Inleiding
De ark neemt hier de centrale plaats in. De ark daalt het eerst af in het water van de Jordaan. Daardoor blijft het water op een afstand staan en is de weg voor het volk vrij. Op eerbiedige afstand trekken zij langs de ark, die in het midden blijft staan tot het hele volk veilig aan de overkant is gekomen.
Hierin zien we een prachtig beeld van het werk van de Heer Jezus. Hij heeft de weg naar de zegeningen van het hemelse land vrijgemaakt door voor de gemeente het oordeel – waarvan het water hier een beeld is (Ps 42:8) – te ondergaan. Allen die tot de gemeente behoren, kijken op een eerbiedige afstand dankbaar naar Hem, Die voor hen het oordeel heeft afgewend door voor hen het oordeel te ondergaan.
Het gaan door de Jordaan herinnert onwillekeurig aan de doortocht door de Rode Zee. Als we de beide doortochten met elkaar vergelijken, zien we dat er enkele verschillen zijn. Beide doortochten zijn in hun geestelijke betekenis een beeld van de dood van de Heer Jezus, maar beide wateren stellen twee verschillende gezichtspunten van Zijn dood voor. Wat voor Israël op twee verschillende tijdstippen in hun geschiedenis heeft plaatsgevonden, ligt in de geestelijke betekenis voor ons anders. Bij onze bekering zijn wij (in beeld) zowel door de Rode Zee als door de Jordaan gegaan.
De Rode Zee stelt de dood van de Heer Jezus voor waardoor we bevrijd zijn uit de macht van de zonde. Het volk Israël komt na de Rode Zee in de woestijn en dat is wat de wereld voor ons na onze bekering is geworden. De Jordaan stelt de dood van de Heer Jezus voor waardoor we in het hemelse land zijn gekomen. Het land is een beeld van de hemelse gewesten, waar we gezegend zijn “met alle geestelijke zegening” (Ef 1:3).
Daarbij laten wij niet, zoals Israël, de woestijn achter ons. Het zijn beelden. We blijven, zolang we op aarde leven, in de woestijn en tevens in de hemelse gewesten, maar we zijn niet op hetzelfde moment op beide terreinen. Als we bijvoorbeeld hard werken en moe worden, ervaren we het leven in de woestijn. Zo ook als onze (kleine) kinderen ons veel werk bezorgen. Als we echter bezig zijn met Gods Woord en genieten van de Heer Jezus, ervaren we wat het is om in de hemelse gewesten te zijn.
Er zijn nog meer verschillen tussen de doortocht door de Rode Zee en die door de Jordaan. De doortocht door de Rode Zee gebeurt ’s nachts – de doortocht door de Jordaan gebeurt overdag. De doortocht door de Rode Zee is een vlucht, met de vijand op de hielen – de doortocht door de Jordaan gebeurt in alle rust, in majesteit, waarbij het volk op de vijand afgaat. Door de Rode Zee gaat het volk tussen twee muren van water – bij het gaan door de Jordaan wordt het water op grote afstand gehouden, terwijl in het midden alleen de ark wordt gezien.
Bij de Rode Zee zegt Mozes tegen het volk: “De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn” (Ex 14:14). God doet alles. Hij verslaat de vijand voor wie het volk op de vlucht is. Aan de andere oever zien ze dat God hen van de macht van de vijand heeft bevrijd (Ex 14:30). Mozes gaat voorop. Met zijn staf verdeelt hij het water, waardoor het volk vrij kan doortrekken.
De waarheid daarvan wordt in de brief aan de Romeinen getoond. In die brief zien we ons leven als zondaar in de wereld. Daar worden we in de doop bij een gestorven Christus gevoegd (Rm 6:3), zoals het volk tot Mozes wordt gevoegd in de Rode Zee (1Ko 10:1-2). Na onze doop zien we de wereld als een woestijn, het land van de dood.
In de brief aan de Romeinen lezen we nergens dat we met Christus zijn opgewekt. Daarvoor moeten we naar de brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Efeziërs. In die brieven lezen we over de dood en opstanding van de Heer Jezus en Zijn plaats nu in de hemel. Dat wordt ons in beeld in de Jordaan voorgesteld. In onze geestelijke ontwikkeling komt het besef daarvan later. Eerst hebben we alleen oog voor de nood van onze zonden. De oplossing daarvoor hebben we in Christus Die voor ons is gestorven.
