorzamen. Eerst gehoorzaamheid, dan kracht, dat is de volgorde van God.
3 - 5 Gods strategie
3 U, alle strijdbare mannen, moet rondom de stad gaan, de stad één keer rondtrekken. Zo moet u zes dagen doen. 4 Zeven priesters moeten voor de ark uit zeven ramsbazuinen dragen. En u moet op de zevende dag zeven keer rondom de stad gaan, en de priesters moeten op de bazuinen blazen. 5 En het zal gebeuren, als men de langgerekte [toon] op de ramshoorn blaast, als u het bazuingeschal hoort, dat heel het volk een luid gejuich zal aanheffen. Dan zal de stadsmuur instorten en het volk moet [eroverheen] klimmen, ieder recht voor zich uit.
Het land van de rust is eerst een land van strijd. Op die strijd is het volk in het vorige hoofdstuk voorbereid. Nu moet er gestreden worden, maar op Gods wijze. In dit hoofdstuk worden geen zwaarden getrokken. Hier leren we: “De wapens van onze strijd zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God, tot afbreking van bolwerken” (2Ko 10:4).
Voordat de strijd begint, wil God eerst Zijn volk nog duidelijk leren dat vestingen als Jericho alleen door Zijn kracht neergehaald kunnen worden. Zijn volk kan er niets aan doen om de muren te laten vallen. Dat betekent echter niet dat het volk dus maar thuis moet blijven. Dat ze in opdracht van de HEERE om de muur heen zijn gelopen, heeft ook niets aan de val bijgedragen. Wel zijn ze er daardoor van onder de indruk gekomen hoe sterk de muur is. Menselijk gesproken is dat om er ontmoedigd door te worden.
Waarom moeten ze zeven dagen lang om de stad heen trekken? Het doel daarvan is dat het volk zowel hun eigen onvermogen als de kracht van God zal leren kennen. Ze moeten dan ook niet naar de muur kijken, maar naar de ark. Daarin ligt de kracht. We moeten leren op deze kracht te vertrouwen, dat is geloven. De muur is gevallen door de kracht van God én de kracht van het geloof, want “door [het] geloof vielen de muren van Jericho, nadat men er zeven dagen omheen getrokken was” (Hb 11:30).
De muren vallen dan ook niet direct al nadat ze er de eerste keer omheen getrokken zijn. Er is volharding nodig. En deze volharding moet een volmaakt werk hebben (Jk 1:4; vgl. 1Kn 18:43-44a) – het getal zeven, dat hier vaak voorkomt, spreekt van volkomenheid. Dit geldt ook voor de problemen in ons leven die voor ons onoverkomelijk zijn.
Vervolgens wordt tegen het volk gezegd dat ze moeten juichen voordat de muren zijn gevallen. Dat leert ons dat we al zullen danken voor de overwinning die gegeven wordt, nog voordat de overwinning heeft plaatsgevonden. Nadat ze hebben gejuicht, vallen de muren.
De bazuinen zijn “ramsbazuinen”, dat wil zeggen bazuinen van de horens van rammen. Met de ramshoorn wordt het jubeljaar aangekondigd. Het jubeljaar is het vijftigste jaar waarin slaven worden vrijgelaten en gebieden weer in het bezit van de oorspronkelijke eigenaar komen (Lv 25:8-13). Door het gebruik hiervan bij de verovering van Jericho zien we dat deze verovering niet zozeer een militaire aangelegenheid is, maar meer een godsdienstige. Dat zien we ook aan de priesters die hier een belangrijkere rol spelen dan soldaten.
We hebben soldaten nodig, maar eerst komt het op priesters aan. Dat zien we ook bij de zilveren trompetten: “En de zonen van Aäron, de priesters, moeten op die trompetten blazen. Het zal voor u tot een eeuwige verordening zijn, [al] uw generaties door. Wanneer u dan in uw land ten strijde trekt tegen de tegenstander die u benauwt, moet u met die trompetten een onderbroken klank laten horen. Dan zal aan u gedacht worden voor het aangezicht van de HEERE, uw God, en u zult van uw vijanden verlost worden” (Nm 10:8-9; vgl. 2Kr 13:12). Priesters verkeren in de tegenwoordigheid van God met hun offers. Als ze uit de tegenwoordigheid van God komen, vertegenwoordigen ze een koninklijk priesterschap tegenover de wereld om hen heen. Ze geven geestelijke leiding aan het volk.
