1 - 5 Overgeleverd aan Pilatus
1 En terstond, ‘s morgens vroeg, beraadslaagden de overpriesters met de oudsten en schriftgeleerden en de hele Raad, en zij bonden Jezus en brachten Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus. 2 En Pilatus ondervroeg Hem: Bent U de Koning der Joden? Hij nu antwoordde hem en zei: U zegt het. 3 En de overpriesters beschuldigden Hem van veel dingen. 4 Pilatus nu ondervroeg Hem opnieuw en zei: Antwoordt U helemaal niets? Zie, van hoeveel zij U beschuldigen. 5 Jezus antwoordde echter helemaal niets meer, zodat Pilatus zich verwonderde.
Het proces tegen, de uitspraak over en de mishandeling van de Beklaagde hebben in de nacht plaatsgevonden. Wanneer de nacht voorbij is en het eerste daglicht zich begint te vertonen en de ondervragers aan hun trekken zijn gekomen in het bespotten van de Heer Jezus, beraadslagen de aanklagers en rechters. Ze hebben zelf niet het recht van terechtstelling. Ze moeten met Hem naar Pilatus voor het officiële proces. Ze hebben de toestemming van Pilatus nodig om Hem te doden. Zijn dood zal dan op Romeinse wijze plaatsvinden, dat wil zeggen door kruisiging.
Voor het transport naar Pilatus binden ze de Heer Jezus. Wat een dwaasheid te menen de almachtige God te kunnen binden. De almachtige God laat Zich echter in Christus binden. Wat een dwaasheid ook om Hem te binden Die zoveel zegen heeft verspreid en daarmee te zeggen: ‘Je mag niet meer zegenen.’ De mens legt hiermee zijn eigen oordeel vast. Hij Die Simson de kracht gaf om zich van zijn touwen te ontdoen (Ri 16:12), laat Zich gewillig binden, meevoeren en overleveren aan Pilatus.
Als Hij voor Pilatus staat, ondervraagt deze Hem. De hogepriester had Hem gevraagd of Hij de Christus was. Die vraag was voor hem als godsdienstig leider belangrijk. De overpriesters weten dat ze daarmee niet bij Pilatus kunnen aankomen. Daarom beschuldigen ze Hem voor Pilatus ervan dat Hij Zich tot Koning heeft verklaard en dus een bedreiging voor de keizer vormt. Dat blijkt uit de vraag van Pilatus.
Voor hem als regeerder is de vraag belangrijk of Jezus “de Koning der Joden” is. Hij stelt die vraag. Evenals op de vraag van de hogepriester geeft de Heer ook op deze vraag antwoord omdat het een vraag is naar Zijn Persoon. Hij antwoordt alleen als het om de waarheid gaat; Hij antwoordt niet als het gaat om het onrecht dat Hem wordt aangedaan. Zijn antwoord is niet ‘Ik ben het’, maar een wat vager “u zegt het”. Daarmee bindt Hij Zijn antwoord op het geweten van Pilatus. Markus beschrijft niet de uiteenzettingen van de Joden voor Pilatus. Hij richt de blik geheel op de toegewijde Dienaar Die vol overgave Zijn dienstwerk verricht.
De overpriesters doen hun uiterste best om Hem zo zwart mogelijk te maken, zodat Pilatus Hem wel zal moeten veroordelen. Wat is de mens toch diep gezonken als hij zijn best doet om zoveel mogelijk belastend materiaal te verzamelen tegen Hem Die God geopenbaard in het vlees is en Die gekomen is om mensen te redden van het eeuwig oordeel. Zij laten zich door niets anders dan door haat leiden.
Pilatus is een totaal onverschillig mens die alleen aan zichzelf en zijn positie denkt. Hij weet ook wat er bij de Joden achter zit om Christus veroordeeld te krijgen, terwijl hij ook weet en het zelfs heeft uitgesproken dat Christus onschuldig is. Toch heeft hij Hem ten slotte veroordeeld.
Hij ziet een Gevangene voor zich zoals hij nog nooit heeft gehad. Hier staat een Mens voor hem Die op geen enkele beschuldiging ingaat en niets ter verdediging van Zichzelf inbrengt. Hij kent de woeste taferelen en scheldpartijen tussen aanklagers en aangeklaagden die zich voor hem hebben afgespeeld. Deze Gevangene is een grote uitzondering. De Joden willen Hem voorstellen als oproermaker, terwijl Hij de volmaakt Rustige is.
