Inleiding
In dit hoofdstuk begint de geschiedenis van Simson. Die geschiedenis valt in twee delen uiteen. Beide delen worden afgesloten met de opmerking dat hij twintig jaar aan Israël leiding heeft gegeven (Ri 15:20; 16:31). In zijn geschiedenis leren we dat Gods bedoeling, die in Richteren 13 naar voren is gebracht, en de praktijk, twee verschillende dingen zijn. Ook zien we, in een levende illustratie, hoe dicht kracht en zwakheid bij elkaar liggen. Het gaat er niet om een leven zonder moeilijkheden te hebben, maar om het bezit van kracht om die te overwinnen.
Niemand is zonder strijd. Iemand kan door strijd worden gesterkt, maar ook de nederlaag lijden. Die strijd kan veroorzaakt worden door conflicten met bijvoorbeeld ouders, broers of zussen of medegelovigen. Strijd kan ook het gevolg zijn van innerlijke conflicten als resultaat van falen. De vraag is hoe we erop reageren. We zullen nooit volledig ideale leef- en werkomstandigheden vinden. We kunnen denken dat we wel zouden kunnen bewijzen wat we waard zijn als de dingen om ons heen maar anders waren. Bij Simson zien we hoe hij telkens weer krachteloos wordt omdat hij niet in staat is ‘nee’ te zeggen tegen de verleidingen om zich heen. Soms zoekt hij deze verleidingen zelf nog op ook. Daarmee begint zelfs zijn geschiedenis.
1 - 2 Eerste contact van Simson met de vijand
1 Simson ging naar Timna. En toen hij in Timna een vrouw uit de dochters van de Filistijnen had gezien, 2 ging hij weer terug om het zijn vader en zijn moeder te vertellen. Hij zei: Ik heb in Timna een vrouw gezien uit de dochters van de Filistijnen. Welnu, neem haar voor mij tot vrouw.
De eerste stap die iemand zet op de weg in de dienst van God is kenmerkend voor het vervolg. Als het een verkeerde stap is, zullen de kwalijke gevolgen niet uitblijven, zeker als iemand op die verkeerde weg voortgaat. De eerste stap is de weg naar alle volgende stappen. Daarom moet die stap in de goede richting worden gezet. Jona is hiervan een sprekend voorbeeld. Hij krijgt van God de opdracht om naar Ninevé te gaan om daar te prediken, maar hij gaat precies in tegenovergestelde richting. Het gevolg is dat hij in grote moeilijkheden komt en die moeilijkheden ook over anderen brengt (Jn 1:1-15). De weg van God af ga je nooit alleen. Je neemt altijd anderen mee. Dat zien we ook hier, bij Simson. Hij trekt zijn ouders mee op zijn eigenwillige, verkeerde weg.
De eerste stap die Simson zet, is misschien uiterlijk wel in de goede richting. Het zou een goede stap zijn geweest als hij naar Timna was gegaan om de Filistijnen vandaar te verdrijven. Zijn handelen maakt echter duidelijk dat hij niet naar Timna gaat om een opdracht van God te vervullen, maar dat hij wordt gedreven door eigen verlangens. Hij wordt daar verliefd op iemand die nota bene behoort tot de vijanden van God. Hij speelt het klaar om zich met de vijanden van Gods volk te verbinden.
Hieruit kunnen we leren hoeveel aantrekkelijks er kan uitgaan van iets waarvan of iemand van wie Gods Woord toch duidelijk zegt dat we ons daarmee niet moeten verbinden. Wij zijn niet beter dan Simson. De Filistijnen stellen, zoals al gezegd, een systeem van zogenaamd christelijk denken voor dat door de natuurlijke, niet-wedergeboren mens kan worden begrepen. Het zijn ideeën die in de christenheid veel aanhangers opleveren. Ze strelen het vlees, het is aangenaam om naar te luisteren of te kijken.
Een eenvoudig voorbeeld zien we in de prachtige gebouwen die zijn opgetrokken en die ‘huis van God’ worden genoemd, waarin mooie muziek, waarmee de dienst wordt opgeluisterd, het gehoor moet strelen. Dit alles kan grote indruk maken en aantrekkelijk lijken, het kan het aanzien van de godsdienst vergroten. Wat de Filistijnen voorstellen, is toe te passen op alles wat door mensen is uitgedacht om het dienen van God te verfraaien.