Op de bazuin moet een duidelijk geluid worden gegeven, anders weten de hoorders niet wat ze moeten doen. “Immers, als [de] bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich voor [de] oorlog gereedmaken?” (1Ko 14:8). Zij die een woord voor de gemeente hebben als profeten uit Gods tegenwoordigheid, moeten priesters zijn. Zij zijn in staat om ook in moeilijke omstandigheden het volk van God in de strijd te leiden. Het Woord van God maakt duidelijk wat ons ‘Jericho’ is en hoe wij te strijden hebben en wat ons geloof geeft en ons doet juichen als er voor het ongeloof nog niets te juichen is.
6 - 7 Aanwijzingen van Jozua
6 Toen riep Jozua, de zoon van Nun, de priesters en zei tegen hen: Draag de ark van het verbond, en laat zeven priesters zeven ramsbazuinen dragen, voor de ark van de HEERE uit. 7 En tegen het volk zei hij: Trek verder en ga rondom de stad, en wie toegerust is [voor de strijd], moet voor de ark van de HEERE uit trekken.
Jozua – hij is hier een type van de kracht en het inzicht van de Heilige Geest in de gelovige – is van het succes verzekerd en handelt daardoor zonder aarzelen. Voor de val van Jericho is geen menselijke verklaring te geven. Het kan alleen worden toegeschreven aan de kracht van God die door het geloof voor Zijn volk werkzaam is.
8 - 11 De eerste dag rondom Jericho
8 En het gebeurde zoals Jozua tot het volk gesproken had. De zeven priesters die de zeven ramsbazuinen droegen, trokken voor het aangezicht van de HEERE uit en bliezen op de bazuinen, en de ark van het verbond van de HEERE kwam achter hen aan. 9 Wie toegerust was [voor de strijd], ging voor de priesters uit die de bazuinen bliezen, en de achterhoede kwam achter de ark aan, terwijl men al lopend op de bazuinen blies. 10 Jozua had het volk echter geboden: U mag niet juichen, u mag uw stem niet laten horen en geen woord mag er uit uw mond gaan, tot op de dag dat ik tegen u zeg: Juich! Dan moet u juichen. 11 Hij liet de ark van de HEERE rondom de stad gaan, eenmaal eromheen. Toen kwamen zij [weer] in het kamp, en overnachtten in het kamp.
Onder het gaan ‘spreken’ alleen de bazuinen. Dit is het spreken van de priesters tot God en tot het volk. Het volk zelf mag geen woord zeggen en moet zwijgen (vgl. Ex 14:14). Er is geen eigen inbreng in deze strijd. Elke eigen inbreng is een bewijs van ongeloof en een loochening van het feit dat God de enig juiste strategie met het zekere resultaat van de overwinning heeft gegeven. Dat is ook de fout van Petrus als hij de Heer Jezus bestraft, nadat Deze over Zijn lijden en verwerping heeft gesproken als de weg van God (Mt 16:21-23).
Alle handelingen van de eerste dag worden weergegeven in dit ene woord: “Hij liet de ark van de HEERE rondom de stad gaan, eenmaal eromheen” (vers 11a). Het gaat niet om het volk, maar om de ark. Al de kracht van het volk is alleen bij de ark te vinden. Zonder de ark, als een beeld van de Heer Jezus, is het volk totaal krachteloos en zou alles in een drama voor het volk eindigen.
De juiste uitvalsbasis voor het volk is Gilgal, waar ze ook weer naar terugkeren om te overnachten. Naar die plaats keren ze elke dag weer terug. Daar heeft de besnijdenis plaatsgevonden. Het telkens terugkeren naar die plaats wil zeggen dat ze zich na elke keer dat ze zijn uitgetrokken, steeds weer bewust moeten worden dat de overwinning niet het gevolg is van enige kracht in henzelf. Het betekent in ons geloofsleven dat we steeds weer waarmaken dat in ons, dat is in ons vlees, geen kracht is, maar dat alle kracht alleen van de Heer Jezus komt.
12 - 14 De tweede tot de zesde dag rondom Jericho
12 Daarop stond Jozua 's morgens vroeg op en de priesters droegen de ark van de HEERE. 13 De zeven priesters die de zeven ramsbazuinen droegen, voor de ark van de HEERE uit, liepen alsmaar door en bliezen op de bazuinen. Zij die toegerust waren [voor de strijd], gingen voor hen uit en de achterhoede kwam achter de ark van de HEERE aan, terwijl men al lopend op de bazuinen blies. 14 Zo gingen zij op de tweede dag eenmaal rondom de stad, en zij keerden terug in het kamp. Zo deden zij zes dagen lang.
God zou na de eerste dag de muren al hebben kunnen doen vallen. Maar er wordt met nadruk een tweede dag vermeld waarop om de stad heen moet worden gelopen. En zoals ze de eerste twee dagen hebben gedaan, doen ze tot en met de zesde dag. Al die tijd lijkt het dat er geen enkele vooruitgang wordt geboekt. Alles blijft zoals het was. We kunnen ons voorstellen dat er in de harten van het volk en van de inwoners van Jericho wel veel overleggingen zullen zijn geweest.