“Hij deed Zijn mond niet open. Als een lam werd Hij ter slachting geleid; als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij Zijn mond niet open” (Js 53:7). Over deze houding verwondert Pilatus zich. Een dergelijke overgave is voor de ongelovige totaal onbegrijpelijk en helaas voor veel gelovigen ook. Voor de gelovigen is de Heer Jezus hierin een voorbeeld dat zij moeten navolgen (1Pt 2:21-23).
6 - 15 Jezus of Barabbas
6 Nu liet hij hun op [elk] feest één gevangene los, die zij begeerden. 7 Nu was er iemand, Barabbas geheten, gebonden met de oproermakers die in het oproer een moord hadden begaan. 8 En de menigte kwam naar voren en begon [hem] te vragen hun te doen zoals hij gewoon was. 9 Pilatus echter antwoordde hun en zei: Wilt u dat ik de Koning der Joden voor u loslaat? 10 Want hij wist dat de overpriesters Hem uit afgunst hadden overgeleverd. 11 De overpriesters echter zetten de menigte op, dat hij liever Barabbas voor hen moest loslaten. 12 Pilatus nu antwoordde opnieuw en zei tot hen: Wat wilt u dan dat ik zal doen met <Hem Die u> de Koning der Joden <noemt>? 13 Zij nu riepen opnieuw: Kruisig Hem! 14 Pilatus nu zei tot hen: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? Zij nu riepen des te meer: Kruisig Hem! 15 Pilatus nu wilde de menigte een genoegen doen en liet hun Barabbas los; en Jezus leverde hij, na Hem gegeseld te hebben, over om gekruisigd te worden.
Pilatus zoekt een compromis. Hij wil de Joden een genoegen doen en toch een onschuldige niet veroordelen. Door dit compromis te zoeken bewijst hij zijn onrechtvaardigheid en veroordeelt hij zichzelf, want hij had de Onschuldige moeten vrijlaten zonder daarover te onderhandelen.
Pilatus heeft naar zijn idee wel een aanvaardbare kandidaat om naast Jezus te plaatsen. Het is Barabbas. Markus beschrijft deze man uitvoeriger dan de andere evangelisten. Barabbas betekent ‘zoon van de vader’. Dat is de Heer Jezus ook. Maar wat een wereld van verschil. Barabbas heeft de duivel tot vader. Dat is uit zijn daden gebleken.
Hij is een oproermaker, zoals zijn ‘vader’, en een moordenaar, zoals diezelfde ‘vader’ van het begin af is (Jh 8:44). Tegelijk is hij een vertegenwoordiger van het volk dat ook in oproer is tegen God en op het punt staat in dat oproer de Zoon van God te vermoorden. Door Barabbas naast Jezus te plaatsen laat Pilatus het volk kiezen tussen een moordenaar, iemand die het leven van een ander neemt, en Iemand Die Zelf Zijn leven zal geven en aan anderen leven geeft.
De menigte dringt erop aan dat hij hun zal doen, zoals hij gewoon was. Dat gaf vermaak en discussie. Voor dit spel zijn ze ook nu wel te vinden. In dit evangelie gaat het initiatief daartoe van de Joden uit.
Pilatus tracht de keus van het volk te beïnvloeden door hun voor te stellen Christus los te laten Die hij “de Koning der Joden” noemt. God bestuurt de dingen zo, dat de Joden moeten kiezen tussen de moordenaar en Hem Die het leven geeft, tussen de oproermaker en de volmaakte Dienaar van God. Vandaag is de keus tussen dezelfde personen en dagelijks wordt massaal dezelfde keus gemaakt voor Barabbas.
Pilatus is op de hoogte van de afgunst van de overpriesters op de Heer Jezus. Hij weet dat ze Hem haten omdat Hij Zich niet aan hun gezag onderwerpt en omdat Hij grote invloed heeft op het volk. Afgunst is een van de ergste en meest voorkomende zonden onder gelovigen. Het is de oorsprong van alle zonden. Het is de eerste zonde in de schepping, zowel bij de engelen – de duivel – als bij de mensen – Adam en Eva.
