Opmerking en antwoord
Opmerking: Het liefdegebod: “Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt” (Jh 13:34) laat zien dat we de wet moeten houden. Dit liefdegebod is in feite een herinnering aan een oud en reeds lang bestaand principe, maar die omwille van de omstandigheden weer eens duidelijk diende opgefrist te worden.
Antwoord:
Nieuw is echt nieuw
Het liefdegebod van de Heer Jezus is geen herhaling of ‘opfrissing’ van het gebod van Sinaï, maar werkelijk een nieuw gebod. Het gebod van Sinaï luidt: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ In het houden van dat gebod heeft de mens gefaald, zoals in het nakomen van elk ander gebod van de wet. De Heer Jezus spreekt daarom niet voor niets over een ‘nieuw gebod’. Het is wel wat vreemd om wat Hij een ‘nieuw’ gebod noemt, een ‘opfrissing’ of ‘herinnering’ te noemen van iets dat al lang bestond. Dan doen we Zijn woorden geen recht. Iets dat opgefrist is, kan er wel als nieuw uitzien, maar het is bedrog dat nieuw te noemen. Dan zeg je: het ziet eruit als nieuw en niet: het is nieuw.
Gegeven aan discipelen
Verder is het van belang eraan te denken dat Hij over dit nieuwe gebod tegen Zijn discipelen spreekt, dus nadrukkelijk tot gelovigen. Tot hen zegt Hij dat zij elkaar zullen liefhebben. Het ‘gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’ is gegeven aan Gods aardse volk, waarbij de vraag of iemand een gelovige is of niet, niet aan de orde is. Het is een gebod aan het volk als geheel.
Liefhebben zoals de Heer Jezus
Dan zegt de Heer Jezus er nog iets bij: ‘Gelijk Ik u heb liefgehad.’ Dat is dus een heel andere norm dan liefhebben als jezelf. Het gaat om een liefhebben op dezelfde wijze als Hij hen had liefgehad. Zijn liefde tot hen was natuurlijk niet in strijd met de wet, maar Zijn liefde ging daar ver bovenuit. De norm om lief te hebben was Hij Zelf in Zijn overgave voor hen tot in de dood. Die norm wordt hun voorgehouden. Nu kunnen we ons afvragen: Als we het liefdegebod van de Sinaï al niet konden houden, waarbij wijzelf de norm waren, kunnen we dan wel liefhebben naar de norm van de Heer Jezus? Het antwoord is: Ja, dat kunnen we. Dat klinkt op het eerste gehoor hoogmoedig, maar dat is het niet als we begrijpen hoe we dat kunnen. We kunnen dat namelijk niet vanuit onszelf, vanuit onze oude natuur, maar uit het nieuwe leven dat ons door het geloof in Hem is gegeven. Dat nieuwe leven is Hijzelf, want wie de Zoon heeft, heeft het leven en dat leven is het leven van de Zoon. Door het nieuwe leven, dat Hij dus Zelf is, hadden de discipelen toen en hebben de gelovigen nu de bekwaamheid en mogelijkheid om elkaar lief te hebben, gelijk Hij hen had liefgehad.
We moeten heel goed oog hebben voor het verschil tussen het oude gebod van de naastenliefde en het nieuwe gebod om elkaar lief te hebben. Het oude gebod is gegeven aan de mens in het vlees om daardoor het leven te verdienen. Het resultaat is, voor ieder die eerlijk is, bekend: het is onmogelijk gebleken zich aan dit gebod te houden. Het nieuwe gebod is gegeven aan het nieuwe leven en kan daarom worden waargemaakt.
Liefde is de vervulling van de wet
Als tegenwerping is wel ingebracht dat ook in het Nieuwe Testament en wel door Paulus zelf, gezegd wordt dat de hele wet wordt vervuld in het liefhebben van de naaste als uzelf (Gl 5:14). Zie je wel, zo wordt haast triomfantelijk gezegd, dat als je de naaste liefhebt, je de hele wet vervult? Het is belangrijk ook hier weer goed te kijken naar het verband van het aangehaalde vers. Paulus gaat hier niet terug naar de wet. Wat hij laat zien, is dat wat de wet eiste en de mens niet kon volbrengen, door de christelijke vrijheid in praktijk wordt gebracht. Het werk van de Geest is nooit in strijd met de wet (Gl 5:23). Hoe zou de Geest, Die alleen maar de Heer Jezus verheerlijkt, tot iets aanzetten wat God verbiedt, of tot iets anders dan God gebiedt? De christelijke vrijheid is niet in strijd met de wet, maar vervult juist de wet. Alleen gebeurt dat niet vanuit het verlangen zich aan de wet te houden, maar vanuit de liefde die in het nieuwe leven voor de Heer Jezus aanwezig is.
Het verlangen de wet te houden heeft de mens als uitgangspunt. Daarin staat de mens centraal en zijn pogingen om iets goeds te doen. Het verlangen om de Heer Jezus te verheerlijken, heeft de Geest als uitgangspunt. Als dat verlangen er is, wordt om zo te zeggen automatisch ook gedaan wat de wet zegt. Dat is ook wat we in Romeinen 8 lezen: “Opdat de rechtvaardige eis van de wet wordt vervuld in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest” (Rm 8:4).