Later ontdekken we dat we met Hem door de Jordaan zijn gegaan, dat wil zeggen dat we oog krijgen voor alles wat door de dood en opstanding van de Heer Jezus door God aan ons is geschonken vanwege onze verbinding met Hem. Daarvoor is een rustig overleg van drie dagen nodig. De dood en opstanding van de Heer Jezus liggen opgesloten in het getal drie (vers 2). Er is voedsel nodig (Jz 1:11), oefening in onze zielen en harten, om te verstaan wat de Jordaan betekent, om daarna het land in te gaan.
De Rode Zee is een uitgang (Exodus); de Jordaan laat zien dat de dood van de Heer Jezus niet alleen een uitgang is, maar ook een ingang. De uitgang uit de macht van de dood is geweldig en geeft vreugde. Maar God wil ons door de dood en opstanding van de Heer Jezus het land laten ingaan. Zoals gezegd, wordt die waarheid ons in de brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Efeziërs voorgesteld. We zijn niet alleen met Christus gestorven (brief aan de Romeinen), maar ook met Hem opgewekt (brief aan de Kolossenzen) en in Hem gezet in de hemelse gewesten (brief aan de Efeziërs).
De Rode Zee zegt dat wij met Christus gestorven zijn. De Jordaan zegt dat wij ook met Hem opgewekt zijn, maar met het hele land nog voor ons. Daarom moeten we “de dingen die boven zijn” zoeken en bedenken (Ko 3:1-2). De brief aan de Efeziërs gaat nog een stap verder en ziet ons al in het bezit van het land. De strijd is daar een verdedigingsstrijd wat we in beeld zien aan het eind van het boek Jozua.
Het boek Jozua kunnen we beschouwen als de brug tussen de brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Efeziërs. We zijn levend gemaakt en in Christus gezet in de hemelse gewesten (Ef 1:3; 2:4-6). We zijn al in de hemel. Dat is onze positie. Het boek Jozua laat ons zien hoe we die positie kunnen beleven, hoe we kunnen verwerkelijken wat we zijn. Maar dan moeten we eerst besef krijgen van de Jordaan. Zelfs nadat de Israëlieten door de Jordaan zijn gegaan, veroveren ze het land niet bliksemsnel. Ze blijven eerst nog drie weken voor Jericho. Alles gaat in rust.
Al deze beelden willen ons laten nadenken over de vraag: Wat betekent de dood van de Heer Jezus? Hij heeft niet alleen mijn zonden weggenomen, maar Hij heeft voor Zichzelf en ook voor mij de hemel verworven. Het antwoord daarop van mij zal ik in de praktijk van mijn geloofsleven laten zien. Daarin wordt duidelijk wat ik daarvan heb gezien en welke betekenis ik daaraan toeken.
1 - 3 Instructies voor de doortocht
1 Toen stond Jozua 's morgens vroeg op. Zij braken op uit Sittim en kwamen tot aan de Jordaan, hij en al de Israëlieten. En zij overnachtten daar voordat zij overstaken. 2 En het gebeurde na verloop van drie dagen dat de beambten door het midden van het kamp gingen 3 en het volk geboden: Wanneer u de ark van het verbond van de HEERE, uw God, ziet, en de Levitische priesters [die] hem dragen, moet ú vanaf uw plaats opbreken en hem volgen.
Jozua staat op die belangrijke dag met die belangrijke gebeurtenis vroeg op. Als leider van het volk moet hij in alles vooropgaan. Vroeg opstaan is een kenmerk van hem (Jz 6:12; 7:16; 8:10), evenals van andere leiders van Gods volk: Mozes (Ex 24:4; 34:4), David (Ps 57:9; 119:147), Hizkia (2Kr 29:20). Bovenal is het een kenmerk van de overste Leidsman (Mk 1:35; vgl. Js 50:4).
Als het ogenblik voor de overtocht daadwerkelijk is aangebroken, wordt eerst de aandacht op de ark gericht: “Wanneer u de ark van het verbond van de HEERE, uw God, ziet.” Alles gaat om de ark, die doet alles; het volk moet alleen maar volgen. In Jozua 3-4 zijn de ogen van het volk daarop gericht – de ark wordt in deze twee hoofdstukken zestien keer genoemd. Het volk ziet het hemelsblauw van het kleed dat over de ark ligt, de kleur van de hemel.