De overpriesters doen hun verderfelijke werk en zetten de menigten op, dat zij om de vrijlating van Barabbas moeten vragen. In dit evangelie zijn het vooral de priesters in wie de haat en vijandschap tegen Christus worden gevonden. We zien hoe wispelturig de volksgunst is als er geen geloof in Christus is. Massaal heeft de menigte van Hem geprofiteerd toen Hij zegenend onder hen was. Nu het erop lijkt dat Zijn zegenende rol is uitgespeeld en ze geen profijt meer van Hem kunnen hebben, staan ze open voor de suggesties van de overpriesters. Daarom roepen ze om de vrijlating van Barabbas. Ze kiezen de dood in plaats van het leven. Dat is de toestand van de mens.
Pilatus probeert het nog een keer en nu met een andere vraag. Als ze dan voor Barabbas kiezen, wat willen ze dan dat hij met hun Koning doet? Met al zijn diplomatie werkt Pilatus de vijanden van de Heer steeds meer in de hand. Hij meent slim te zijn, maar is gewoon een instrument van de satan. Hij zoekt alleen zijn eigen belang, terwijl hij probeert alle partijen te vriend te houden. Hij is een slappeling en corrupt, iemand die de volksgunst meer liefheeft dan het recht. Een rechter die het volk vraagt wat er met een gevangene moet gebeuren uit angst voor opstand en, als gevolg daarvan, ruzie met zijn superieuren, is een corrupte en karakterloze rechter.
Met zijn vraag legt Pilatus de beslissing in handen van de menigte. Hiermee is hij zijn greep op het volk en op de uitoefening van het recht kwijt. Met zijn vraag legt hij hun de eis in de mond om Hem te kruisigen. Dat is wat ze willen en niets anders!
Pilatus doet een laatste poging om het volk tot rede te brengen. Hij vraagt hun wat dan wel het kwaad is dat Hij gedaan zou hebben. Hij wil een reden hebben om Hem te veroordelen. De menigte is echter door het dolle heen. Ze willen bloed zien, Zijn bloed. Elke poging om Jezus vrij te laten wordt beantwoord met een nog beslistere schreeuw om Zijn dood.
De slechtheid en verdorvenheid van de mens worden in wat hier gebeurt in al hun verschrikkelijke facetten openbaar. In uitingen van haat en verderf wordt de Heer Jezus niets bespaard. Om Hem gaat het in dit hele spektakel. Het gedrag van iedere betrokkene wordt bepaald door Wie Hij is. Hij werpt licht op iedere mens (Jh 1:9).
Dan geeft Pilatus toe aan de wil van het volk en laat hun Barabbas los. De man die veroordeeld is vanwege moord, mag vrijuit gaan. Zo bevrijdt de Heer zelfs bij deze gebeurtenis – het proces tegen Hem – een ander ten koste van Zichzelf. Nooit heeft Hij Zichzelf gered, altijd bevrijdde, zegende en redde Hij anderen ten koste van Zichzelf.
Alle uitingen en elke handeling van Pilatus getuigen van de willoosheid van deze man die de vertegenwoordiger is van het gezag van Rome. Hij is hier alleen bezig met en voor zichzelf en bekommert zich niet om waarheid en recht naar de norm van God. Pilatus levert de Heer over omdat hem dit het beste uitkomt. Hij geselt Hem zelfs nog. Al gebeurt het letterlijk door soldaten, hij is verantwoordelijk, want hij geeft de opdracht.
16 - 20 Bespot
16 De soldaten nu leidden Hem in de voorhof, dat is het pretorium, en zij riepen de hele legerafdeling samen. 17 En zij deden Hem een purperen mantel om en na een doornenkroon gevlochten te hebben zetten zij Hem die op 18 en begonnen Hem te begroeten: Gegroet, Koning der Joden! 19 En zij sloegen Zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieën en huldigden Hem. 20 En toen zij Hem hadden bespot, deden zij Hem de purperen mantel af en deden Hem Zijn kleren aan; en zij leidden Hem naar buiten om Hem te kruisigen.
Pilatus geeft zijn soldaten de vrije hand om met de Heer te doen wat ze maar willen. Dit is afleiding voor hen. De hele legerafdeling wordt opgeroepen, allemaal worden ze verzameld om zich met Hem te vermaken.
Ze drijven de spot met Hem door Hem als een koning aan te kleden. Ook kronen ze Hem, maar dan met een kroon van doornen. Ze maken die eigenhandig. Zonder dat ze dit beseffen, wordt door het plaatsen van deze kroon van doornen op Zijn hoofd gesuggereerd dat Hij de oorzaak van de vloek is die door de zonde in en over de schepping is gekomen. Na de zondeval bracht de aarde immers dorens en distels voort (Gn 3:18).
