1 - 4 Amazia wordt koning van Juda
1 In het tweede jaar van Joas, de zoon van Joahaz, de koning van Israël, werd Amazia koning, de zoon van Joas, de koning van Juda. 2 Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde negenentwintig jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Joaddan, uit Jeruzalem. 3 Hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE, alleen niet zoals zijn vader David; hij deed overeenkomstig alles wat zijn vader Joas gedaan had. 4 Alleen werden de [offer]hoogten niet weggenomen: het volk bracht nog [steeds] slachtoffers en reukoffers op de [offer]hoogten.
Tot nu toe hebben we de gebeurtenissen in het tienstammenrijk hoofdzakelijk gezien in verbinding met Elia en Elisa. Wat overblijft, is de geschiedenis van Israël en Juda tot hun einde. Toch is er zo af en toe een opleving. De hoofdgedachte van de overige hoofdstukken is echter hoogmoed en de daarop volgende val (Sp 16:18). Het gaat om de lessen die wij daaruit kunnen leren.
Er is regelmatig afwisselend sprake van het noordelijk rijk en het zuidelijk rijk. We hebben nu eerst weer een koning uit het huis van David voor ons, Amazia. Evenals bij andere koningen wordt ook van deze koning de naam van zijn moeder vermeld (2Kn 8:26; 12:1). De moeders van deze koningen zijn belangrijk en worden daarom genoemd. Hun invloed op de vorming van het geestelijk karakter van de koningen is groot. Die invloed is het grootst in de eerste vijf jaren van de opvoeding.
Joaddan, de moeder van Amazia, is een van de twee vrouwen die Jojada aan Joas heeft gegeven (2Kr 24:3). Zij zal een Godvrezende vrouw zijn geweest. Haar naam betekent ‘HEERE, hoe lang nog’. Waarschijnlijk is ze geboren onder de regering van de goddeloze Athalia en hebben haar ouders haar die naam gegeven in een tijd van grote goddeloosheid.
Direct na het noemen van de naam van zijn moeder lezen we dat Amazia “deed wat juist was in de ogen van de HEERE”. We lezen dit omdat hij zo’n moeder had. Dit wordt van meerdere koningen gezegd. Toch is er onderscheid. Van Amazia wordt ook gezegd dat hij “alleen niet zoals zijn vader David” deed. Ook dat wordt van enkele van de koningen van Juda gezegd. Enkele andere koningen deden dat wel. Zij staken boven de anderen uit. Amazia handelt meer zoals zijn vader Joas heeft gedaan, die heeft goed gedaan zolang Jojada leefde. Met Amazia gaat het ook later verkeerd, net zoals het met Joas in zijn latere leven verkeerd is gegaan.
Hij laat ook de offerhoogten bestaan. Het zijn de hoogten waar de HEERE wordt gediend en die er nog blijven, nadat de tempel is gebouwd. Dat had niet mogen gebeuren, ze hadden moeten worden verwijderd, want ze hadden hun tijd gehad. Deze zwakheid wordt hem tot een val. Hoe hoger de positie, des te dieper kan men vallen. Dat geldt niet alleen voor jongeren, maar zeker ook voor ouderen.
5 - 7 Eerste regeringsdaden van Amazia
5 En het gebeurde, toen hij het koningschap stevig in zijn hand had, dat hij zijn dienaren doodde die de koning, zijn vader, gedood hadden. 6 Maar de kinderen van die moordenaars bracht hij niet ter dood, zoals geschreven staat in het wetboek van Mozes, waar de HEERE geboden heeft: De vaders mogen niet ter dood gebracht worden om de kinderen en de kinderen mogen niet ter dood gebracht worden om de vaders, maar ieder zal om zijn [eigen] zonde ter dood gebracht worden. 7 Hij was het die Edom in het Zoutdal versloeg, tienduizend [man], en tijdens die strijd Sela innam; hij gaf het de naam Jokteël, tot op deze dag.
De eerste regeringsdaad die van Amazia wordt beschreven, is die van het uitvoeren van een rechtvaardig oordeel. Hij doodt de dienaren die zijn vader hebben gedood (2Kn 12:21). Bij het uitoefenen van het recht houdt Amazia rekening met een belangrijk principe en dat is dat ieder voor zijn eigen zonde gestraft wordt. De koning is de hoogste rechter. Amazia houdt zich aan het Woord van God en legt geen grotere straf op. Hij heeft zich, wat denkbaar geweest zou zijn, niet ‘gewroken’ op de moordenaars van zijn vader. Hij doodt, overeenkomstig wat “geschreven staat in het wetboek van Mozes”, alleen de misdadigers en niet hun familie (Dt 24:16). Tucht moet altijd volgens Gods Woord en niet volgens onze gevoelens plaatsvinden.