Zo kunnen wij alleen leren wat de zegeningen van het land betekenen als onze ogen voortdurend gericht zijn op de Heer Jezus, de Zoon van God. ‘De ark van de HEERE’ is een beeld de Heer Jezus als God, wat wordt voorgesteld in het goud van de ark, en als Mens, wat wordt voorgesteld in het hout van de ark. Zijn Persoon staat voor ons. God wil Hem verheerlijken. Dat het de ark van het ‘verbond’ is, herinnert aan Gods beloften.
Het is ook de ark van “de Heere van de hele aarde” (vers 11). Dat laat ons zien dat het land aan Hem toebehoort. Daarom kan Hij het geven aan wie Hij wil. Daartoe is Hem “gegeven alle macht in hemel en op <de> aarde”, zoals Hij na Zijn opstanding zegt (Mt 28:18). Verder wordt de ark nog “de ark van de getuigenis” genoemd (Jz 4:16). Dat wijst op Gods getuigenis tot ons door Zijn Woord – de wet, de tafelen in de ark. Ook op die manier is de ark een beeld van de Heer Jezus: Hij spreekt tot ons.
De ark wordt gedragen door de Levitische priesters. Priesters zijn eraan gewoon tot God te naderen en in Zijn directe tegenwoordigheid te verkeren. Zij stellen geestelijke gelovigen voor die ons door hun dienst deze Persoon kunnen tonen. Zij dragen de ark op hun schouders en houden zo de ark hoog, opdat wij de ark beter kunnen zien.
4 - 6 Afstand tussen de ark en het volk
4 Er moet echter een afstand zijn tussen u en [de ark] van ongeveer tweeduizend el lengte. U mag er niet dichter bij komen, opdat u de weg zult weten die u moet gaan, want u bent die weg niet eerder gegaan. 5 Verder zei Jozua tegen het volk: Heilig u, want morgen zal de HEERE wonderen doen in uw midden. 6 En tegen de priesters zei Jozua: Neem de ark van het verbond op en ga voor het volk uit. Toen namen zij de ark van het verbond op en gingen voor het volk uit.
De ark gaat het eerst in de Jordaan. Dat geeft in beeld aan dat de Heer Jezus eerst in de dood is gegaan. Hij is eerst gestorven en pas daarna hebben wij geleerd dat wij met Hem in die dood zijn gegaan. Omdat Zijn dood uniek is, blijft er altijd een grote afstand tussen Hem en ons. Dat wordt weergegeven in de opdracht van Jozua dat er een grote afstand moet zijn tussen het volk en de ark.
Wij zullen die afstand altijd moeten respecteren, maar zullen die ook willen respecteren. Hij is en blijft de “Eerstgeborene … onder vele broeders” (Rm 8:29). De afstand tussen Hem en ons is niet te overbruggen. Het is aanmatigend dat te proberen. We mogen Hem niet tot ons niveau verlagen of menen dat wij in onszelf zijn zoals Hij is.
De weg die het volk moet gaan, is een weg die ze niet eerder zijn gegaan. Het volk kan de ark alleen maar volgen op die weg. Als hun ogen op de ark gericht zijn, hoeven ze niet te vrezen. Zo is er voor ons een nieuwe en ook een levende weg die door de dood van de Heer Jezus voor ons geopend is (Hb 10:20). Wij mogen die weg met vreugde gaan (Ps 66:6), zonder de smarten van de dood te ondergaan, want die heeft Hij voor ons gedragen. In Zijn liefde heeft Hij de wateren van de dood in al hun verschrikking over Zich heen laten gaan (Hl 8:7; Ps 42:8). Als gevolg daarvan neemt Hij ons bij de hand en leidt ons op wegen waarop we steeds nieuwe zegen zullen zien. We zullen wonderen zien.