Wat een prachtig spel! De soldaten vermaken zich enorm. En de Heer Jezus laat het toe, evenals Zijn God. De soldaten gaan helemaal op in hun spel en groeten Hem spottend als “de Koning der Joden”. Wat een ontzetting zal hen bevangen als ze eens voor deze Koning zullen staan als Hij op Zijn troon zit.
Elke pijniging die Hem maar kon worden bezorgd, heeft Hij ondergaan. Na de geseling, die Hij intens heeft gevoeld en waarbij Zijn rug een bloederige massa is geworden (Ps 129:3), slaan zij met een rietstok de dorens van de kroon diep in Zijn hoofd. De rietstok waarmee ze slaan, is geen rietje, maar een echte stok. Weer wordt Hij bespuwd, het teken van de diepste minachting. Ze knielen in zogenaamd eerbetoon voor Hem neer. Elke smaad die Hij maar kon ondervinden, is Hem aangedaan. Er is geen verachting te grof om Hem aan te doen. Toch komt er geen verzuchting tot God of een woord van vervloeking over hen over Zijn lippen. Hij verdraagt alles in Zijn ziel met Zijn God. Dit is de weg die Hij moet gaan en die Hij gaat, zonder klagen.
Als ze zijn uitgeraasd, doen ze Hem het spotkleed af en doen Hem Zijn eigen kleren weer aan. Dan leiden ze Hem naar buiten om Hem te kruisigen. Nu komt de weg naar het kruis, de weg die de Heer voorgaat voor allen die Hem willen volgen. Daarover heeft Hij gesproken tot Zijn discipelen. De wereld heeft voor ons ook niets anders, als we tenminste de Heer willen volgen. Hij vraagt ons het kruis dagelijks vrijwillig op ons te nemen en Hem te volgen in Zijn verwerping (Lk 9:23).
21 - 27 De kruisiging
21 En zij dwongen een voorbijganger, een zekere Simon van Cyréne die van [het] veld kwam, de vader van Alexander en Rufus, om Zijn kruis te dragen. 22 En zij brachten Hem op de plaats Golgotha, dat is vertaald: Schedelplaats. 23 En zij gaven Hem met mirre gemengde wijn; maar Hij nam die niet. 24 En zij kruisigden Hem en verdeelden Zijn kleren door het lot erover te werpen wat ieder mocht nemen. 25 Het was nu het derde uur toen zij Hem kruisigden. 26 En het opschrift met Zijn beschuldiging luidde: De Koning der Joden. 27 En met Hem kruisigden zij twee rovers, een aan Zijn rechterhand en een aan Zijn linkerhand. [28 Dit vers is als niet-authentiek weggelaten.]
De Heer Jezus is zozeer verzwakt door alle mishandelingen, dat het dragen van het kruis een enorme last voor Hem is. Hij, Die het heelal draagt door het woord van Zijn kracht (Hb 1:3), is zo waarachtig Mens, dat Zijn krachten uitgeput zijn vanwege het doorstane lijden. Toch schrijft Hij dat lijden niet toe aan de mensen die Hem dat aandoen, maar aan Zijn God (Ps 102:24).
De soldaten denken dat Hij wellicht onder de last zal bezwijken nog voordat ze Hem hebben gekruisigd. Daarom dwingen ze een – voor hen toevallige – voorbijganger Zijn kruis voor Hem te dragen. Het is symbolisch dat Simon “van [het] veld kwam”. Zijn taak zat erop, hij was uitgewerkt. Door het kruis van de Heer Jezus op zich te nemen wordt hij eengemaakt met de verachting die het deel is van de Heer. Van Simon wordt extra vermeld dat hij de vader van Alexander en Rufus is. Rufus wordt later door Paulus “de uitverkorene in de Heer” genoemd (Rm 16:13). God zegent wat de vader doet ook door zijn kinderen te zegenen.
De soldaten brengen hun Gevangene naar de plaats van de terechtstelling. Golgotha is een heuvel net buiten Jeruzalem, buiten de legerplaats (Hb 13:13). Vanwege de vorm van de heuvel die van een afstand op een schedel lijkt, wordt deze plaats waarschijnlijk zo genoemd. Het is tevens een symbolische naam voor de vele terechtgestelden.