Zulke, puur menselijke, bedenksels bewerken dat het christelijk geloof zó aantrekkelijk wordt gemaakt, dat ook niet-wedergeboren mensen zo’n geloof wel willen. Daar kunnen ze zich tenminste prettig bij voelen. Wie liefde opvat voor zulke dingen, valt in de strik waarin ook Simson is gevallen. Dit is een geestelijke les die we hieruit kunnen leren.
Er is ook nog een praktische les te leren. Als een jongeman de Heer wil gaan dienen, is het belangrijk dat hij geen verbindingen aangaat die hem zullen hinderen in die dienst. Daarom moet elke stap gedaan worden onder gebed om leiding. Dit geldt vooral bij de keuze van de vrouw met wie hij samen de Heer wil dienen. Ze moet tot Gods volk behoren en hetzelfde geloof en dezelfde gehoorzaamheid bezitten. Zij zal ook dezelfde gezindheid moeten hebben.
Simson kan door zijn verbinding met de vijand onmogelijk daartegen getuigen. Vrouwen spelen een fatale rol in zijn leven. Hij heeft er drie gehad. Zij stellen de strikken van de duivel voor. De duivel weet precies waarin de krachtigste gelovige zwak is, want iedereen heeft een zwakke plek. Daarom moet ook een krachtige gelovige zich voortdurend bewust zijn van die zwakheid. Dan pas is hij echt sterk (2Ko 12:10).
Timna betekent ‘toegewezen deel’. Simson verlaat zijn eigen erfdeel om er een bij de Filistijnen te zoeken.
3 De ouders van Simson
3 Maar zijn vader zei tegen hem, evenals zijn moeder: Is er onder de dochters van je broeders en onder heel mijn volk geen vrouw, dat je weggaat om een vrouw te nemen van die onbesneden Filistijnen? Maar Simson zei tegen zijn vader: Neem háár voor mij, want zij is in mijn ogen de juiste.
Simson sleept zijn vader en moeder mee op zijn weg van ongehoorzaamheid. Zij zijn nadrukkelijk bij deze geschiedenis betrokken. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor hun meegaandheid, want zij hebben persoonlijke instructies van de HEERE ontvangen. Zij hadden ‘nee’ moeten zeggen. Ze protesteren wel, maar gaan toch mee.
Helaas is dit wel eens de houding van ouders van wie de kinderen een eigenwillige weg gaan. De duivel weet dat er een grote kans is dat de ouders zullen volgen als hij de kinderen op een verkeerde weg kan brengen. Toen Mozes met een dergelijke list te maken kreeg, heeft hij die list doorzien. Hij ging niet in op het voorstel van de farao dat de ouders mochten gaan, als de kinderen maar in Egypte zouden blijven (Ex 10:8-11). Hij wist dat de ouders terug zouden willen keren naar Egypte als ze eenmaal in de woestijn zouden zijn als de kinderen niet meegingen uit Egypte.
Het is niet zo, dat de ouders van Simson hem zonder slag of stoot in deze weg volgen. Zij opperen hun bezwaren. In bedekte termen wijzen zij op het voorschrift van God in Deuteronomium 7 (Dt 7:3). Daar staat dat een Israëliet niet mag trouwen met iemand van de volken die nog in het land wonen.
Ondanks de tegenwerpingen van zijn ouders blijft Simson bij zijn voornemen. In zijn antwoord komt het volgen van zijn eigen verlangens naar voren. Zijn uitspraak “zij is in mijn ogen de juiste”, is geen taal voor een nazireeër die afstand heeft gedaan van eigen genot. Zelfverloochening behoort kenmerkend te zijn voor iemand die door en voor de Heer is afgezonderd. Hij vraagt niet of zij in de ogen van de HEERE de juiste is.
4 Dit is van de HEERE
4 Nu wisten zijn vader en zijn moeder niet dat dit van de HEERE was, dat hij een aanleiding zocht tegen de Filistijnen. Want de Filistijnen heersten in die tijd over Israël.
