Alleen geloof
Opmerking: Zo ook evenals een voetballer weet dat men geen lid van het team kan zijn en dus ook geen overwinnaar als men één van de voetbalbasisregels niet aanvaardt, moet ook een christen weten dat het ontvangen van de (verlossings) genade gebaseerd is op Christus’ middelaarswerk maar ook onlosmakelijk verbonden is met het totaal aanvaarden van Gods basisregels.’
Antwoord:
Hierop is een eenvoudig antwoord afdoende. Er is slechts één ‘regel’ voor het ontvangen van de verlossing die is gebaseerd op het werk van Christus als Middelaar. Deze ene ‘regel’ is de erkenning een zondaar te zijn, zijn zonden voor God te belijden en te geloven in het werk van Christus als Degene Die Gods oordeel over die zonden heeft gedragen.
Wat in de opmerking staat, is een aanvullende en daardoor volstrekt onbijbelse voorwaarde om behouden te worden. De Schrift zegt niet: ‘Die in den Zoon gelooft en zich aan de wet houdt, die heeft het eeuwige leven’, maar: ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven’ (Jh 3:36). Elke toevoeging maakt het werk van Christus krachteloos en doet van de genade vervallen (Gl 5:4). Iets anders is dat wie in het geloof Christus als Heer en Heiland heeft aanvaard, als gevolg daarvan in alles rekening zal willen houden met de wil van God.
Niet onder de wet, maar onder de genade
Vraag: In verschillende reacties kwam de vraag naar voren over welke wet het gaat. Iemand verwoordde het zo: “Over welke wet hebben we het hier? De zedelijke wet (10 geboden), de ceremoniële wet of de burgerlijke wet?”
Antwoord:
Het gaat om het hele systeem van de wet, zowel de ceremoniële wet, als de burgerlijke wet, als die van de tien geboden. Als er staat dat de in Christus gelovige niet meer onder de wet is, maar onder de genade (Rm 6:14), betreft dat het hele systeem van de wet. Ik zou niet weten waar de Schrift vermeldt dat de ene vorm van wet wel en de andere vorm van wet op de gelovige van toepassing zou zijn. Wie een onderscheid meent te kunnen maken tussen bijvoorbeeld de ceremoniële wetten waar de christen dan niet onder zou zijn en de wet van de tien geboden waar de christen echter wel onder zou zijn, moet maar eens aantonen waar dit verschil in de Schrift voorkomt. Als Paulus zegt: ‘Want u bent niet onder de wet, maar onder de genade’ (Rm 6:14), mag niemand daar van maken: ‘Want u bent niet onder de ceremoniële wet, maar onder de genade en de wet van de tien geboden.’ Het zijn de toevoegingen aan Gods Woord die ervoor zorgen dat het leven van de christen niet wordt geleefd zoals God het heeft bedoeld en mogelijk is gemaakt door het werk van Zijn Zoon, terwijl de Heilige Geest de kracht geeft om het te leven.
Leren van de wet
Vraag: In aansluiting op de vorige vraag werd ook de vraag gesteld: “Wat is concreet de plaats van de ceremoniële wet in het leven van een christen?”
Antwoord:
De wet van de tien geboden is niet aan de christen gegeven en dat is de ceremoniële wet (de offerdienst enz.) ook niet. Dat betekent niet dat de in Christus gelovige er niet uit kan leren. Als het gaat om bijvoorbeeld het dragen van een kleed van tweeërlei stof (dit voorbeeld noemde de vraagsteller) kun je hierin zien dat God niet houdt van vermenging van dingen die bij Hem horen met dingen die niet bij Hem horen. Een ander voorbeeld is dat van een dorsende os die niet mag worden gemuilband. Paulus leert dat dit voorschrift in de eerste plaats een geestelijke betekenis heeft (1Ko 9:7-13).
De wet heeft niets tot volmaaktheid gebracht
Opmerking: Ten diepste zijn alle vermaningen en plichten in het N.T. terug te voeren op de 10 geboden waarvan de inhoud is : God lief hebben boven alles en onze naaste als onszelf.