15 - 25 De val van Jericho
15 En het gebeurde op de zevende dag dat zij vroeg opstonden, zodra de dageraad aanbrak, en dat zij op dezelfde manier rondom de stad gingen, zevenmaal. Alleen trokken zij op die dag zevenmaal rondom de stad. 16 En het gebeurde, toen de priesters de zevende maal op de bazuinen bliezen, dat Jozua tegen het volk zei: Juich, want de HEERE heeft u de stad gegeven! 17 Maar de stad moet met de ban aan de HEERE gewijd zijn, [de stad] zelf en alles wat erin is. Alleen Rachab, de hoer, zal in leven blijven, zij en allen die bij haar in huis zijn, omdat zij de boden die wij uitgestuurd hadden, verborgen heeft. 18 Past ú echter op voor wat met de ban gewijd is. Anders slaat u zichzelf met de ban, als u neemt van wat met de ban gewijd is; en dan maakt u van het leger van Israël [een] met de ban geslagen [leger] en stort u het in het ongeluk. 19 Maar al het zilver en goud en de koperen en ijzeren voorwerpen moeten heilig zijn voor de HEERE; ze moeten bij de schat van de HEERE komen. 20 Het volk juichte, toen zij op de bazuinen bliezen. En het gebeurde, zodra het volk het bazuingeschal hoorde, dat het volk een luid gejuich aanhief. En de muur stortte in en het volk klom de stad in, ieder recht voor zich uit, en zij namen de stad in. 21 En zij sloegen alles wat in de stad was, met de ban, met de scherpte van het zwaard, van de man tot de vrouw toe, van het kind tot de oude, en tot het rund, het schaap en de ezel toe. 22 En Jozua zei tegen de twee mannen, de verkenners van het land: Ga het huis van die vrouw, die hoer, binnen en breng de vrouw vandaar naar buiten, met alles wat van haar is, zoals u haar gezworen hebt. 23 Toen gingen de jongemannen, de verkenners, naar binnen en brachten Rachab naar buiten, met haar vader, haar moeder, haar broers, en alles wat van haar was. Ook brachten zij al haar familieleden naar buiten en zij lieten hen buiten het kamp van Israël verblijven. 24 De stad verbrandden zij met vuur, met alles wat daarin was. Alleen het zilver en het goud en de koperen en ijzeren voorwerpen legden zij bij de schat van het huis van de HEERE. 25 Zo liet Jozua de hoer Rachab in leven, met de familie van haar vader en alles wat van haar was. Zij heeft tot op deze dag in het midden van Israël gewoond, omdat zij de boden verborgen had die Jozua gestuurd had om Jericho te verkennen.
Als ze op de laatste dag zeven keer om de stad heen zijn gegaan, geeft Jozua eerst een aantal bevelen met het oog op de inneming van Jericho. Dat doet hij in alle rust. Mogelijk kunnen de inwoners van Jericho horen wat hij zegt. Hij spreekt de taal van geloof, van de zekerheid van de komende overwinning, van het geloof in het optreden van God.
Er wordt niet met de stad onderhandeld over overgave. Het oordeel is vastbesloten. De tijd om gered te worden is voorbij. ‘Met de ban wijden’ betekent voor mensen de dood; voor dingen betekent het afzondering voor God. De metalen zilver, goud, koper en ijzer worden voor de HEERE geheiligd. Zo moeten wij leren dat alles voor God is, ook alles wat we in geloof overwinnen.
Als God de dingen van de wereld afzondert voor Zichzelf, kan Hij, als Hij dat wil, die voor Zichzelf gebruiken. Maar als de mens, de christen, zich daarmee verbindt, moet de Heer hem oordelen. God wil niet dat er enige gemeenschap is met iets wat de macht van de vijand van God vormt: de wereld en zijn kracht.
Het zilver en goud en de koperen en ijzeren voorwerpen worden niet vernietigd. Goud blijft goud en zilver blijft zilver hoewel ze in Jericho gevonden zijn. Het is in Jericho verkeerd gebruikt, maar is in zichzelf niet verkeerd. Met het goud en het zilver uit Egypte is de tabernakel gebouwd. Zo is alles wat in Jericho is voor de HEERE (vers 19).
Mensen kunnen met elektriciteit veel goeds doen, maar ook veel dat kwaad is. Zo is het ook met het ons door God geschonken denken. Wat bedenken we? Wat bedenkt de mens? Is het met en voor God of zonder Hem? Ons denken moet aan God worden onderworpen, en als de Geest het kan gebruiken, zal wat eruit komt tot Gods eer zijn. De wereld gebruikt altijd alles helemaal verkeerd, namelijk alleen voor zichzelf, zonder enige gedachte aan God.
