1 - 16 De groeten en nog veel meer
1 Ik nu beveel u Fébe aan, onze zuster, die <ook> een dienares is van de gemeente die in Kenchreeën is, 2 opdat u haar ontvangt in [de] Heer, op een wijze de heiligen waardig, en haar bijstaat in elke zaak waarin zij u nodig mocht hebben; want ook zijzelf heeft bijstand verleend aan velen, ook aan mijzelf. 3 Groet Prisca en Aquila, mijn medearbeiders in Christus Jezus 4 (die voor mijn leven hun hals gewaagd hebben; niet ik alleen dank hen, maar ook alle gemeenten van de volken), 5 en de gemeente in hun huis. Groet Epénetus, mijn geliefde, die [de] eersteling van Asia is voor Christus. 6 Groet Maria, die veel voor u gearbeid heeft. 7 Groet Andrónicus en Junias, mijn verwanten en medegevangenen, die vermaard zijn onder de apostelen, die ook vóór mij in Christus zijn geweest. 8 Groet Ampliatus, mijn geliefde in [de] Heer. 9 Groet Urbanus, onze medearbeider in Christus, en Stachys, mijn geliefde. 10 Groet Apelles, de beproefde in Christus. Groet hen die tot de [huisgenoten] van Aristobúlus behoren. 11 Groet Heródion, mijn verwant. Groet hen die de [huisgenoten] van Narcissus in [de] Heer zijn. 12 Groet Tryféna en Tryfósa, die in [de] Heer arbeiden. Groet Persis, de geliefde, die veel gearbeid heeft in [de] Heer. 13 Groet Rufus, de uitverkorene in [de] Heer, en zijn moeder en de mijne. 14 Groet Asýncritus, Flegon, Hermes, Pátrobas, Hermas, en de broeders bij hen. 15 Groet Filólogus en Julias, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen bij hen. 16 Groet elkaar met een heilige kus. Al de gemeenten van Christus groeten u.
V1-16. De groeten! En wat een namen. Soms breek je je tong erover. Zouden we dit stukje maar niet over slaan? Toch maar niet doen! Voor Paulus betekenen die namen veel. Het zijn mensen die ook bij de Heer Jezus horen. Hier heb je nu een praktische uiting van verbondenheid. De groeten doe je aan mensen voor wie je iets speciaals voelt, met wie je je op een bepaalde manier verbonden weet. Het zijn mensen die je niet dagelijks ziet. Misschien heb je ze zelfs nog nooit gezien en alleen maar van ze gehoord, maar wat je van hen gehoord hebt, geeft je dat gevoel van verbondenheid, van bij elkaar horen.
Daarbij kan het bemoedigend zijn om van iemand de groeten te krijgen. Je weet dan: Er is iemand die aan mij denkt. Dat doet je goed. Groeten zijn daarom niet onbelangrijk. Ze onderstrepen iets wat je met elkaar deelt. Wanneer iemand tegen je zegt dat je de groeten aan die broeder of die zuster moet doen, is dat een belangrijke opdracht. Zo zegt Paulus hier tegen de gelovigen in Rome dat ze aan een aantal broeders en zusters de groeten moeten doen.
Wat in deze groeten opvalt, is dat er aan veel namen iets wordt toegevoegd. Voor Paulus zijn het niet zomaar een paar namen. Met ieder van hen die hij noemt, heeft hij een eigen relatie. Zo is jouw relatie met iedere broeder en zuster een andere. Als je oog krijgt voor dit onderscheid, is dat een enorme verrijking in je omgang met je broeders en zusters. Er zijn ook namen die Paulus opnoemt zonder er iets aan toe te voegen. Je kunt je afvragen of daar dan niet iets speciaals van te vermelden viel. Was er niets waardoor zij opvielen? Waren dat saaie broeders of zusters? Ik denk het niet. Het waren onopvallende broeders en zusters die er helemaal bij hoorden en met wie Paulus zich ook verbonden voelde. Hij kende hen.
Je ziet dat onderscheid ook bij de discipelen van de Heer Jezus. Van sommigen weten we maar weinig omdat er maar een paar keer iets over hen gezegd wordt. Van anderen weten we juist veel omdat er veel over hen verteld wordt. Maar er zijn er ook van wie we alleen hun naam weten. Wat ze gedaan hebben, wordt voor ons verborgen gehouden, maar God weet het en Hij vergeet niet dat naar waarde te schatten.