Antwoord:
Als dit zo is, is het christendom niets anders dan het Jodendom, een aardse godsdienst waardoor niets tot volmaaktheid is gebracht. Hoe u het ook wendt of keert, het getuigenis van de Schrift is: de wet heeft niets tot volmaaktheid gebracht (Hb 7:19). De wet is niet te houden, door geen mens, gelovige of ongelovige. Wie de wet serieus neemt, beseft dat de wet slechts toorn kan bewerken.
De wet eist vergelding
Opmerking: Om iets van de uitgestrektheid van de wet te zien, is het goed om bijv. 1 Cor. 13 te lezen.
Antwoord:
Ik zou niet weten hoe ik in 1 Korinthiërs 13 de uitgestrektheid van de wet moet zien. 1 Korinthiërs 13 is het lied van de liefde. Nergens roept de wet op tot de dingen die in dat hoofdstuk worden genoemd. U wilt toch niet beweren dat overal waar het woord ‘liefde’ staat, het woord ‘wet’ gelezen kan worden? Waar staat bijvoorbeeld dat de wet ‘lankmoedig’ (1Ko 13:4) is? De wet eist voor elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding (Hb 2:2).
Spiegelen aan Christus
Opmerking: Door ons aan Christus te spiegelen, spiegelen we ons impliciet aan de wet(?) en door naar Zijn voorbeeld en inzetting te leven bevestigen wij de wet.
Antwoord:
Nee, wij bevestigen de wet als wij het oordeel dat de wet over ons uitspreekt, erkennen en vervolgens in het geloof onze toevlucht nemen tot de Heer Jezus (Rm 3:31).
Christus heeft zeker de wet vervuld en als wij Christus in ons leven vertonen, vervullen we de wet. Maar Christus heeft veel meer gedaan dan de wet vervullen. Waar vraagt de wet van een mens zijn leven voor een ander te geven? Nergens. Christus heeft het gedaan. Het geloof in Hem geeft Hem, de Zoon, als het leven aan degene die gelooft, zodat diegene nu evenals Christus bijvoorbeeld ook anderen kan vergeven (Ko 3:13). Zoiets staat nergens in de wet, die uitgaat van oog om oog en tand om tand.
De wet, regel van dankbaarheid?
Vraag: Heeft de wet nu geen enkele functie meer in het leven van de christen of is deze nog een ‘regel der dankbaarheid’ : Niet in eigen kracht, maar in de kracht van het leven van Jezus? Zo niet, waarom worden dan in de brieven praktische handvatten gegeven over de positie van vrouw, man, heer, slaaf, enz.?
Antwoord:
De wet is geen regel der dankbaarheid. Hoe kan een bediening van de dood en een bediening van de veroordeling (zo wordt de wet genoemd in 2Ko 3:7,9) gedaan worden uit dankbaarheid? De bediening verandert er niet door als je probeert die in de kracht van het leven van de Heere Jezus te houden. Niemand kan de wet houden, geen ongelovige en geen gelovige. Als we door het geloof in de Heere Jezus Hem als ons leven hebben, hebben we de Heilige Geest in ons wonen. Dan is de opdracht: Als we door de Geest leven (Hij heeft ons immers levend gemaakt door het Woord van God, Jh 3:5), behoren we ook door de Geest te wandelen (Gl 5:25,16,18).
Als we door de Geest geleid worden, zullen we als vanzelf ook de wet volbrengen. De Geest zal nooit tot een daad leiden die een overtreding van de wet is. Diezelfde Geest helpt ons ook in al die verhoudingen die in de vraag worden genoemd en waarover in de brieven wordt geschreven.
Vrij van de wet
Vraag/opmerking: Betekent vrij zijn van de wet ook vrij van de kracht der zonde? (de zonde bestaat bij ‘gratie’ van de wet). Dat de macht gebroken is, staat in Romeinen 6, maar de kracht wordt ervaren in Romeinen 7.