Dit vers lijkt een tegenstrijdigheid te bevatten. Hoe kan God iets beschikken wat verkeerd is? Maar we moeten goed lezen. Er staat niet dat God iets verkeerds bewerkt. Hij veroorzaakt de zonde niet. Wat Hij wel doet, is de verkeerde daad van Simson gebruiken voor Zijn doel. Zo staat God boven al onze dwaasheden; Hij kan ze gebruiken voor Zijn doel.
Dat God onze dwaasheden kan gebruiken voor Zijn doel, mag en kan nooit een excuus zijn voor het begaan ervan, want Hij is niet de bewerker van onze dwaasheden. Een voorbeeld hiervan lezen we in de toespraak van Petrus op de Pinksterdag in Jeruzalem. Hij zegt tegen het volk: “Hem [dat is de Heer Jezus], door de bepaalde raad en voorkennis van God overgegeven, hebt u door [de] hand van wettelozen aan [het kruis] gehecht en gedood” (Hd 2:23).
Hier zien we aan de ene kant de raad en voorkennis van God en aan de andere kant het slechte handelen van de mens. Het wonderlijke is dat het slechte handelen van de mens, datgene wat hij met de Heer Jezus heeft gedaan, paste in de plannen van God. God heeft de misdaad die de mens tegen de Heer Jezus heeft begaan, gebruikt voor het uitvoeren van Zijn plannen.
Dat pleit de mens niet vrij. Hij staat schuldig aan de dood van de Heer Jezus. Dat God dit gebruikt, maakt Hem groot. Hij gebruikt het schuldige handelen van de mens om Zichzelf erdoor te verheerlijken. Dit alles laat zien, hoe ver God verheven is boven wat wij, mensen, doen.
Iets dergelijks komen we tegen in wat God zegt van de scheuring van Israël in twee en tien stammen, die het gevolg is van de ontrouw van Salomo en Rehabeam. Daarvan zegt Hij: “Deze zaak is bij Mij vandaan gekomen” (2Kr 11:4). Wil dat zeggen dat God die scheuring heeft bewerkt? Volstrekt niet! God is niet de bewerker van het kwaad. Het wil alleen zeggen dat God de ontrouw van de mens gebruikt om Zijn raad te vervullen. Nog eens: dat pleit de mens niet vrij, hij ontvangt de vrucht van zijn handelen. Het laat zien dat God boven de daden van de mens staat, Hij wordt er niet door in verlegenheid gebracht, maar weet ze te gebruiken tot voltooiing van Zijn voornemen.
Nog een voorbeeld, uit de praktijk van het leven. Het sluit nauw aan bij wat hier over Simson wordt gezegd. Als een gelovige jongen met een ongelovig meisje of een gelovig meisje met een ongelovige jongen een relatie aangaat, is dat een verhouding die de Bijbel duidelijk verbiedt: “Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk” (2Ko 6:14). Dat God die relatie kan gebruiken om de ongelovige te redden, staat los van de handelwijze van de gelovige. De redding van de ongelovige is pure genade van God. Het is op geen enkele wijze een verdienste van de gelovige. Die moet zijn zonde belijden, anders zal er voor de aarde geen blijvend geluk uit die relatie voortvloeien.
5 - 7 Simson doodt een leeuw
5 Zo ging Simson met zijn vader en zijn moeder naar Timna. En toen zij bij de wijngaarden van Timna kwamen, zie, een jonge leeuw [kwam] hem brullend tegemoet. 6 Toen werd de Geest van de HEERE vaardig over hem, zodat hij hem uiteenscheurde, zoals men een bokje uiteenscheurt, zonder dat hij iets in zijn hand had. Maar hij vertelde zijn vader en moeder niet wat hij gedaan had. 7 Hij ging verder en sprak met de vrouw. En zij was in Simsons ogen de juiste.
De ouders van Simson volgen hem op zijn verkeerde weg. Denken we ons eens in dat hij, de nazireeër, van wie God heeft gezegd dat “hij zal beginnen Israël te verlossen uit de hand van de Filistijnen” (Ri 13:5), met een Filistijnse gaat trouwen! Op weg naar Timna, dicht bij de wijngaarden, komt er een leeuw op hem af. Het lijkt erop dat hij even een andere weg heeft genomen dan zijn ouders, want die weten later niet wat er is gebeurd, zie ook vers 9. Hieruit zijn weer enkele lessen te leren.