God gaat met ieder Zijn weg. Misschien kan er van jou iets meer verteld worden dan alleen je naam, maar noodzakelijk is dat niet. Als het gebeurt, moet het niet jou belangrijk maken. Het moet duidelijk zijn dat je gedreven wordt door je liefde voor de Heer Jezus. Je ziet dat ook bij veel van de namen die Paulus noemt. Vaak staat er iets bij over de Heer Jezus. Daarin lag het motief van hun bezigheden. Ik zal van een paar namen iets zeggen. Over de andere namen moet je zelf maar eens nadenken.
Van al de namen die Paulus noemt, is de eerste die van Fébe, “onze zuster” (vers 1). Hier zie je dat Paulus een open oog heeft voor de dienst van de zusters. En er worden nog meer zusters genoemd in deze verzen. Fébe is toch wel een bijzondere vrouw geweest. Ze heeft de gelovigen op een praktische manier gediend. Ze heeft hen misschien gastvrij in haar huis ontvangen. Of ze ging bezoekjes maken. Misschien heeft ze bemoedigende brieven geschreven. In elk geval heeft ze door haar dienen aan velen “bijstand verleend” (vers 2). Dat wil zeggen dat ze door wat ze deed, velen heeft gesteund en geholpen, waardoor de anderen zich gesterkt hebben gevoeld. Ook Paulus zelf heeft dat als een zegen ervaren.
Hij kan haar daarom aanbevelen aan de gelovigen in Rome. Als Fébe bij hen komt, moeten ze haar op een passende wijze ontvangen en haar hulp en steun verlenen. Dit is een echte aanbevelingsbrief voor Fébe.
Dan is er nog een echtpaar dat Paulus speciaal onder de aandacht van de gelovigen in Rome brengt. Zij heet Prisca of Priscilla en zijn naam is Aquila (vers 3). Zie je dat hier de vrouw weer het eerst wordt genoemd? Hun namen worden vaker genoemd, ook wel in omgekeerde volgorde. Als het gaat om het dragen van verantwoordelijkheid of het uitleggen van het Woord van God wordt Aquila eerst genoemd. En als het gaat om een praktische dienst in een gezin, die toch voornamelijk neerkomt op de vrouw, wordt Priscilla het eerst genoemd. Zo is dat ook hier. Je kunt uit Handelingen 18 opmaken dat Paulus bij hen heeft gelogeerd (Hd 18:1-3). Uit het vervolg van Handelingen 18 blijkt dat het lang niet ongevaarlijk was om een man als Paulus in huis te nemen. Dit echtpaar heeft zelfs hun leven voor hem gewaagd. Paulus is hun daar dankbaar voor.
Ook de gemeenten van de volken mogen wel dankbaar zijn. Door hun moed kunnen zij verder profiteren van de dienst van Paulus. Zo mag jij er ook aan denken dat, wat je voor een dienaar van de Heer doet, ook een dienst is aan anderen die door deze dienaar gediend worden.
Tot slot wil ik je nog wijzen op het laatste deel van vers 16. Paulus vraagt niet alleen aan de gelovigen of zij de groeten willen doen aan zijn bekenden, maar hij laat de gelovigen in Rome ook groeten door allen die met hem verbonden zijn. “Al de gemeenten van Christus groeten u.” De gemeente in Rome is verbonden met al de gemeenten van Christus die er op allerlei plaatsen op aarde zijn.
Wat is het fijn als dat ook beleefd wordt. Je zult er al wel achter zijn gekomen dat de gemeente erg verdeeld is. Is het dan toch mogelijk die eenheid van de gemeente te beleven? Ja, dat is vandaag de dag nog steeds mogelijk. Hoe dat beleefd kan worden, daar gaat de volgende brief, de eerste brief aan de Korinthiërs, uitvoerig op in.
Lees nog eens Romeinen 16:1-16.
Verwerking: Schrijf een kaartje of stuur een berichtje met de groeten aan iemand die al lang niets van jou heeft gehoord.