Een volgende daad van Amazia is het verslaan van Edom. In 2 Kronieken 25 staan meer bijzonderheden over deze strijd tegen Edom en wat de gevolgen daarvan zijn (2Kr 25:5-16). Daar zien we dat hij niet alleen een leger uit Juda heeft, maar ook nog veel soldaten uit het tienstammenrijk heeft ingehuurd. Als een profeet hem daarop aanspreekt, stuurt hij ze allemaal weg. Dan behaalt hij die geweldige overwinning (2Kr 25:5-13).
8 - 14 Amazia door Joas verslagen
8 Toen stuurde Amazia boden naar Joas, de zoon van Joahaz, de zoon van Jehu, de koning van Israël, om te zeggen: Kom, laten wij ons met elkaar meten! 9 Maar Joas, de koning van Israël, stuurde Amazia, de koning van Juda, [deze boodschap]: De distel die op de Libanon groeit, stuurde de ceder die op de Libanon groeit, [deze boodschap]: Geef uw dochter aan mijn zoon tot vrouw. Maar de dieren van het veld die op de Libanon leven, kwamen voorbij en vertrapten de distel. 10 U hebt Edom geheel verslagen; daarom is uw hart overmoedig. Geniet van de eer en blijf in uw huis, want waarom zou u zich in het onheil storten, zodat u ten val komt, en Juda met u? 11 Maar Amazia luisterde niet; daarom trok Joas, de koning van Israël, op, zodat hij en Amazia, de koning van Juda, zich in Beth-Semes, dat Juda toebehoort, met elkaar maten. 12 En Juda werd door Israël verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tent. 13 En Joas, de koning van Israël, greep Amazia, de koning van Juda, de zoon van Joas, de zoon van Ahazia, in Beth-Semes en kwam naar Jeruzalem. Hij sloeg een bres in de muur van Jeruzalem, van de poort van Efraïm tot aan de Hoekpoort, vierhonderd el [lang]. 14 En hij nam al het goud en het zilver mee, en al de voorwerpen die werden aangetroffen in het huis van de HEERE en in de schatkamers van het huis van de koning, en [ook] gijzelaars. Daarna keerde hij terug naar Samaria.
In zijn hoogmoed en overmoed daagt Amazia Joas uit. Waarom doet hij dat? Dat maakt 2 Kronieken 25 ook duidelijk. Als Amazia na zijn overwinning op Edom terugkeert, neemt hij ook de afgoden van Edom mee en buigt zich voor hen neer. Dat is niet meer de dienst op de hoogten aan de HEERE, maar afgodendienst.
De HEERE stuurt een profeet naar hem toe die hem hierop aanspreekt. Hij luistert echter niet. In plaats daarvan bindt hij, hoogmoedig geworden door de grote overwinning op Edom, de strijd aan met Joas, de koning van Israël. Zijn hart is verduisterd door de afgodendienst. Daardoor is hij doof voor Gods profeet. Hij kan niet meer goed denken en komt tot de dwaasheid die hier wordt beschreven.
Ook Joas is hoogmoedig, wat tot uitdrukking komt in de fabel die hij vertelt. Hij vergelijkt Amazia met een distel en zichzelf met een ceder. De dieren van het veld zijn de soldaten van Joas. Zij zullen de distel, Amazia en zijn leger, verslaan. Dat is ook gebeurd. Tegelijk is de fabel ook een terechtwijzing voor Amazia. Een gelovige wordt door een ongelovige terechtgewezen. Amazia blijft echter volharden in zijn hoogmoedige voornemen, met een dramatisch gevolg voor hem en zijn volk.
Hier staan twee hoogmoedige koningen tegenover elkaar, de een is een gelovige, de ander een ongelovige. Van Amazia lezen we dat hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE (vers 3); van Joas lezen we dat hij deed wat slecht was in de ogen de HEERE (2Kn 13:11). De overwinning wordt door de HEERE aan de ongelovige Joas gegeven. Als de rechtvaardige onrechtvaardig handelt, vindt hij God op zijn weg. Dat zien we in de nederlaag die Amazia lijdt.