Kijk maar eens naar de wijngaarden. Dat is een uiterst gevaarlijke omgeving voor een nazireeër, die niets van de wijnstok mag eten (Nm 6:3). Simson zoekt het gevaar op. Hij loopt op de grens. Wie een echte nazireeër wil zijn, zal zo ver mogelijk bij gevaarlijke plaatsen vandaan blijven.
Simson doet wat ook in het leven van jonge christenen kan gebeuren. Ze gaan uit nieuwsgierigheid naar plaatsen waarvan ze weten dat het beter is om er niet te komen. De kroeg, de bioscoop, de kermis, de tippelzone van de grote stad, het zijn plaatsen waar een christen niet zonder opdracht van God heen moet gaan.
Als wij eigenwillig zo’n ‘zijweg’ inslaan, is de kans groot dat er ‘een leeuw’ op ons afkomt. De leeuw is hier een beeld van de duivel. “Weest nuchter [dat wil zeggen: laat je niet beïnvloeden], waakt; uw tegenpartij, [de] duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden” (1Pt 5:8). Als wij het pad van de gehoorzaamheid verlaten, komt de duivel op ons af. In 1 Koningen 13 is ook sprake van iemand die op zijn weg een leeuw ontmoet (1Kn 13:23-24). Die leeuw wordt door God gebruikt om de man Gods uit Juda, die is afgeweken van de weg die God hem heeft aangewezen, te doden.
Zover komt het bij Simson niet, zoals het gelukkig ook niet bij jonge gelovigen altijd zover komt als zij uit nieuwsgierigheid verkeerde plaatsen opzoeken. Als het brute geweld of de zuigkracht van de verleiding ineens tot hen doordringt, lopen ze hard weg. Hard weglopen van een verkeerde plaats waar iemand door eigen schuld is terechtgekomen, is een nederlaag die moet worden beleden. Zo iemand laat op die plaats geen getuigenis voor de Heer achter.
Simson gebruikt zijn kracht om zichzelf te bevrijden en niet om de vijand te verslaan. Kenmerkend voor Simson is zijn grote kracht. God heeft hem die enorme lichamelijke kracht gegeven om de Filistijnen te overwinnen. Voor ons betekent dit, dat wij kracht nodig hebben om te overwinnen wat de Filistijnen voorstellen. God heeft ons die kracht ook gegeven: “Want God heeft ons niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid” (2Tm 1:7). Door afhankelijk te zijn van de kracht van de Heilige Geest zullen wij de dingen die mensen hebben bedacht om het christelijk geloof aantrekkelijk te maken, kunnen overwinnen. Dat wil zeggen dat we zulke dingen zullen onderkennen en verwerpen.
De kracht van de Geest wordt niet ervaren als wij ons vlees laten werken. We raken dan gemakkelijk in de ban van wat in het geloof de beleving van de mens centraal stelt en niet wat God ervan zegt. De beleving van het geloof moet in hun ogen een vrolijke boel worden. Dat de Geest toch vaardig over Simson wordt, bewijst dat God boven de eigenwilligheid van Simson staat. Zonder de kracht van de Geest was Simson verloren geweest, want hij is niet in de weg van gehoorzaamheid. Soms kan God daar, waar het vlees zich openbaart, toch daarbovenuit door Zijn Geest iets doen wat tot bescherming van de Zijnen is hoewel zij zich vleselijk gedragen.
Simson heeft in de kracht van de Geest de brullende leeuw overwonnen. Hij realiseert zich dit echter niet, want hij volgt zijn eigen weg. Daardoor valt hij voor de verleiding van een vrouw. De dochters van de Filistijnen stellen beginselen voor die godsdienst aangenaam, aantrekkelijk voor het vlees maken. Daarvoor worden allerlei regelingen in het leven geroepen die het dienen van God ‘smakelijker’ moeten maken, zoals muziek, indrukwekkende sprekers, vlaggen, dansen, uiterlijke franje. De mensen moeten gelokt worden met wat hen aanspreekt. Al die dingen zijn voor de nazireeër geen hulp, maar een hindernis.