De kruisiging is de gruwelijkst denkbare marteldood. Met het oog daarop werd aan veroordeelden een mengsel van wijn met mirre te drinken gegeven dat als een verdoving werkte. Dat middel wordt de Heer ook gegeven, maar Hij weigert het te nemen (Ps 69:22). Hij wil het lijden in volledig bewustzijn ondergaan.
Dan wordt de Heer gekruisigd. Markus en ook de andere evangelisten beschrijven die daad in sobere bewoordingen. Het lijden is echter afschuwelijk. De Heer wordt aan het kruis genageld, spijkers gaan door Zijn handen die altijd alleen goed hebben gedaan. Nadat zij Zijn handen hadden gebonden, worden ze nu doorgraven. Op deze wijze ‘waardeert’ de mens Hem Die God in genade en zegen aan hen heeft geopenbaard.
Zijn kleren, die spreken van Zijn hele openbaring onder hen, is het enige wat te verdelen valt. Meer bezittingen heeft Hij niet. Hij laat geen fortuin na. Alleen Zijn kleren zijn nog wat waard. Ze dobbelen erom wat ieder mag nemen. Wie zou er later in een kledingstuk lopen waarin de Heer Jezus heeft gelopen?
Het tijdstip van de kruisiging wordt duidelijk aangegeven. De Heer heeft zes uur aan het kruis gehangen. Alle zes uur was Hij het brandoffer, dat wil zeggen een offer dat volkomen aan God is gewijd en waarin God volkomen welgevallen vindt (Lv 1:1-17). Er zijn twee tijdsperioden van elk drie uur. De eerste periode van drie uur is van het derde tot het zesde uur, naar onze tijdsrekening van ‘s morgens negen uur tot twaalf uur. In die drie uur was Hij wel het brandoffer, maar nog niet het zond- en schuldoffer.
Markus vermeldt ook het opschrift boven het kruis. Dat opschrift geeft de beschuldiging weer en de reden van Zijn kruisdood. Hij hangt daar omdat Hij heeft gezegd dat Hij de Koning der Joden is. Om Zijn smaad te vergroten en Zijn vernedering volkomen te maken wordt Hij in het midden van twee rovers geplaatst, alsof Hij de grootste rover is. Naar de Schrift wordt Hij onder de misdadigers gerekend (Js 53:12). Zo waren ze Hem ook gevangen komen nemen. Als tegen een rover waren ze tegen Hem opgetrokken (Mk 14:48).
29 - 32 Aan het kruis bespot
29 En de voorbijgangers lasterden Hem, terwijl zij hun hoofden schudden en zeiden: Ha, U Die het tempelhuis afbreekt en in drie dagen opbouwt, 30 verlos Uzelf en kom van het kruis af! 31 Evenzo spotten ook de overpriesters onder elkaar met de schriftgeleerden en zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. 32 Laat de Christus, de Koning van Israël, nu van het kruis afkomen, opdat wij zien en geloven! Ook zij die met Hem gekruisigd waren, smaadden Hem.
De voorbijgangers lasteren de Heer, terwijl ze tegelijkertijd toch de waarheid zeggen. Als mensen voorbijgangers zijn en niet stilstaan bij het kruis om de realiteit daarvan te verstaan, worden ze lasteraars (Kl 1:12). Zij lasteren Hem omdat ze vanuit zichzelf – en nu niet aangezet door de overpriesters – de Heer voor leugenaar uitmaken. Voor hen zijn de uitspraken die Hij heeft gedaan, onwaar. Door die uitspraken aan te halen maken ze onbewust Zijn heerlijkheid en volmaaktheid bekend. Tevens helpen ze mee die uitspraak waar te maken. Ze zijn bezig de tempel van Zijn lichaam af te breken die Hij na enkele dagen weer zal opbouwen.
De uitdaging om Zichzelf te verlossen en van het kruis af te komen bewijst hun blindheid voor Gods plan. Als Christus Zichzelf had verlost, was er voor niemand redding geweest. Als Hij van het kruis was afgekomen, zou ieder mens Gods oordeel zelf moeten dragen. De macht van Zijn liefde voor Zijn God en ook voor de gemeente en voor iedere individuele gelovige hield Hem aan het kruis.
