Inleiding
Na deze e-briefwisseling wil ik nu ingaan op de diverse reacties die ik op de artikelen ‘De christen en de wet’ heb ontvangen. Ik doe dat door eerst een reactie in de vorm van een opmerking of een vraag weer te geven. Dat kan een letterlijke opmerking of vraag zijn, het kan ook een algemene weergave van de inhoud ervan zijn. Na de vraag of opmerking volgt mijn antwoord.
Opmerking: In Romeinen 11:17-20 is de olijfboom een beeld van Israël en wordt duidelijk dat de gemeente is ingelijfd bij Israël (Rm 11:17-20). Dat betekent dat de wet op de christen van toepassing is.
Antwoord:
We hebben hier een belangrijk punt. Ik wil daar dan ook mee beginnen, want als we goed begrijpen wat de olijfboom voorstelt, zullen meerdere gedeelten die over het verschil tussen de gemeente en Israël gaan ook duidelijk worden – en daarmee de plaats van de wet.
We zullen deze verzen en ook de verzen eromheen (want het is altijd belangrijk een vers of verzen in hun verband te bezien) nader gaan bekijken. Ik ga daarom in op het gedeelte Romeinen 11:15-24 (Rm 11:15-24).
Israël verworpen en weer aangenomen
Ik begin met Rm 11:15, omdat dit de inleiding vormt op het onderwerp. De verwerping waarover het in dit vers gaat, is de verwerping van Israël. Israël is door God verworpen (hoewel niet definitief!), omdat het volk Hem heeft verworpen en ook de door Hem gezonden Messias, de Heer Jezus. Het gevolg van die verwerping betekende dat het aanbod van verzoening naar de wereld, de volken, kon uitgaan.
Met Israël als natie heeft God op dit moment geen openlijke bemoeienis. Het volk is nu Lo-Ammi, dat betekent ‘niet Mijn volk’ (Hs 1:9). Als Israël weer als volk zal zijn aangenomen (en dat zal gebeuren), dan zal dat, zoals aan het eind van vers 15 staat, niets anders zijn dan leven uit de doden (Ez 37:1-14).
Wortel en takken
Maar is God, omdat Hij Israël terzijde heeft moeten schuiven, nu zonder getuigenis op aarde? God wil immers een volk op aarde hebben, waarvan Hij verlangt dat het van Hem getuigenis aflegt door Zijn deugden te verkondigen. Nee, God is niet zonder getuigenis op aarde. Dat getuigenis is in deze tijd de christenheid. Israël moest getuigenis afleggen van de ene ware God en faalde. De christenheid is voor Israël in de plaats gekomen en moet getuigenis afleggen van de drie-enige God.
Maar zal de christenheid het er beter vanaf brengen dan Israël? Dat is de grote vraag. Het antwoord wordt door Paulus gegeven in het gedeelte dat vanaf Rm 11:16 volgt. Hij spreekt eerst over eerstelingen en deeg. Eerstelingen zijn de eerste vruchten van de oogst. Die zijn heilig, dat wil zeggen afgezonderd voor de HEERE. Van deze eerstelingen, bijvoorbeeld de eerste opbrengst van de tarwe, wordt deeg gemaakt. Dit deeg was dan automatisch ook heilig. Hij vervolgt deze gedachte in het voorbeeld van de wortel van een boom en zijn takken. Als de wortel heilig is, zijn ook de takken, die vanuit de wortel worden gevoed, heilig. Deze twee voorbeelden van eerstelingen/deeg en wortel/takken willen dus zeggen dat als de oorsprong heilig is, dan ook alles heilig is wat uit die oorsprong voortkomt.
Met dit in gedachten kijken we naar wat er van de olijfboom wordt gezegd. Er is sprake van een wilde olijfboom waarvan takken worden afgebroken, die dan geënt worden op een andere (edele, Rm 11:24) olijfboom. Op die manier kregen deze takken van de wilde olijfboom deel aan de wortel en de vettigheid van de (edele) olijfboom. Ook van de edele olijfboom zijn takken afgebroken. Dat gebeurde om plaats te maken voor de takken die van de wilde olijfboom waren afgebroken.
Nu moeten we proberen te begrijpen wat Paulus met deze beeldspraak bedoelt. Dat het beeldspraak is, is wel duidelijk als we zien hoe hij tegen de takken als tegen personen spreekt en ook dat hij deze takken zelf laat spreken. Ze stellen dus personen voor.
De wortel duidt, zoals gezegd, op de oorsprong van waaruit iets groeit en zichtbaar wordt op aarde. In het volgende vers (Rm 11:17) ontstaat dan het volgende beeld. Dat enkele van de takken zijn afgebroken wil zeggen dat het ongelovige deel van het volk Israël door God terzijde is gesteld. Dat komt erop neer dat God Israël niet langer als Zijn volk kan erkennen. Toch zijn er ook takken blijven staan, dat is een gelovig overblijfsel naar de verkiezing van de genade (Rm 11:5).
Op de plaats van de afgebroken takken zijn takken geplaatst van de wilde olijfboom. De wilde olijfboom ziet op wat de gelovigen in Rome vroeger waren: heidenen. Zo zegt Paulus dat in Rm 11:17: “U die een wilde olijfboom was.” Door het geloof hebben deze heidenen, die vroeger nergens recht op hadden, en ook alle christenen uit de heidenen, deel gekregen aan wortel en de vettigheid van de olijfboom. De wortel stelt Abraham voor en de vettigheid spreekt van de beloften en zegen die aan Abraham en zijn nageslacht toegezegd zijn.