De gelovige heeft met Gods regeringswegen te maken. God oordeelt de Zijnen op aarde; de ongelovigen oordeelt Hij na het einde van hun leven. Als een gelovige een verkeerde weg gaat, kan hij niet rekenen op de hulp van de HEERE en moet hij Zijn tucht ervaren. De hulp die de ongelovige ervaart, zal tegen hem getuigen als hij voor eeuwig wordt geoordeeld.
Juda wordt door Israël verslagen en Amazia wordt door Joas gevangengenomen. Amazia is de eerste koning van het huis Juda die gevangen wordt genomen en dat nog wel door een koning van Israël. Joas slaat ook een bres in de muur van Jeruzalem. Ook dat is de eerste keer dat zoiets gebeurt. Joas is de enige koning van Israël die in al de oorlogen tussen de twee en tien stammen tot aan Jeruzalem is doorgebroken.
Als Joas eenmaal in Jeruzalem is, plundert hij de stad. Hij neemt alles mee wat van waarde is en keert met buit beladen terug naar Samaria.
15 - 20 Dood van Joas en Amazia
15 Het overige nu van de geschiedenis van Joas, wat hij gedaan heeft, zijn macht en hoe hij tegen Amazia, de koning van Juda, gestreden heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël? 16 En Joas ging te ruste bij zijn vaderen en werd in Samaria begraven bij de koningen van Israël, en zijn zoon Jerobeam werd koning in zijn plaats. 17 Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde na de dood van Joas, de zoon van Joahaz, de koning van Israël, [nog] vijftien jaar. 18 Het overige nu van de geschiedenis van Amazia, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Juda? 19 Men smeedde een samenzwering tegen hem in Jeruzalem, zodat hij naar Lachis vluchtte. Zij stuurden echter [mannen] achter hem aan naar Lachis en doodden hem daar. 20 Zij brachten hem over met paarden en hij werd in Jeruzalem begraven, bij zijn vaderen, in de stad van David.
De dood van Joas is al eerder meegedeeld (2Kn 13:12-13). Dat gebeurt nu nog een keer vanwege de vervlechting van zijn geschiedenis met de geschiedenis van Amazia in de verzen 8-14. Na de dood van Joas leeft Amazia nog vijftien jaar. Hierin zien we de genade van God die Amazia nog vijftien jaar extra geeft na zijn smadelijke nederlaag om alsnog tot verootmoediging en bekering te komen.
Of hij werkelijk tot inkeer is gekomen, wordt niet vermeld. Zijn einde is net zo smadelijk als dat van zijn vader Joas. Ook hij wordt het slachtoffer van een samenzwering.
21 - 22 Azaria tot koning gemaakt
21 En heel het volk van Juda nam Azaria, die nu zestien jaar oud was, en zij maakten hem koning in de plaats van zijn vader Amazia. 22 Hij was het die Elath uitbouwde en het aan Juda terugbracht, nadat de koning bij zijn vaderen te ruste gegaan was.
Na de dood van Amazia wordt Azaria, ook wel Uzzia genoemd (2Kr 26:1), koning. De namen Azaria en Uzzia hebben nagenoeg dezelfde betekenis. Azaria betekent ‘in de HEERE is hulp’ en Uzzia betekent ‘wiens kracht de HEERE is’. Omdat hij nog maar zestien jaar oud is en er geen gewone procedure van opvolging kan zijn vanwege de plotselinge dood van zijn vader, wordt hij koning gemaakt door “heel het volk van Juda”.
De enige daad die hier van Azaria wordt vermeld, is dat hij Elath uitbouwt, of versterkt en het aan Juda terugbrengt. Hiermee lijkt Azaria de onderwerping van Edom aan Israël compleet te maken. Elath is een belangrijke havenstad in het gebied van Edom (1Kn 9:26). De vermelding van deze daad wekt de gedachte dat hierdoor ook de kracht van zijn regering wordt gekenmerkt.