De bespotting door de overpriesters onder elkaar met de schriftgeleerden is onbedoeld ook een bijdrage aan Zijn heerlijkheid. Ze spreken een diepe waarheid uit. Nooit heeft Hij Zichzelf gered, altijd heeft Hij alleen aan anderen gedacht. Hij heeft inderdaad anderen verlost, en Zichzelf kon Hij niet verlossen omdat banden van liefde Hem aan het kruis hielden.
Ze hebben al zoveel van de Heer Jezus gezien en blijven ondanks dat toch volharden in hun ongeloof. Hun ongeloof is zo hardnekkig gebleken, dat zelfs als Hij van het kruis zou afkomen, ze toch niet zouden geloven. Om te geloven is een nederige en verslagen geest nodig.
Ook die met Hem gekruisigd zijn, smaden Hem. De vernedering van de Heer en de haat van de mens zijn zo groot, dat de mens zelfs in zijn eigen doodsstrijd tijd vindt om het lijden van Gods Zoon nog groter te maken. En waarom? Hij had hen toch geen kwaad gedaan? De haat van de mens tegenover Hem wordt daar in al zijn facetten openbaar. Alles is tegen Hem. Maar het ergste moet nog komen.
33 - 37 Het sterven van de Heer Jezus
33 En toen [het] zesde uur was gekomen, kwam er duisternis over het hele land tot [het] negende uur toe. 34 En op het negende uur riep Jezus met luider stem: Eloï, Eloï, lemá sabachtháni? – dat is vertaald: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? 35 En sommigen van hen die daarbij stonden en dit hoorden, zeiden: Zie, Hij roept Elia. 36 Iemand nu liep snel, vulde een spons met zure wijn, stak ze op een rietstok en gaf Hem te drinken en zei: Wacht, laten wij zien of Elia komt om Hem eraf te nemen. 37 Jezus nu liet een luide schreeuw horen en stierf.
Dan breekt het zesde uur aan. Het is midden op de dag. Als de zon op het hoogste punt aan de hemel staat, komt er plotseling volslagen duisternis over het hele land. Tot nu toe is alle lijden van de Heer door iedereen waar te nemen geweest. Het lijden voor de zonde dat nu volgt, vindt plaats in duisternis, zonder dat een menselijk oog dit kan waarnemen. Deze duisternis duurt drie uur.
In deze drie uren duisternis wordt de Zoon van God beladen met de zonden van allen die in Hem geloven en wordt Hij tot zonde gemaakt door God en oordeelt God Hem. Hij spaart Hem niet. Het oordeel dat God aan Zijn eigen geliefde Zoon voltrekt, wordt aan mensenogen onttrokken. De afrekening vindt plaats tussen God en Zijn Zoon alleen. In deze uren is de Heer Jezus behalve het brandoffer ook het zond- en schuldoffer (Leviticus 4-5).
Als de drie uren duisternis voorbij zijn, horen we de klacht van de Heer dat Zijn God Hem heeft verlaten. Dit is Zijn grootste lijden. In die uren is God, Die altijd met Hem was, tegen Hem. Het zwaard van Gods gerechtigheid is ontwaakt tegen de Man Die altijd Zijn Metgezel is geweest (Zc 13:7).
De eerste drie uren leed de Heer van de kant van de mens. In de tweede drie uren leed Hij van de kant van God. Het gevolg van de eerste drie uren is dat de mens zijn schuld tegenover God groter heeft gemaakt en tot een hoogtepunt heeft gebracht. Gods antwoord hierop is Zijn oordeel over de mens. Het gevolg van de tweede drie uren is de verzoening die God kan aanbieden aan zelfs de grootste lasteraar.
De klacht van de Heer is de vraag aan God – Die Hij “Mijn God” noemt – waarom Hij Hem heeft verlaten. Hij wist het wel, maar Hij spreekt deze klacht uit, opdat wij zouden begrijpen hoe enorm Zijn lijden was vanwege het verlaten worden door God. Hij was door alles heengegaan met Zijn God, terwijl allen Hem hadden verlaten, maar nu was Hij ook door God alleen gelaten.