8 - 9 Honing uit de dode leeuw
8 Toen hij na enkele dagen terugkeerde om haar [tot vrouw] te nemen, week hij van de weg af om het kadaver van de leeuw te zien. En zie, er zat een bijenzwerm in het lichaam van de leeuw, met honing. 9 Hij nam die [honing] in zijn handen en liep al etend verder. Hij liep naar zijn vader en zijn moeder en gaf hun [er] wat van, en zij aten [ook]. Hij vertelde hun echter niet dat hij de honing uit het lichaam van de leeuw genomen had.
Als Simson op weg gaat om met de Filistijnse te trouwen, bezoekt hij nog even de plaats waar hij de leeuw heeft gedood. Daar ziet hij een bijenzwerm die in het lichaam van de leeuw honing heeft gemaakt. Uit de dood komt een overvloedige en geordende activiteit voort, wat wordt voorgesteld in de bijenzwerm. Het product van de bijen, het resultaat van hun activiteit, is de honing. Samen met de melk vormt de honing de zegen van het land. Israël is een land dat overvloeit van melk en honing (Ex 3:8).
Hier zien we in beeld dat er uit de dood leven voortkomt. Dit beeld spreekt, ondanks dat het verbonden is met een afgeweken Simson, van de dood van Christus “Die de dood tenietgedaan en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht heeft” (2Tm 1:10). De gelovige ontleent alles aan de dood van Christus.
Honing is hier het product van ijverig samenwerkende bijen die zich in het lichaam van een dode leeuw bevinden. Honing stelt het zoete, het liefelijke in de schepping voor, iets wat God heeft gegeven in de natuurlijke verhoudingen tussen de mensen onderling. Een van de kenmerken van de “laatste dagen” (2Tm 3:1) is dat de mensen “liefdeloos”, dat is ‘zonder natuurlijke liefde’ zijn (2Tm 3:3).
Om het zoete van de onderlinge liefde in huwelijk en gezin te kunnen genieten zal die liefde de dood van Christus als basis moeten hebben. Als dat het uitgangspunt van ons leven is, zullen we gaan samenwerken in het bereiden van honing. Dat vereist een actieve samenwerking, die gevoed wordt door liefde. Er is geen ‘Filistijn’ die dit kent. In de dagen die 2 Timotheüs 3 beschrijft, is het hebben van een actief geestelijk leven noodzakelijk en de kracht van God komt ons daarbij te hulp.
Simson neemt van de honing in zijn handen en eet ervan. De hand die de leeuw heeft gedood, is ook de hand die de zegen ervan vasthoudt. Elke overwinning die een gelovige in zijn leven op de duivel behaalt, door bijvoorbeeld een bepaalde verleiding te weerstaan, geeft hem voedsel. Het is immers door Gods kracht dat hij die overwinning heeft behaald. Dat besef maakt dankbaar en voorkomt eigendunk.
Het is overigens jammer dat Simson zijn ouders niets vertelt van zijn ervaringen. Het is een goede zaak om ervaringen die je als jongere met de Heer opdoet, met je ouders te delen. Als ouders de Heer niet kennen, ligt dat moeilijk, maar het is niet onmogelijk. De Heer wil daar de wijsheid voor geven. Er zijn ook ouders die de Heer wel kennen, maar weinig belangstelling tonen. In dat geval kan jouw ervaring misschien een stimulans voor hen zijn om zich meer met de Heer en Zijn Woord te gaan bezighouden. Dan kun je het omgekeerde meemaken van wat we eerder bij Simson hebben gezien, dat hij zijn ouders heeft meegetrokken op een verkeerde weg.
Het is een veronderstelling, maar het kan zijn dat Simson het zijn ouders niet wilde vertellen omdat hij diep in zijn hart wist dat hij bezig was met de uitvoering van een verkeerd plan. Zijn lichamelijke kracht was groot, maar hij had niet voldoende geestelijke kracht om zich uit deze strik te bevrijden. Deze conclusie kunnen we wel trekken uit wat we van hem lezen.
