De aanwezigheid van de volken te midden waarvan Israël woont, is veroorzaakt door de ontrouw van Israël in het verleden. Maar God laat het daar niet bij. Hij gebruikt deze volken om de trouw van Zijn volk op de proef te stellen. Hij levert hen over aan de resultaten van hun ongehoorzaamheid, maar doet dat, opdat ze weer naar Hem gaan vragen.
Dag aan dag leven ze te midden van deze heidenen. Ze worden daardoor voortdurend op de proef gesteld of zij de HEERE trouw en gehoorzaam zullen blijven en deze vijanden alsnog zullen verjagen. Hun aanwezigheid vormt aan de ene kant een getuigenis van hun ontrouw in het verleden en aan de andere kant is het een uitdaging hun vijanden te verdrijven en in bezit te nemen wat God hun geschonken heeft, of te herstellen wat ze zijn kwijtgeraakt.
Wat stellen deze vijanden voor? Ze zijn een beeld van geestelijke machten die het gedrag van Gods volk willen beïnvloeden. Welke soort invloeden dat zijn, kunnen we opmaken uit de betekenis van hun namen. Aan deze invloeden staat iedere christen of gemeenschap van christenen bloot. De grote vraag is hoe we erop reageren. Geven we eraan toe, laten we ons beïnvloeden door deze vijanden, of gaan we erop af en verslaan we ze met Gods Woord? Dat is de test voor ons in geestelijke zin zoals het voor Israël in letterlijke zin is.
Kanaänieten
Over de betekenis van de naam Kanaän (‘koopman’) is nog een toepassing te maken die we wellicht herkennen. Soms kunnen we ons, zonder dat we het zelf weten of willen, gemakkelijk door deze vijand laten beïnvloeden. Het gaat daarbij niet om financieel voordeel. Er is namelijk ook voordeel te halen in sociaal opzicht. Iets kan een bepaalde status aan iemand geven.
Sommige groten der aarde laten zich erop voorstaan dat ze christen zijn. Wie bij zulke vooraanstaande heren in het gevlei wil komen, zal zich moeten uitgeven voor christen en zich christelijke waarden moeten aanmeten. Het christelijk goed wordt op die manier tot koophandel gemaakt. Het gaat niet om de vraag of iemand echt christen is of alleen in naam. In veel gevallen kan alleen God die vraag beantwoorden. Waar het om gaat, is de handelwijze, de manier waarop met de dingen van God wordt omgegaan.
Ik las daarvan eens een illustratie in de krant. Er werd een lijst gepubliceerd van de top zes van favoriete predikers van de Amerikaanse president Bill Clinton (president van 20-01-1993 tot 20-01-2001). Je vraagt je af, waar dat nu goed voor is. Als je daarbij hoort, scoort dat natuurlijk goed, zeker als je nummer één voor hem bent. Het zet de persoon van de prediker in het zonnetje en ook zijn achterban. Dat levert winst op. Als je voor Clinton nummer 1 of 5 of 6 bent, zullen er veel meer komen die zich bij jou en jouw groep willen aansluiten. Velen identificeren zich veel liever met een gevierd en invloedrijk persoon in de wereld dan met een verworpen en verachte Christus in de hemel. Hoe God de waarde en winst van zo’n top zes beoordeelt, zullen we maar aan Hem overlaten.
Hethieten
Hun naam betekent ‘zonen van de verschrikking’. De invloed die zij uitoefenen ligt in de sfeer van het inboezemen van angst. Deze vijand is erop uit om de monden van de christenen te snoeren. Zijn beproefde wapen is angst. Veel christenen zijn bang om hun mond open te doen om van hun Heer te getuigen. Het kan daarbij gaan om een woord tegenover onbekeerde mensen, maar ook om een woord te midden van gelovigen.
Waarom doen zo weinig gelovigen aan evangelisatie? Waarom doen zo weinig kinderen van God in de gemeente hun mond open om God te danken of om te bidden? Angst heeft het volk van God in zijn greep. Bang om af te gaan, bang om je gezicht te verliezen. Bang, omdat je teveel met jezelf bezig bent. Als het hart vol is van de Heer Jezus, worden schroom en angst overwonnen, want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over (Mt 12:34b34Adderengebroed, hoe kunt u goede dingen spreken, terwijl u boos bent? Want uit de overvloed van het hart spreekt de mond.). De aanwezigheid van deze vijand is de uitdaging om je bezig te houden met de Heer Jezus. Dan kun je hem verslaan.