Deze eenzaamheid is de eenzaamheid die ieder mens eeuwig zal kennen die in ongeloof sterft, maar zonder die vraag naar het waarom. Ieder mens die in de hel is, zal weten waarom dat is. Tegelijk zal zijn eenzaamheid door hem op een geheel andere wijze worden ervaren. Hij, Wiens diepste vreugde het was in Gods nabijheid te zijn en dat ook altijd was, heeft op unieke wijze het gemis ervaren. Geen enkele ongelovige die verloren zal gaan, zal dat ooit zo beleven. Hij is daarin de Enige.
Als de drie uren duisternis voorbij zijn, gaat de bespotting gewoon verder. De uitleg van Zijn woorden als zou Hij om Elia roepen, is daarvan een bewijs. Het kan ook zijn dat iemand deze opmerking maakt die de taal niet verstaat en Elia hoort noemen, terwijl de Heer “Eloï” zegt.
De Heer heeft dorst. Iemand geeft Hem te drinken, opdat Hij wat langer zou leven en Zijn roep om Elia mogelijk verhoord zou worden. Zo spot de mens met Hem. Maar Zijn leven en Zijn sterven zijn niet in handen van mensen. Hij sterft op de tijd die God heeft bepaald. Geheel in overeenstemming daarmee geeft de Heer op dat moment vrijwillig Zijn geest over in de handen van de Vader.
Hij sterft niet van uitputting, maar legt Zelf Zijn leven af (Jh 10:17-18). Wat heeft Hij nog meer te doen in een wereld waarin Hij alleen leefde om de wil van God te volbrengen? Alles is voleindigd en Hij moet noodzakelijk heengaan omdat Hij door de wereld is verworpen. Daardoor is er in deze wereld geen plaats meer voor Zijn barmhartigheid tegenover haar.
Hij geeft de geest, gehoorzaam tot het einde toe, om in een andere wereld – hetzij voor Zijn ziel gescheiden van het lichaam, hetzij in de heerlijkheid – een leven te beginnen waar het kwaad nooit kan inkomen en waar de nieuwe mens volmaakt gelukkig zal zijn in de tegenwoordigheid van God.
38 Het voorhangsel scheurt
38 En het voorhangsel van het tempelhuis scheurde in tweeën, van boven naar beneden.
Nu de dood is tenietgedaan en de enige rechtvaardige grondslag is gelegd voor het leven en de verlossing, is het Joodse systeem daarmee veroordeeld. Het vonnis wordt voltrokken aan dat wat daarvan het karakteristieke en centrale kenmerk vormde: het voorhangsel. Dit voorhangsel duidde in beeld aan dat God binnen was en de mens buiten stond.
Het grote wonder is dat door de dood van Christus tegelijk God tot de mens naar buiten komt en de mens tot God kan naderen. Het directe resultaat van Zijn dood is een vrije toegang tot God. Het is een daad van God: Hij scheurt het voorhangsel van bovenaf naar beneden. De toegang tot God is vrij. De mens kan naar binnen gaan in de tegenwoordigheid van God op grond van het bloed van Christus (Hb 10:19).
39 - 41 De hoofdman en de vrouwen
39 Toen nu de centurio die daarbij stond tegenover Hem, zag dat Hij zo <roepend> was gestorven, zei hij: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon! 40 Nu stonden er ook vrouwen uit de verte toe te zien, onder wie ook Maria Magdalena was en Maria, de moeder van Jakobus de kleine en van Joses, en Salóme, 41 die, toen Hij in Galiléa was, Hem volgden en Hem dienden, en vele andere [vrouwen] die met Hem naar Jeruzalem waren opgetrokken.
Zijn volk heeft Hem verworpen en vergenoegd Zijn dood waargenomen. Er is ook een Romeinse hoofdman die Zijn dood heeft waargenomen, maar die daardoor tot de belijdenis komt dat Hij de Zoon van God was. Deze heiden belijdt als waarheid wat de overpriesters als aanleiding hebben genomen voor Zijn veroordeling en dood (Mk 14:61-64).
Van de discipelen is niemand bij het kruis te vinden, maar er staan wel vrouwen. Deze vrouwen laten een grotere toewijding zien en volgen de Heer Jezus verder dan de discipelen, die zijn gevlucht. Zeker staan ze op grote afstand van Hem, maar ze hebben Hem niet uit het oog verloren. De dood bracht geen scheiding aan tussen de harten van deze zwakke vrouwen en de Heer omdat ze Hem liefhadden.