Om die wonderen te kunnen zien is heiliging nodig. Anders is onze blik niet zuiver en kunnen we niets zien van het machtige werk dat de Heer Jezus heeft verricht en de heerlijke gevolgen daarvan zullen we niet kunnen genieten. Heiliging is noodzakelijk willen we zicht houden op toekomstige gebeurtenissen (1Th 5:23). Omgekeerd zal het uitzien naar alles wat de Heer Jezus voor ons heeft bewerkt, een heiligende invloed op ons leven hebben: “En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich zoals Hij rein is” (1Jh 3:3).
7 Jozua door de HEERE bemoedigd
7 Want de HEERE had tegen Jozua gezegd: Deze dag zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van heel Israël, opdat zij weten dat Ik met u zijn zal zoals Ik met Mozes geweest ben.
Het groot maken van Jozua is ook een beeld van wat met de Heer Jezus is gebeurd. Wat onder aanvoering van Jozua gebeurt met de ark en met het volk, is van buitengewone betekenis. Na de bevrijding uit Egypte en de veertigjarige tocht door de woestijn brengt Jozua het volk het land binnen! En hoe? Dwars door de Jordaan, het water van de dood!
Is de Heer Jezus niet nog groter voor ons geworden nu Hij in de heerlijkheid is dan dat we Hem alleen zouden kennen als de Verlosser van onze zonden? We zien nu niet alleen wat Hij heeft weggedaan: onze zonden, maar ook wat Hij voor ons heeft verworven: hemelse zegeningen. De Heilige Geest is gekomen om ons daarvan te vertellen (Jh 16:13-15).
De verheerlijking van de Heer Jezus door God aan Zijn rechterhand is het bewijs dat God met Hem is, zoals Hij ook met Hem is geweest tijdens Zijn leven op aarde (Hd 10:38). Hij heeft God verheerlijkt op aarde. Daarom heeft God Hem verheerlijkt in de hemel (Jh 13:31-32).
8 - 11 De ark moet vooropgaan
8 En ú moet de priesters die de ark van het verbond dragen, gebieden: Zodra u aan de rand van het water van de Jordaan komt, sta [dan] stil in de Jordaan. 9 Toen zei Jozua tegen de Israëlieten: Kom hierheen en luister naar de woorden van de HEERE, uw God. 10 Vervolgens zei Jozua: Hierdoor zult u weten dat de levende God in uw midden is en dat Hij de Kanaänieten, de Hethieten, de Hevieten, de Ferezieten, de Girgasieten, de Amorieten en de Jebusieten geheel en al van voor uw [ogen] zal verdrijven. 11 Zie, de ark van het verbond van de Heere van de hele aarde gaat voor u uit de Jordaan in.
Jozua moet van de HEERE de priesters bevelen wat ze moeten doen. Hij vraagt de priesters naderbij te komen, opdat zij ”de woorden van de HEERE, uw God” zullen horen. Wat Jozua zegt, zijn de woorden van God omdat hij doorgeeft wat God hem heeft opgedragen.
Als ze door de Rode Zee gaan, is dat om aan hun vijanden te ontkomen. Nu gaan ze door de Jordaan en dat is om hun vijanden te ontmoeten en tegen hen te strijden. God zal Zich daarbij doen kennen als de levende God. Hij gaat voor hen uit en zal de zeven volken die het land voor zichzelf opeisen (Dt 7:1), voor hen uit verjagen. Deze zeven volken stellen een volkomenheid – waarvan het getal zeven spreekt – in slechtheid voor.
De levende God zal op zichtbare wijze in “de ark van het verbond van de HEERE van de hele aarde” voor hen overtrekken. Zijn eerste doel is “de Jordaan in” gaan. God gaat Zijn volk voor op elke weg die Hij wil dat het gaat en trekt dan met Zijn volk op (Js 43:2). Hij, Die Heer is van ”de wereld en al wat zij bevat” (Ps 50:12b) omdat Hij de Schepper is, is eerst in de dood gegaan, om daarna aan allen die Zijn volk zijn het beloofde land te geven.
Het volk wordt door een “zie” opgeroepen naar de ark te kijken. Zo worden wij opgeroepen naar de Heer Jezus te kijken Die voor ons in de dood is gegaan, om daaruit weer op te staan en ons binnen te brengen in ons ‘beloofde land’.