Antwoord:
Waar kan ik in de Schrift vinden dat de zonde bij de gratie van de wet bestaat? In Romeinen 7 gaat het over iemand die heel erg met zichzelf bezig is en in eigen kracht de wet probeert te volbrengen. Tel maar eens de keren dat er ‘ik’ en ‘mijn’ staat. Dat gevecht met zichzelf komt tot een eind als de ‘ik’ aan het eind van het hoofdstuk uitroept ‘Wie’ zal mij verlossen. Dan is het niet meer ‘ik’, maar wie (Rm 8:24). Het antwoord staat in het volgende vers: God zij dank door Jezus Christus onze Heer. In Romeinen 8 komt dan de volle bevrijding (Rm 8:1) die verder in dat hoofdstuk wordt uitgewerkt. Het is belangrijk te begrijpen waar het in Romeinen 7 om gaat en wie er aan het woord is. Op dit hoofdstuk ga ik verderop in dit boekje nog uitvoerig in.
Christus voor ogen hebben
Opmerking: Het klinkt wat vaag om te zeggen: ‘Als ik met Hem bezig ben, komt het niet in me op om iets te doen wat tegen Zijn wil in gaat.’ Dit zou zo zijn, als we volmaakt waren, maar zolang we ons vlees nog meetorsen gaat dit niet op. Luther zegt hiervan: Het is waar, de zaak zou zo zijn,als gij zegt, indien wij volmaakt en geheel uit- en inwendige geestelijke mensen waren; hetwelk geenszins zijn kan voor de laatste dag, in de opstanding der doden; zo lang wij met dit sterfelijk vlees bekleed zijn, beginnen en gaan wij maar voort in onze loop naar de volmaaktheid, die voltrokken zal worden in het toekomende leven.
Antwoord:
Wat Luther zegt, is niet in strijd met wat ik heb geschreven. Helaas ben ik niet altijd zo met Hem bezig en ben ik niet altijd geestelijk ingesteld. Maar het feit blijft dat als ik met Hem bezig ben, het niet in me op komt om iets te doen wat tegen zijn wil ingaat. Luther is in lijn met de Schrift als hij zegt dat we voortgaan in onze loop naar volmaaktheid (Fp 3:12). Toch spreekt Paulus (oftewel Gods Geest) enkele verzen verder (Fp 3:15) over een soort volmaaktheid die wel het deel kan zijn van de gelovige. Dat is de volgroeidheid in het geloof in Christus, het aan Hem genoeg hebben. Dat moet dan wel uit onze gezindheid blijken, zo voegt hij eraan toe.
De volmaaktheid die we nog zullen krijgen, is als we bij de Heer Jezus zijn en dan het vlees niet meer bij ons hebben, wat ons nu nog zo vaak parten speelt. Ten slotte is er nog een volmaaktheid die elke gelovige nu al bezit en dat is de volmaaktheid van positie voor God op grond van het werk van Christus. Dit staat duidelijk in Hebreeën 10 (Hb 10:14).
Rechtvaardig
Opmerking: En Calvijn zegt: Een van de eigenlijke gebruiken en einden van de wet, ten aanzien van de gelovigen, in wier hart Gods Geest leeft en regeert, is, dat ofschoon de wet door Gods Vinger geschreven is in hun harten, dezelve nochthans voor hen een zeer goed middel is, om dagelijks te beter en te zekerder te leren wat de wil des Heeren zij: niemand sluite zich derhalve van deze noodzakelijkheid uit, nadien niemand tot hiertoe zulk eene grote mate van wijsheid bekomen heeft, of hij heeft nog nodig dagelijks door de wet onderwezen te worden. En indien de wet maar met mate en ten dele geschreven is in hun harten, dan hebben zij geen volmaakte regel binnen in zich; en zo zij binnen in zich geen volmaakte regel hebben, dan hebben zij een regel nodig buiten zichzelf.
Antwoord:
Met alle respect voor Calvijn moet hier toch worden gezegd dat hij hier niet in overeenstemming met de Schrift is. Het is namelijk in strijd met wat Gods Woord in 1 Timotheüs 1 over de wet zegt (1Tm 1:8-11). Daar staat toch duidelijk dat de wet niet bestemd is voor een rechtvaardige? (Zie hoofdstuk 11 voor een uitvoerige verklaring van 1 Timotheüs 1:8-11.) En wat is een rechtvaardige? Ieder die gelooft in God Die Jezus onze Heer uit de doden heeft opgewekt, Die overgegeven is om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging. Zo iemand mag van harte zeggen: Wij dan gerechtvaardigd op grond van geloof, hebben vrede met God door onze Heer Jezus Christus (Rm 4:23-25; 5:1-2.