Amorieten
Zij zijn de ‘praters’, dat is een van de betekenissen van hun naam. Het is een heel andere vijand dan de vorige die je de mond snoert. Iemand kan veel praten, maar zonder echt iets te zeggen. Een gemakkelijke prater gebruikt veel woorden. Let wel, het gaat hier om een vijand. Het gaat om praten als een negatief kenmerk.
Er zijn christenen die bang zijn om te getuigen van de Heer Jezus, maar die wel hele verhalen kunnen ophangen over christelijke waarden. Kijk maar eens naar de ‘christelijke’ politiek. Deze vijand moet worden overwonnen door gemeenschap met de Heer. Wanneer het “denken van Christus” (1Ko 2:1616Want ‘wie heeft [het] denken van [de] Heer gekend, dat hij Hem zou onderrichten?’ Maar wij hebben [het] denken van Christus.) het gedachteleven gaat besturen, worden de ‘praters’ verslagen. Dan krijgen de woorden inhoud en werken ze iets uit in hen die ze horen.
Ferezieten
Ferezieten betekent onder andere ‘regeerders’. Zij stellen een geestelijke klasse voor die boven het gewone volk staat. Zij zijn de mensen die het kunnen weten, want zij hebben er per slot van rekening voor gestudeerd. Het gaat niet om wat zij zeggen, maar om wat zij zijn. Iemand die niet gestudeerd heeft, geen titel voor zijn naam heeft, kan niet met gezag spreken. In een gemeenschap waar dit geldt, zijn de Ferezieten de baas.
Het onderwijs van de Heer Jezus dat Hij geeft als Hij op aarde is, wordt onder andere niet geaccepteerd, omdat Hij niet de papieren bezit die men nodig oordeelt (Jh 7:1515De Joden dan verwonderden zich en zeiden: Hoe is Deze zo geleerd zonder onderwezen te zijn?). Vandaag werkt dat nog steeds zo. Iemand die geen erkende godsdienstige opleiding heeft gevolgd, wordt in grote delen van de christenheid niet serieus genomen, hoezeer hij ook Gods waarheid spreekt. Er wordt gewoon niet naar hem geluisterd, want hij is geen ‘vakgenoot’. Deze vijand wordt overwonnen door te luisteren naar wat de Heer Jezus in Lukas 22 zegt (Lk 22:25-2725Hij echter zei tot hen: De koningen van de volken heersen over hen, en zij die gezag over hen voeren, worden weldoeners genoemd.26U echter niet aldus, maar laat de grootste onder u als de jongste zijn, en de voorganger als een die dient.27Want wie is groter, hij die aanligt of hij die dient? Niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Degene Die dient.).
Hevieten
De Hevieten vormen de tegenhangers van de Ferezieten. In tegenstelling tot de Ferezieten, de ‘regeerders’, zien we in de Hevieten de ‘dorpsbewoners’. Dat is de betekenis van hun naam. Zij zijn de gewone mensen, de leken. Zij maken zich niet druk om de uitleg van de Bijbel. Daar hebben ze hun ‘regeerders’ voor die door hen worden betaald. Het gemak dient de mens, en als men er ook nog voor betaalt, kan men daarmee het geweten geruststellen. Veel christenen vinden het wel fijn als ze geen verantwoordelijkheid hoeven te dragen en onthouden zich van elke activiteit.
In 1 Korinthiërs 12 komen we zowel de Ferezieten als de Hevieten tegen. Daar horen we iemand zeggen dat hij “niet van het lichaam” is (1Ko 12:15-1615Als de voet zegt: Omdat ik geen hand ben, ben ik niet van het lichaam, – is hij daarom niet van het lichaam?16En als het oor zegt: Omdat ik geen oog ben, ben ik niet van het lichaam, – is het daarom niet van lichaam?). Het lijkt erop dat hier een ‘Heviet’ aan het woord is. Hoewel het gaat om iemand die ontevreden is over de plaats die hij in het lichaam heeft, kan het wel worden toegepast op deze vijand. Het resultaat van gemakzucht en ontevredenheid is namelijk hetzelfde: er gebeurt niets.
Ieder kind van God heeft zijn eigen, unieke plaats in het lichaam (de gemeente) en mag, ja moet zelfs de functie die daarbij hoort, uitoefenen. Zijn functie is tot nut van het hele lichaam (de hele gemeente).