17 - 24 Wees wijs in het goede
17 En ik vermaan u, broeders, geeft acht op hen die tweedracht en aanleidingen tot vallen verwekken tegen de leer die u geleerd hebt, en onttrekt u aan hen. 18 Want zulke [mensen] dienen niet onze Heer Christus, maar hun eigen buik; en door vleitaal en lofspraak bedriegen zij de harten van de argelozen. 19 Want uw gehoorzaamheid is ter [kennis van] allen gekomen. Ik verblijd mij daarom over u; maar ik wil dat u wijs bent jegens het goede, maar rein jegens het kwade. 20 De God nu van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heer Jezus <Christus> zij met u! 21 U groeten Timotheüs, mijn medearbeider, en Lucius, Jason en Socípater, mijn verwanten. 22 Ik, Tertius, die de brief geschreven heb, groet u in [de] Heer. 23 U groet Gajus, de gastheer van mij en van de gehele gemeente. U groet Erastus, de rentmeester van de stad, en de broeder Quartus. 24 <De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen. Amen.>
V17. In Romeinen 14 heb je gezien dat in de gemeente in Rome de broeders en zusters niet over alle dingen hetzelfde denken. Het gaat daar over het wel of niet onderhouden van bepaalde dagen en ook het eten of niet eten van bepaald voedsel. Er zijn broeders en zusters in Rome die nog niet helemaal vrij zijn van de invloed van de Joodse godsdienst. Dat zijn verschillen waar ze mee moeten leren leven, waar ze elkaar in moeten verdragen. Nu gaat Paulus hun iets zeggen over mensen die ze niet moeten verdragen. Verdraagzaamheid is een mooie eigenschap als het gaat om zwakheden, maar verdraagzaamheid is verkeerd als het gaat om verkeerde, zondige, verderfelijke dingen. Die mag je niet verdragen.
Als er mensen onder de gelovigen zijn die tweedracht en aanstoot verwekken tegen de leer die je hebt geleerd, moet jij je aan hen onttrekken. De duivel is er altijd op uit om tweedracht of ruzie te veroorzaken tussen de gelovigen. Vaak gaat hij daarbij te werk zoals hij dat bij Eva, in het begin van de Bijbel, bij de zondeval, deed. Hij komt dan met de stiekeme vraag: “Is het echt zo dat God gezegd heeft?” (Gn 3:1). Daar zaait hij twijfel in het hart van Eva over wat God duidelijk heeft gezegd. Zo probeert hij ook twijfel te zaaien onder de gelovigen over “de leer”.
V18. ’De leer’ is geen droge, saaie theorie, maar het levende onderwijs van het Woord van God. Toch zijn er altijd mensen die je willen laten geloven dat het allemaal niet zo bedoeld is als het in de Bijbel staat en zoals jij het hebt geleerd. Die mensen moet je links laten liggen. Zulk soort mensen hoor je niet over de Heer Jezus spreken, maar altijd over zichzelf. Ze weten precies hoe ze de dingen moeten zeggen om argeloze gelovigen te misleiden. Deze mensen dienen niet onze Heer Christus, maar hun eigen buik. Het gaat alleen om henzelf.
V19. Ik hoop dat ook van jouw gehoorzaamheid gezegd kan worden dat die ter kennis van allen is gekomen, dat andere broeders en zusters dat bij jou hebben opgemerkt. Dan zul jij geen prooi worden van deze tweedrachtzaaiers. Om jezelf tegen deze mensen te beschermen is het noodzakelijk dat je wijs bent in het goede, maar rein ten opzichte van het kwade. Houd je daarom met de goede dingen bezig en niet met de verkeerde dingen. Houd je bezig met het Woord van God en met de Heer Jezus. Je hoeft je niet in de zondige praktijken van de wereld te verdiepen om te weten hoe slecht alles is. Houd je er maar ver vandaan. Je hoeft het kwaad niet uit te proberen. Als je het doet, ga je eraan ten onder.
Heel wat jonge mensen zijn uit nieuwsgierigheid begonnen met occulte spelletjes en er langzaamaan in verstrikt geraakt. Hoeveel zijn er niet die om de spanning eens te voelen een keer zijn gaan gokken en er vervolgens aan verslaafd zijn geraak? Zo zijn er ook die om stoer te doen een sigaretje met ‘wat erin’ hebben gerookt en in de drugswereld zijn terechtgekomen. Probeer de zonde niet uit! Laat je waarschuwen!