12 Twaalf mannen
12 Nu dan, neem voor u twaalf mannen uit de stammen van Israël, uit elke stam één man.
In een tussenzin wordt de opdracht vermeld dat er twaalf mannen van het volk moeten worden afgezonderd. Dat is voor een dienst die ze pas in Jozua 4 zullen verrichten (Jz 4:4). Deze twaalf mannen vertegenwoordigen het hele volk, want er komt uit elke stam iemand. Dat dit wordt vermeld midden in het betoog van Jozua over de ark, verbindt deze mannen op een speciale manier met de ark. Zij zullen met meer dan gewone belangstelling verder hebben geluisterd en toegekeken.
Ook wij krijgen een opdracht. Soms weten we nog niet wat die inhoudt. Maar het besef dat we afgezonderd zijn voor God, zal ons met de grootste belangstelling naar de Heer Jezus laten kijken, naar Zijn werk en wat er met Hem is gebeurd. Dat maakt ons geestelijk geschikt voor de taak die ons wordt opgedragen.
13 - 17 Israël steekt de Jordaan over
13 Want het zal gebeuren, zodra de voetzolen van de priesters die de ark van de HEERE, de Heere van de hele aarde, dragen, in het water van de Jordaan komen, dat het water van de Jordaan afgesneden wordt, [namelijk] het water dat van bovenaf vloeit; het zal blijven staan als een dam. 14 En het gebeurde, toen het volk uit zijn tenten opbrak om de Jordaan over te steken, dat de priesters de ark van het verbond droegen, voor het volk uit. 15 En zodra de dragers van de ark tot aan de Jordaan kwamen, en de voeten van de priesters die de ark droegen, in het water gedompeld waren, aan de rand van het water – de Jordaan was helemaal buiten zijn oevers getreden al de dagen van de oogst – 16 bleef het water dat van bovenaf kwam, staan. Het bleef staan als een dam heel ver weg bij de stad Adam, die naast Sarthan ligt. En [het water] dat naar de zee van de Vlakte, de Zoutzee, stroomde, verdween; het werd afgesneden. Toen stak het volk over, tegenover Jericho. 17 Maar de priesters die de ark van het verbond van de HEERE droegen, stonden op het droge, in het midden van de Jordaan, onbeweeglijk. En heel Israël stak over op het droge, tot heel het volk het oversteken van de Jordaan voltooid had.
Opnieuw wordt de aandacht gevestigd op “de ark van de HEERE, de Heere van de hele aarde” (vers 13). Hier worden de namen samen gebruikt die eerder in verband met de ark apart zijn gebruikt (verzen 3,11). “De HEERE” is Jahweh, de God van het verbond met Zijn volk Israël. “De Heere” is Adonai, de Heer Die gezag heeft en voor Wie het eenieder past zich te buigen. Die trouwe God van het verbond, bekleed met majesteit, gaat de Jordaan in.
Het volk moet ademloos hebben toegezien, in gespannen verwachting van wat het water met de ark zal doen. Het wonder voltrekt zich voor hun ogen: het water wordt afgesneden. De weg wordt droog. De toegang tot het land is open. Dit is het werk van de ark, daarop zijn de ogen gericht. Dit gebeurt bij de stad ‘Adam’. De naam ‘Adam’ herinnert eraan hoe de zonde en de dood in de wereld zijn gekomen. Hier wordt de dood afgesneden omdat de ark het water van de dood tegenhoudt.
Op het moment dat de ark de Jordaan ingaat, is de Jordaan voller dan ooit. Het volk gaat het land in als de oogst rijp is. De opbrengst van het land kan door het volk worden gegeten. Wie eenmaal de dood in zijn heerlijkheid heeft gezien, ziet ook de volle oogst van het land.
Het volk kan de Jordaan oversteken. Als het volk overgestoken is, vloeit het water nog niet terug. Alles gebeurt in rust. Onbeweeglijk staan de priesters met de ark op het droge in het midden van de Jordaan. Deze onbeweeglijkheid laat zien hoe volkomen de situatie door de ark wordt beheerst. Het water is net zo onbeweeglijk. Het staat als een dam. Omdat de ark daar rotsvast staat, is er geen enkele beweging in wat anders onherroepelijk de dood tot gevolg zou hebben. Geen enkele macht is in staat iets te beginnen tegen Hem Die de ‘vaste rots van ons behoud’ is.