We beluisteren ook een ‘Fereziet’ (1Ko 12:21-2221Het oog nu kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig; of ook het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig.22Integendeel, de leden van het lichaam die de zwakkere schijnen te zijn, zijn des te noodzakelijker;). Hij kan het alleen wel af en heeft de anderen niet nodig. Hij staat erboven.
Beide vijanden worden overwonnen door te letten op wat God heeft gewild (1Ko 12:18,2518Maar nu heeft God de leden, elk van hen, in het lichaam gesteld zoals Hij heeft gewild.25opdat er geen verdeeldheid in het lichaam is, maar de leden voor elkaar gelijke zorg dragen.). God wil dat dit zichtbaar wordt in de plaatselijke gemeente (1Ko 12:2727En u bent [het] lichaam van Christus en ieder afzonderlijk leden.) en daarom moeten deze vijanden worden ‘verjaagd’.
Jebusieten
De Jebusieten sluiten de rij. De betekenis van hun naam, ‘vertrappers’, laat het eindresultaat zien van wat we in de vorige vijanden hebben opgemerkt. Zij vertrappen alles wat van God is. Ze lopen het onder de voet. Ze lijken op de honden en de varkens van Mattheüs 7 (Mt 7:66Geeft het heilige niet aan de honden en werpt uw parels niet voor de varkens; opdat zij ze niet misschien met hun poten vertrappen en zich omkeren en u verscheuren.). De Heer Jezus waarschuwt daar Zijn discipelen dat ze “het heilige” en “uw parels” niet aan hen zullen geven, want ze zullen het vertrappen en verscheuren.
Bij ‘het heilige’ kunnen we denken aan het avondmaal. Dat is niet voor onbekeerde mensen, maar alleen voor hen die door bekering tot God en geloof in de Heer Jezus tot de gemeente behoren. Ongelovigen begrijpen niets van de betekenis ervan. Ze hebben geen deel aan het verlossingswerk van de Heer Jezus. Het enige wat ze met het avondmaal kunnen doen, is het met hun voeten vertrappen.
Bij ‘uw parels’ kunnen we denken aan de kostbare waarheden die in de Bijbel staan over de gemeente en over zoveel zegeningen van de gelovige. Al deze waarheden zijn niet bestemd voor ongelovigen, maar voor gelovigen. Onbekeerde mensen kunnen deze kostbare waarheden niet waarderen. Ze maken ze belachelijk en bespotten ze. Daarom moeten we daarover niet met hen spreken.
Deze vijand kan overwonnen worden door erop toe te zien, dat geen onbekeerde toegelaten wordt aan de tafel van de Heer. We mogen niet toelaten dat iemand die geen leven uit God heeft, deel kan nemen aan de dienst in de gemeente. Dit kan door het handhaven van tucht in de gemeente, zoals de Schrift dat aangeeft onder andere in 1 Korinthiërs 5. Dit kan ook door ons te houden aan wat Paulus zegt in 2 Korinthiërs 6-7 en in 2 Timotheüs 2 (2Ko 6:14-1814Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk. Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis?15En welke overeenstemming heeft Christus met Belial? En welk deel heeft een gelovige met een ongelovige?16En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn [de] tempel van [de] levende God, zoals God gezegd heeft: ‘Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn’.17Daarom, ‘gaat weg uit hun midden en scheidt u af, zegt [de] Heer, en raakt niet aan wat onrein is,18en Ik zal u aannemen; en Ik zal u tot Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt [de] Heer, [de] Almachtige’.; 2Ko 7:11Daar wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bevlekking van [het] vlees en van [de] geest, en [de] heiligheid volbrengen in [de] vrees van God.; 2Tm 2:16-2216Maar onttrek je aan ongoddelijk gezwets;17want zij zullen voortgaan tot toenemende goddeloosheid en hun woord zal als kanker voortwoekeren. Onder hen zijn Hymenéüs en Filétus,18die van de waarheid zijn afgeweken door te zeggen dat <de> opstanding al heeft plaatsgehad en die het geloof van sommigen omverwerpen.19Evenwel, het vaste fundament van God staat en heeft dit zegel: [De] Heer kent hen die de Zijnen zijn; en: Laat ieder die de Naam van [de] Heer noemt, zich onttrekken aan ongerechtigheid.20In een groot huis nu zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommige wel tot eer, maar andere tot oneer.21Als dan iemand zich van deze [vaten] reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid.22Maar ontvlucht de begeerten van de jeugd en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart.).