De wereld waarin je leeft, is op dit moment nog in handen van de satan, hij is nu nog “de overste van deze wereld” en “de god van deze eeuw” (Jh 12:31; 2Ko 4:4). Misschien weet je uit bittere ervaring hoe verdorven de wereld is. Als je nog maar net tot bekering en geloof gekomen bent, zul je wel een afschuw hebben van het kwaad. Dan wil je je er wel rein van houden. Toch komen al snel weer de verleidingen op je af om weer mee te gaan doen. Zorg er daarom voor wijs te worden in het goede. Houd vol!
V20. De satan mag het dan nu nog in de wereld te zeggen hebben, binnenkort zal hij onder onze voeten verpletterd worden. En weet je door wie? Door “de God van de vrede”. Merkwaardig, vind je niet? De satan is erop uit om onvrede te brengen. De God van de vrede zal daar een einde aan maken. Als je dat voor je aandacht houdt, zul je zelf vrede in je hart houden. Zo blijf je gericht op de God van de vrede en dan krijgt de satan bij jou geen kans om je met het kwade bezig te laten zijn. Om dat in je leven waar te maken wordt jou de genade van “onze Heer Jezus <Christus>” toegewenst.
V21-24. Er volgen nog een paar groeten van afzonderlijke gelovigen aan de gemeente in Rome. Daaronder is Tertius. Hij heeft opgeschreven wat Paulus hem dicteerde. Zo deed Paulus dat meestal. Als een soort handtekening zette hij dan wel eens persoonlijk een groet aan het slot, zoals in 1 Korinthiërs 16 (1Ko 16:21). In een uitzonderlijk geval schreef hij de brief zelf. De situatie in de gemeenten in Galatië was zo ernstig, dat Paulus daarvoor eigenhandig de pen opnam om hun hierover te schrijven (Gl 6:11). Als Paulus gebruikmaakt van een schrijver, maakt dat het gezag van wat hij laat opschrijven natuurlijk niets minder. Hij, als apostel, is de afzender.
Alles wat hij in deze brief heeft laten opschrijven, wilde God jou laten weten. In deze brief aan de Romeinen gaat het vooral om jouw rechtvaardiging voor God. Daarmee is lang niet alles gezegd wat God je te zeggen heeft. In de volgende verzen, de laatste van deze brief, zul je alvast iets horen over de dingen die God nog meer in Zijn hart heeft om je bekend te maken.
Lees nog eens Romeinen 16:17-24.
Verwerking: Hoe kun je wijs zijn in het goede?
25 - 27 Een lofprijzing
25 Hem nu Die machtig is u te bevestigen naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar [de] openbaring van [de] verborgenheid, die in [de] tijden van de eeuwen verzwegen is geweest, 26 maar die nu is geopenbaard en door profetische Schriften, naar [het] bevel van de eeuwige God, tot geloofsgehoorzaamheid aan alle volken is bekendgemaakt, 27 [de] alleen wijze God, door Jezus Christus, Hem zij de heerlijkheid tot in <alle> eeuwigheid! Amen.
V25. Paulus komt aan het einde van de brief tot een lofprijzing aan God. Hij heeft God voor zijn aandacht. God vult zijn hele gezichtsveld. God is zo groot voor hem, dat hij in deze laatste verzen nog een paar dingen over Hem zegt die uitgaan boven het onderwerp van de brief. Als hij zo over God en Zijn evangelie – dat hij hier “mijn evangelie” noemt – heeft mogen spreken, is zijn hart zo vol, dat hij het bij wijze van spreken niet kan laten iets te zeggen over de “openbaring van [de] verborgenheid”.
Je bent het woord ‘verborgenheid’ al eerder in deze brief tegengekomen (Rm 11:25) en je zult het vaker in het Nieuwe Testament tegenkomen. Met dit woord wordt, zoals eerder gezegd, iets bedoeld dat in het Oude Testament verborgen was, dat onbekend was, maar dat in het Nieuwe Testament is bekendgemaakt. Paulus wijdt daar niet verder over uit, maar door het te noemen laat hij toch merken dat er meer is dan wat je in deze brief hebt ontdekt. Dat wil niet zeggen dat deze brief niet zo belangrijk zou zijn. Zonder de bestudering van deze brief kun je het wel vergeten om meer van de verborgenheid te gaan begrijpen. Het onderwijs van andere brieven van Paulus, vooral in de brief aan de Kolossenzen en de brief aan de Efeziërs, sluit nauw aan op het onderwijs in de brief aan de Romeinen.