10 - 11 Het feest begint
10 Toen ook zijn vader bij de vrouw aangekomen was, richtte Simson daar een maaltijd aan, want zo deden de jongemannen. 11 En het gebeurde, zodra zij hem zagen, dat zij dertig metgezellen uitkozen, die bij hem zouden blijven.
Als eenmaal de weg naar beneden is ingeslagen, gaat het van kwaad tot erger. Simson gaat hier, om het met de woorden van Psalm 1 te zeggen, zitten “op de zetel van de spotters” (Ps 1:1). Dit is mede het gevolg van het krachteloze optreden van zijn vader. Deze heeft wel een protest laten horen, maar zich verder geschikt naar de wensen van zijn zoon. Een krachtig protest zonder een consequente houding blijft zonder resultaat. Een spreuk in Spreuken 29 waarschuwt voor zo’n houding: “Een slaaf zal zich door woorden geen gehoorzaamheid bij laten brengen, ook al begrijpt hij u, toch komt er geen antwoord” (Sp 29:19).
Simson staat al zo ver onder Filistijnse invloed, dat hij een feestmaal organiseert naar de gebruiken die onder Filistijnse jongeren gangbaar zijn. Het is een feest waaraan de wereld kan meedoen. Het wordt gehouden in overeenstemming met de inzichten en normen van een nieuwe generatie. Voor jonge gelovigen bestaat altijd het gevaar om feest te gaan vieren op een manier die in de wereld gebruikelijk is. De uitdrukking ‘ze doen het allemaal zo’, hoor je nogal eens bij jongeren.
Zo wordt de massa gevolgd in de mode, in het feestvieren en ook in het houden van de samenkomsten van de gemeente. Naar wat het Woord van God over al die dingen te zeggen heeft, wordt nauwelijks meer gevraagd. Wie deze dingen in het licht van de Bijbel wil plaatsen, krijgt te maken met opmerkingen als ‘achterhaald’ of ‘niet meer van deze tijd’.
Simson vraagt zich ook niet af, hoe God wil dat hij te werk zal gaan. Dat kan hij ook niet, want hij is met een verkeerde zaak bezig. We kunnen nu niet anders verwachten, dan dat hem de verkeerde middelen worden aangereikt. En daar blijft het niet bij. Hij is gekomen om één vrouw te trouwen, maar hij krijgt er dertig metgezellen bij.
Dit houdt de les in, dat wie op één punt een compromis sluit, vervolgens op veel meer punten die houding gaat aannemen. Wie één Filistijns beginsel toelaat, neemt er steeds meer over. Er komen steeds meer nuttigheidsredeneringen. Zulke redeneringen worden dan ‘geestelijke vrienden’.
12 - 14 Het raadsel
12 En Simson zei tegen hen: Laat mij u toch een raadsel opgeven. Als u mij dat binnen de zeven dagen van deze bruiloft goed kunt uitleggen en kunt ontdekken [wat het betekent], zal ik u dertig [stel] onderkleren geven, en dertig stel [boven]kleren. 13 Maar als u het mij niet kunt uitleggen, dan moet u míj dertig [stel] onderkleren en dertig stel [boven]kleren geven. Daarop zeiden zij tegen hem: Geef uw raadsel op en laat het ons horen. 14 Hij zei tegen hen: Eten kwam uit de eter, en zoetigheid kwam uit de sterke. En drie dagen [lang] konden zij het raadsel niet uitleggen.
Dan gaat Simson een ervaring die hij door de Geest van God heeft opgedaan, tot vermaak van de Filistijnen gebruiken. Filistijnen zijn mensen die zo’n raadsel nooit zelf kunnen oplossen. Zij kunnen onmogelijk begrijpen dat leven kan voortkomen uit de dood. Ze kunnen misschien wel de goede antwoorden geven. Dat kan echter alleen door die antwoorden van anderen te lenen, of te stelen, maar dat is ook ‘als een Filistijn’ handelen.
Wij moeten het raadsel kunnen oplossen. Wie het raadsel oplost, krijgt andere kleren. Dat is de beloning die in het vooruitzicht wordt gesteld. Het verwisselen van kleren ziet op het veranderen van levensgewoonten. Kleren kunnen we zien; ze horen bij het deel van de mens dat zichtbaar is. Het gezegde ‘kleren maken de man’ is bekend.