Op het geluid van het gejuich vallen de muren. De onzichtbare kracht van God wordt zichtbaar in het instorten van de muur. Er is een aantal natuurkundige verklaringen geopperd die de val van de muur zouden hebben kunnen veroorzaken. Een natuurkundige oorzaak hoeft het wonder niet ongedaan te maken, want het blijft dan een wonder dat het deel waarop het huis van Rachab staat, gespaard blijft. Maar het kan ook mogelijk zijn dat de ”de Bevelhebber van het leger van de HEERE” (Jz 5:14) Zijn onzichtbare engelenleger heeft uitgezonden om de stadsmuur in een oogwenk te slopen. “Zij zijn niet allen dienende geesten, die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die [de] behoudenis zullen beërven?” (Hb 1:14). Het zijn allemaal slechts suggesties, want er wordt ons in de Schrift geen verklaring gegeven.
Het deel van de muur waarop het huis van Rachab staat, blijft gespaard. Rachab komt niet om met de ongelovigen omdat zij heeft geloofd (Hb 11:31). Alle mensen in Jericho worden gedood omdat zij zich niet in geloof bij Rachab hebben gevoegd. Het huis van Rachab is de enige zekere plaats om aan het oordeel over de stad te ontkomen (vgl. Hb 11:7). Ieder die gered wilde worden, moest het getuigenis van Rachab geloven.
Er is bij God geen onrechtvaardigheid. Ieder van de mensen van Jericho heeft, net als Rachab, de kans gehad om te geloven. God heeft vierhonderd jaar geduld gehad (Gn 15:13). Hij is niet onbarmhartig als Hij het oordeel brengt. Hij geeft een zee van tijd en een groot aantal gelegenheden om de behoudenis die Hij aanbiedt aan te grijpen.
Nadat Rachab en haar familie zijn gered, komen ze eerst op een plaats buiten het volk. Er moet eerst reiniging plaatsvinden. Daarna worden ze opgenomen in het volk. Rachab krijgt er zelfs een ereplaats, want ze wordt opgenomen in het geslachtsregister van de Heer Jezus (Mt 1:5). Zij maakt deel uit van een volk waarmee zij nu het land gaat innemen. Met vreugde heeft ze haar plaats in Gods volk ingenomen.
26 Jozua vervloekt wie Jericho opbouwt
26 In die tijd liet Jozua [het volk] zweren: Vervloekt is die man voor het aangezicht van de HEERE die opstaat om deze stad Jericho te herbouwen. Laat hij haar fundering leggen op zijn eerstgeboren zoon en haar poorten oprichten op zijn jongste zoon!
Het kost veel moeite en geloofskracht om ‘ons Jericho’ af te breken. We zijn gemakkelijk geneigd dit Jericho weer op te bouwen. Hoe gemakkelijk worden menselijke instellingen weer opgebouwd. We lopen altijd gevaar om wat we in jeugdige ijver hebben afgebroken, weer op te bouwen. Maar de prijs is hoog. Hoe hoog die prijs is, heeft Jozua voorzegd. Hij spreekt als een profeet. Zijn woorden zijn in vervulling gegaan (1Kn 16:34).
Onze terugkeer tot of het weer toelaten van de dingen van de wereld, kan voor onze kinderen een middel worden waardoor ze geestelijk zullen omkomen. In geestelijk opzicht zullen we onze nakomelingen verliezen als we weer voor de wereld of ook voor de aarde gaan leven. Het levert niets op voor God. Integendeel, er zal een groot verlies worden geleden, zowel wat betreft ons eigen leven als dat van onze nakomelingen.
De Geest spreekt hierdoor tot ons hart. Weten wij nog wat we in onze jeugd hebben afgebroken? Zullen we dat weer een kans geven tot leven te komen?
27 De HEERE is met Jozua
27 Zo was de HEERE met Jozua, en zijn roem ging door heel het land.
Het succes van Jozua ligt niet in zijn geniale militaire aanvoerderschap, maar omdat de HEERE met hem is. Zo staat ook geschreven van Jozef dat de HEERE met hem is (Gn 39:2,21; Hd 7:10; vgl. Hd 10:38). De HEERE ondersteunt het hele optreden van Jozua zolang hij in Zijn weg is. Niets kan iemands roem meer verheffen, of hem meer een echt groot aanzien geven, dan het onmiskenbaar bewijs dat God met hem is.
Het volgende hoofdstuk laat zien wat er gebeurt als er op eigen kracht wordt vertrouwd. Het goede begin is geen garantie voor een goede voortgang. Een overwinning over Jericho is geen garantie dat we bij Ai niet zullen struikelen.