Gods getuigenis op aarde
Israël als volk is dus verworpen. Er is een nieuw getuigenis van God op aarde dat wordt gevormd door christenen, waartoe ook het overblijfsel naar de verkiezing van de genade uit de Joden behoort. Vervolgens wijst Paulus in Rm 11:18 op het gevaar dat wij, christenen, ons gaan beroemen op de plaats die God ons heeft gegeven. Daarom moeten we er goed van doordrongen zijn en blijven, waarom Israël aan de kant is gezet. In duidelijke taal zegt hij dat Israël door volhardend ongeloof zijn plaats als Gods volk op aarde is kwijtgeraakt.
Maar, zo klinkt nu de waarschuwing, wij moeten niet menen dat wij, christenen, in hun plaats gekomen zijn, omdat wij beter zijn. We hebben die plaats alleen gekregen door het geloof. En om die plaats te kunnen houden, moeten we blijven staan in het geloof. Dat wil zeggen dat om door God gehandhaafd te kunnen worden als Zijn getuigenis op aarde, de christenheid onverkort zal moeten vasthouden aan de Bijbel. En dat is precies wat niet gebeurt.
De waarschuwing luidt dat we niet hoogmoedig moeten zijn. Als we Hem niet vrezen, zullen we hetzelfde lot ondergaan dat Israël heeft ondergaan. Naar deze waarschuwing zal echter niet worden geluisterd. Uit andere bijbelplaatsen is op te maken dat de christenheid als geheel ook ontrouw zal worden en door God zal moeten worden afgehouwen (2Th 2:11-12). We zien in onze dagen een ontwikkeling van toenemende ontrouw. In steeds meer kerken en geloofsgemeenschappen worden leringen over het werk en de Persoon van de Heer Jezus verkondigd die niet in overeenstemming met de Bijbel zijn, maar de geest van de antichrist openbaren.
Het christelijk getuigenis wordt afgehouwen
Het christendom wordt steeds meer voorgesteld als een godsdienst die gelijkwaardig is aan andere wereldgodsdiensten. Hierdoor vervaagt het grote onderscheid tussen al die andere godsdiensten en het christendom. Het christendom geeft toch als enige godsdienst de oplossing voor een verloren mens om met God in het reine te komen? Dat kan alleen door de Heer Jezus, Die het heeft gezegd: ‘Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Jh 14:6). Dat sluit elke andere mogelijkheid uit. De Heer Jezus is niet ‘een’ mogelijkheid naast andere mogelijkheden. Heel veel van de geloofswaarheid is al door de christenheid prijsgegeven en nog meer zal volgen tot de totale afval van het christelijk geloof het uiteindelijk resultaat zal zijn. De christenheid blijft niet staande in het geloof en zal worden afgehouwen.
Bij Israël was het zo, dat sommige Israëlieten een persoonlijke relatie met God hadden. Maar over het algemeen was het een volk dat niet meer naar God vroeg. Zo is het ook met de christenheid. Bij een aantal van hen die zich christen noemen, is er een relatie met God op grond van een persoonlijk geloof. Maar over het algemeen is de christenheid een menselijke invulling gaan geven aan de geloofsbeleving. Naar Gods gedachten wordt niet meer gevraagd. De Bijbel wordt niet meer geraadpleegd. Daarom kan God de christenheid als geheel straks niet meer erkennen als Zijn getuigenis op aarde en zal Hij haar moeten oordelen.
Israël wordt hersteld als Gods getuigenis op aarde
In Rm 11:23-24 zegt Paulus dat Israël weer de plaats van het getuigenis van God op aarde zal innemen. Dan zal Hij al zijn beloften aan hen vervullen. Daarvoor zal Hij hen met Zijn macht weer enten op hun eigen olijfboom. Dat Hij dat zal doen in de toekomst, is een bewijs te meer dat het volk vandaag niet op zijn eigen olijfboom is geënt. Dit voornemen van God wordt “een verborgenheid” genoemd (Rm 11:25). Een verborgenheid is iets dat in vroegere tijden, de tijd van het Oude Testament, niet bekend was en dat nu bekend wordt gemaakt. De verborgenheid hier gaat over het verwerpen en het weer aannemen van Israël, terwijl in de periode tussen de verwerping en de aanneming God uit de volken een ander volk voor Zijn Naam aanneemt. Dit was in het Oude Testament niet bekend.
Om nu niet wijs te zijn in eigen ogen moeten we eraan denken dat de verharding of verblinding die over Israël is gekomen, niet over geheel Israël is gekomen, maar slechts over een deel. Dat deel is dan wel de massa van de ongelovige Israëlieten, maar het laat toch ruimte voor een overblijfsel. Dit overblijfsel zal het hele Israël vormen dat behouden zal worden. De goddeloze, ongelovige Israëlieten zullen allen door het oordeel zijn omgekomen. Wat overblijft is dan 'heel Israël'.
Met dit ‘nieuwe’ Israël gaat God verder nadat de ‘volheid van de volken zal zijn ingegaan’. Deze laatste uitdrukking betekent dat het christelijk getuigenis op aarde de tijd van zijn getuigenis heeft vol gemaakt, zijn einde heeft bereikt. God heeft het moeten afhouwen (Rm 11:22) omdat het niet in de goedertierenheid is gebleven. Daarna zal Israël weer het voorwerp van Zijn liefde worden.