We kunnen het raadsel bekijken van de kant van God. Dan betekent het dat ons leven zal veranderen als we een echt begrip gaan krijgen van het feit dat uit de dood van de Heer Jezus voor ons leven tevoorschijn is gekomen. Dat zal invloed hebben op onze houding en ons gedrag, op alles wat de mensen van ons zien. We zullen een nieuwe stijl van leven gaan vertonen.
Het oplossen van het raadsel moet dan wel het gevolg zijn van innerlijke, geestelijke oefening. Als we zover gekomen zijn, leren we inzien dat er niets is wat enige waarde heeft als we het niet hebben ontvangen door de dood van Christus. Het resultaat daarvan wordt zichtbaar in de manier waarop we binnen het gezin of de plaatselijke gemeente met elkaar omgaan: in liefde waaruit voedsel en zoetigheid voortkomen.
Als we echter het raadsel bekijken van de kant van Simson, dan zien we dat hij iemand voorstelt die een ‘geestelijke’ ervaring als een soort amusement meedeelt aan de godsdienstige wereld. Als het raadsel niet geraden wordt, krijgt Simson dertig stel onder- en bovenkleren. Van wie? Van de Filistijnen. Het zal hem geen winst, maar verlies opleveren.
Iemand die te koop loopt met zijn ervaringen, loopt de kans de gewoonten en het gedrag van de christelijke wereld te gaan overnemen. Ook als het raadsel wordt opgelost op een Filistijnse manier, is het resultaat niet dat degene die het raadsel oplost erdoor verandert. We zien wat er gebeurt bij Simson. Wat hij uiteindelijk doet, is de Filistijnen van een aantal extra Filistijnse kleren voorzien (vers 19). De verandering is geen wezenlijke verandering.
Maar nu de betekenis van het raadsel. Wat stelt het voor? De duivel is de eter, de leeuw. Een overwonnen leeuw zorgt voor ‘voedsel’, geestelijk voedsel. Op het kruis is de leeuw verslagen. De Heer Jezus heeft op het kruis door de dood tenietgedaan “hem die de macht over de dood had, dat is de duivel” (Hb 2:14). Daardoor zijn de schatkamers van God opengegaan en kunnen wij ons voeden met alle geestelijke kostelijkheden die het gevolg zijn van de overwinning van de Heer Jezus. Toegepast op onze eigen ervaring geeft een overwinning op de duivel kracht en verkwikking.
15 - 18 Hoe het raadsel is opgelost
15 Toen gebeurde het op de zevende dag dat zij tegen de vrouw van Simson zeiden: Haal uw man over om ons het raadsel uit te leggen. Anders zullen wij u en het huis van uw vader met vuur verbranden. Hebt u ons uitgenodigd om ons ons bezit te ontnemen of zo? 16 Toen ging de vrouw van Simson bij hem [zitten] huilen en zei: Je haat mij alleen maar en houdt niet van mij. Je hebt mijn volksgenoten een raadsel opgegeven en het mij niet uitgelegd. En hij zei tegen haar: Zie, ik heb het mijn vader en mijn moeder niet [eens] uitgelegd, zou ik het jou dan [wel] uitleggen? 17 En zij huilde bij hem op de zevende dag dat zij deze maaltijd hadden. Zo gebeurde het op de zevende dag dat hij het haar uitlegde, want zij bleef bij hem aandringen. Vervolgens legde zij het raadsel uit aan haar volksgenoten. 18 Toen zeiden de mannen van de stad tegen hem, op de zevende dag, voordat de zon onderging: Wat is zoeter dan honing? En wat is sterker dan een leeuw? En hij zei tegen hen: Als u niet met mijn kalf had geploegd, zou u [de betekenis van] mijn raadsel niet hebben ontdekt.