Vrouwen worden in groten getale in het gevolg van de Heer Jezus gevonden. Zij tonen een groter medegevoel dan mannen. Zij komen over het algemeen ook eerder tot bekering dan mannen omdat zij een groter gevoel hebben van de ellende en smart die door de zonde in de wereld zijn gekomen. Daardoor zoeken zij in hun zwakheid hulp en ondersteuning bij de ware Boaz (Ru 2:1). Boaz betekent ‘in Hem is kracht’. Mannen zijn minder gevoelig voor ellende en smart en daardoor minder snel geneigd tot het zoeken van hulp bij een Ander.
42 - 47 De begrafenis
42 En toen het al avond was geworden, omdat het [de] voorbereiding was, dat is [de] voorsabbat, 43 kwam Jozef van Arimathéa, een aanzienlijk raadsheer, die ook zelf het koninkrijk van God verwachtte, en waagde het naar binnen te gaan naar Pilatus en het lichaam van Jezus te vragen. 44 Pilatus nu verwonderde zich dat Hij al gestorven was, en nadat hij de centurio bij zich had geroepen, ondervroeg hij hem of Hij al <lang> gestorven was. 45 En toen hij het van de centurio had vernomen, schonk hij Jozef het lichaam. 46 En na een stuk linnen gekocht te hebben nam hij Hem af, wikkelde Hem in het stuk linnen en legde Hem in een graf dat uit een rots was gehouwen, en hij wentelde een steen voor de ingang van het graf. 47 Maria Magdalena nu en Maria, de [moeder] van Joses, zagen waar Hij gelegd was.
Deze dag loopt ten einde, een dag die eeuwig herdacht zal worden omdat daarop een werk is verricht waarvan de gevolgen tot in alle eeuwigheid gezien zullen worden. Voor de Joden is het ook een speciale dag omdat het de voorsabbat is waarop in dit geval ook de voorbereiding voor het Pascha plaatsvindt. Voor het geloof is de grote voorbereiding voor het ware Pascha tot stand gebracht, want het Lam van het Pascha is gestorven (1Ko 5:7). Het ongeloof gaat door met het volgen van godsdienstige gewoonten waar God van gruwt.
De dood van de Heer Jezus is de aanleiding voor een verborgen discipel om naar voren te komen. Jozef neemt de moed om naar Pilatus te gaan en hem om “het lichaam van Jezus te vragen”. Hij is een aanzienlijk raadsheer met wie Pilatus mogelijk vaker overlegd heeft over bestuurlijke zaken. De nederige Dienaar wordt in Zijn dood gediend door een aanzienlijk raadsheer. Innerlijk was Jozef een discipel van de Heer. Hij zag uit naar Zijn regering. Nu vereenzelvigt hij zich openlijk met een verworpen en gestorven Koning.
Pilatus verwondert zich erover dat de Heer al gestorven is. Normaal is de kruisiging een langzame dood waarbij de dood soms pas intreedt na dagen van het vreselijkste lijden. Bij de Heer Jezus duurde het slechts enkele uren. Hij had niets meer te doen. Het had daarom geen zin om langer te blijven leven. Als Enige kon Hij Zijn leven afleggen op het moment dat daarvoor gekomen was.
Pilatus wil zekerheid aangaande de dood van deze bijzondere Veroordeelde. Als hij van de centurio de bevestiging heeft van de dood van Jezus, geeft hij Zijn lichaam vrij. Jozef mag het hebben. Terwijl geen enkel familielid van de Heer naar voren komt om zich over Hem te ontfermen als Hij gestorven is, heeft God toch iemand die voor Zijn Zoon zorgt.
De tabernakel van de Zoon van God die Hij zojuist heeft verlaten, blijft niet zonder dit eerbetoon dat Hem toekomt van de zijde van de mensen. God zorgt daarvoor. Jozef wikkelt Hem in een stuk linnen. De Heer wordt begraven in doeken. Hij werd ook in doeken gewikkeld toen Hij geboren was (Lk 2:7). Het reine linnen past bij de reine Dienaar, evenals een rein graf, dat nooit met de dood in aanraking is geweest.
Ook bij deze handelingen zijn de vrouwen toeschouwers. Zij blijven bij hun Heer, gehecht als ze aan Hem zijn. Waar Hij is, willen zij zijn. Dit is het gezelschap dat aanwezig is bij Zijn begrafenis. De Heer is in de grootste armoede en eenzaamheid gestorven. Nu Hij wordt begraven, is er geen massa mensen aanwezig.