Als ik je een goed advies mag geven: Lees de brief aan de Romeinen regelmatig door, bijvoorbeeld elk jaar een keer. Dan blijf je in direct contact met de basis van je geloofsleven. En op die basis kun je dan je verdere studie van de Bijbel opbouwen.
God is machtig om je te bevestigen in wat je in deze brief hebt geleerd. Je hoeft dat zelf niet krampachtig vast te houden. De Heer Jezus is toch alles voor je? Toen het Woord gepredikt werd, heb je Hem leren kennen. Hij staat in het centrum van Gods plannen en gedachten. Door Hem aan te nemen als Heiland en Heer ben je met Hem verbonden. De Heer Jezus is niet op aarde, maar in de hemel. Weet je wat dat betekent? Dat je verbonden bent met een Heer in de hemel; en omdat de hemel de woonplaats van God en de Heer Jezus is, hoor jij daar ook thuis.
Is dat dan zo bijzonder, zul je misschien zeggen. Ja, dat is bijzonder. De mens is geschapen om op aarde te leven. Het hele Oude Testament laat dat zien. De hoogste zegen die de gelovigen in het Oude Testament kenden, was een leven op aarde onder de regering van de Messias. De Heer Jezus zal het Middelpunt van de aarde zijn. Van Hem zal elke zegen over de aarde uitgaan en de hele aarde zal Hem eren. Naar die tijd verlangden de gelovigen in het Oude Testament, daar zagen ze naar uit. Dat zal trouwens ook prachtig zijn en wij mogen daar ook naar verlangen en naar uitzien.
V26. Maar in het Nieuwe Testament krijgen we met zegeningen te maken die daar ver bovenuit gaan. Daar kon niet over worden gesproken in de tijd van het Oude Testament, daar werd toen over gezwegen, het bleef verborgen. Maar nu is het geopenbaard. God heeft het bevel gegeven om bekend te maken dat er mensen bij de Heer Jezus in de hemel zullen zijn. Dat zijn mensen die in Hem geloven nadat Hij naar de hemel is teruggegaan. Vanuit de hemel heeft Hij toen de Heilige Geest naar de aarde gezonden om deze mensen bij elkaar te voegen en tot een eenheid te maken. In andere brieven worden deze mensen die zo bij elkaar horen ‘de gemeente’ genoemd. In die andere brieven zul je ontdekken wat een geweldig voorrecht het is om bij de gemeente te horen.
De gemeente bestond al in het plan en het hart van God voordat de wereld er was. Om die gemeente te vormen is het bevel van de eeuwige God uitgegaan om Jezus Christus onder de volken te prediken. Wie zich in het geloof aan Hem onderwerpt, mag deel uitmaken van de gemeente. De gemeente zal tot in eeuwigheid in de hemel, in het Vaderhuis, zijn. Tot in eeuwigheid zal de gemeente de lof en eer geven aan Hem Die in Zijn grote genade en liefde aan mensen, die in zichzelf zondaars zijn, zo’n alles overtreffende plaats heeft gegeven.
V27. De alleen wijze God is de Enige Die dit kon uitdenken. Zijn Zoon Jezus Christus is de Enige Die het kon uitvoeren. Wie anders kon het bedenken om nietige mensjes, moordenaars van Gods Zoon, op te tillen naar de hoogte van het Vaderhuis? Wie anders dan alleen God kon dat doen op een manier die ons eeuwig tot bewondering en aanbidding zal brengen? Hij zond Zijn Zoon naar de aarde, terwijl Hij wist wat de mensen met Hem zouden doen. En op dezelfde plaats waar mensen de Heer Jezus hebben vermoord, kunnen diezelfde mensen alle zegeningen ontvangen die God in Zijn hart had om te geven.
Door Jezus Christus en Zijn werk op het kruis zal God tot in eeuwigheid door deze mensen de heerlijkheid gegeven worden die Hij alleen waard is.
Lees nog eens Romeinen 16:25-27.
Verwerking: Geef God de eer voor alles wat Hij jou van Zichzelf en van Zijn Zoon heeft laten zien.