Uit de manier waarop de Filistijnen te werk gaan om achter de oplossing van het raadsel te komen blijkt hun onbarmhartige karakter. Ze dreigen de vrouw van Simson met verbranding als zij hem de oplossing niet ontfutselt en aan hen doorgeeft. De vrouw laat blijken dat zij, ondanks een verbinding met Simson, in wezen een Filistijnse is gebleven. Haar omgang met hem heeft geen invloed gehad op haar hart. Ze voelt zich nog steeds een met de Filistijnen en spreekt in vers 16 over “mijn volksgenoten”.
Zij chanteert hem met een van de sterkste wapens die een vrouw bezit: haar emoties. Daartegen blijkt de sterke Simson niet bestand te zijn. Hij wordt een arme, zwakke Simson die geen geheimen kan bewaren. Dit zal later nog eens gebeuren en dan wordt het hem fataal. Van beide gevallen kunnen we leren dat iets, wat wij als een ongeoorloofde ‘partner’ – in de zin van ongeoorloofde ideeën, gedragingen, verbindingen – in ons leven toelaten, de verrader wordt van ons geheim.
Verraad staat voor heulen met de vijand. Het verraad bestaat in de toepassing hierin, dat we wel als een gelovige de betekenis van het raadsel weten, maar dat we ermee omgaan zoals de vijanden ermee omgaan. Het bewerkt dan ook geen echte verandering in ons leven.
Simson heeft aan het hele feest niet veel vreugde beleefd. Er is niets feestelijks aan als je vrouw probeert je met tranen een geheim te ontfutselen dat je voor jezelf wilt houden. De hele verhouding maakt duidelijk dat ze allebei voor zichzelf leven. Toch is de vrouw de meest gedupeerde in dit verhaal. Zij heeft Simson niet opgezocht, hij heeft haar willen hebben. Door zijn optreden zorgt hij ervoor dat ook voor haar het feest geen onverdeeld genoegen is.
Zo is het in de praktijk vandaag nog steeds. Bij een huwelijk tussen een gelovige en een ongelovige is de ongelovige de dupe, het slachtoffer. De ongelovige denkt iemand te trouwen met wie hij/zij plezier in het leven kan beleven. Zo iemand trouwt in zijn/haar gedachten niet met een christen maar met een vrouw/man. Al gauw blijkt dat de gelovige, als die nog enige waarde toekent aan het geloof, toch niet mee wil naar allerlei gelegenheden of vrienden waar de ongelovige wel naar toe wil gaan. Natuurlijk is daar wel over gepraat in de tijd voor het huwelijk, maar de realiteit dient zich toch pas echt aan als men wat langer getrouwd is.
19 - 20 De beloning
19 Toen werd de Geest van de HEERE vaardig over hem: hij ging naar de Askelonieten en sloeg dertig man van hen dood. Hij nam hun kleren en gaf een stel [daarvan] aan [elk van] hen die het raadsel hadden uitgelegd. Hij was echter in woede ontstoken en keerde weer terug naar het huis van zijn vader. 20 En de vrouw van Simson werd [de vrouw] van zijn metgezel, die hem vergezeld had.
Simson is de verliezer. Hij verliest eerst de uitdaging met betrekking tot het raadsel. Hij moet de afspraak nakomen en voor dertig kledingstukken zorgen. Daarvoor gaat hij naar Askelon, een van de vijf Filistijnse steden. Daar doodt hij dertig mannen en geeft hun kleren aan hen die de oplossing van het raadsel hebben gegeven. De toepassing is dat ‘het raadsel’ van het kruis van de Heer Jezus wel door het ongeloof kan worden ‘beantwoord’, maar dat dit de levens niet werkelijk, innerlijk verandert. De kleding blijft Filistijns.
Het is opmerkelijk dat we hier opnieuw lezen dat de Geest van de HEERE vaardig over hem wordt, terwijl hij toch bezig is om een afspraak na te komen die hij nooit had mogen maken. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat hij hier wel de vijanden van Gods volk bestrijdt en dus bezig is met het uitvoeren van zijn eigenlijke opdracht.
Hij verliest ook zijn vrouw. Zij wordt aan een ander gegeven. Zijn schoonvader heeft er geen idee van of Simson ooit nog zal terugkomen. De man heeft er, als hij zijn dochter aan een ander geeft, geen vermoeden van wat de gevolgen daarvan voor hem en zijn dochter zijn.