23 - 27 Jerobeam II koning over Israël
23 In het vijftiende jaar van Amazia, de zoon van Joas, de koning van Juda, werd in Samaria koning: Jerobeam, de zoon van Joas, de koning over Israël, [en hij regeerde] eenenveertig jaar. 24 Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE: hij week niet af van alle zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen. 25 Hij bracht ook het gebied van Israël van Lebo-Hamath tot de zee van de Vlakte [aan Israël] terug, overeenkomstig het woord van de HEERE, de God van Israël, dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn dienaar Jona, de zoon van Amitthai, de profeet uit Gath-Hefer. 26 Want de HEERE zag dat de ellende van Israël zeer bitter was, dat het met de gebondene en de vrije gedaan was en dat Israël geen helper had. 27 De HEERE had niet gezegd dat Hij de naam van Israël van onder de hemel uitwissen zou, maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, de zoon van Joas.
We gaan nu weer naar het noordelijke tienstammenrijk. Na de dood van Joas is zijn zoon Jerobeam koning geworden. Waarom Joas zijn zoon en troonopvolger Jerobeam heeft genoemd, weten we niet. Opmerkelijk is het wel dat hij zijn zoon noemt naar de man die Israël twee alternatieve plaatsen van aanbidding heeft gegeven met op elk van die plaatsen een gouden kalf.
Dat Jerobeam Israël zondigen deed, een refrein dat we horen bij iedere koning die over het tienstammenrijk heeft geregeerd, heeft Joas blijkbaar niets gezegd. Het lijkt erop dat hij integendeel Jerobeam heeft vereerd en daarom zijn zoon ook die naam heeft gegeven. Om hem te onderscheiden van de eerste koning van het tienstammenrijk wordt deze Jerobeam in commentaren wel Jerobeam II genoemd.
Het tienstammenrijk is onder Jerobeam II tot grote bloei gekomen. Oppervlakkig gezien lijkt het toch wel zo, dat hij de zegen van God krijgt. Er is onder zijn regering een uitzonderlijk grote welvaart. Hij regeert ook lang, langer dan enige andere koning over het tienstammenrijk heeft geregeerd. Hij is het derde geslacht na Jehu. Zijn zoon regeert slechts enkele maanden en dan is het met de regering van het geslacht van Jehu voorbij.
Dan horen we van de profeet Jona. Profeten treden op als het volk van God is afgeweken. Dat is ook hier het geval. Gebruikelijk roepen de profeten dan op tot bekering en dreigen met Gods oordeel als ze zich niet bekeren. Dat is hier niet het geval. De boodschap van de profeet Jona is anders. Hij profeteert dat er voorspoed zal zijn.
Van deze Jona hebben we ook een boek in de Bijbel. De profetie die hij in die tijd heeft uitgesproken, staat echter niet in zijn bijbelboek. Zijn profetie heeft betrekking op de directe toekomst en niet, zoals gebruikelijk is voor Gods profeten van wie we een boek in de Bijbel hebben, op de verre toekomst. In deze tijd begint de dienst van de schrijvende profeten. De profeet Jesaja is met profeteren begonnen in de dagen van Uzzia. Ook Amos en Hosea zijn in deze dagen begonnen met profeteren (Am 7:9-15).
De aanleiding voor het sturen van Jona is dat de HEERE de ellende van Israël ziet en dat ze geen helper hebben. De ellende waarin het volk zich bevindt, is het gevolg van hun verlaten van de HEERE. Daarom moet Hij deze ellende over Zijn volk laten komen. Maar ondanks Zijn oordeel wil Hij de naam van het volk niet van onder de hemel uitwissen.
Door een man als Jerobeam II geeft de HEERE Zijn volk verlossing. Hier is het weer de genade van God Die een mens gebruikt die met Hem geen rekening houdt. De voorspoed van Jerobeam II is geen teken van Gods goedkeuring, maar alleen van Zijn medelijden.
28 - 29 Dood van Jerobeam II
28 Het overige nu van de geschiedenis van Jerobeam, al wat hij gedaan heeft en zijn macht, hoe hij oorlog gevoerd heeft en hoe hij Damascus en Hamath van Juda aan Israël teruggebracht heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël? 29 En Jerobeam ging te ruste bij zijn vaderen, bij de koningen van Israël, en zijn zoon Zacharia werd koning in zijn plaats.
In enkele verzen wordt de hele regering van Jerobeam beschreven. God is niet onder de indruk van alles wat hij heeft gedaan en is er niet uitvoerig over. We krijgen geen opsomming van al zijn daden. Die staan wel in de boeken die mensen bijhouden, maar niet in Gods Woord.