Inleiding
Nehemia 5 is een soort tussenzin. Daarin zien we Nehemia bezig met de onlusten onder het volk. In die tijd horen we niets van de vijand. Als er onrust is onder Gods volk, hoeft de vijand zich niet in te spannen. Maar Nehemia heeft de onrust weggenomen en gaat nu weer verder met de bouw. Dan laat ook de vijand weer van zich horen. Nehemia zelf is nu het doelwit van hun vijandschap. Ze weten: als hij wordt uitgeschakeld, is het met het werk gedaan.
1 - 2 Een nieuwe list
1 Het gebeurde, toen Sanballat, Tobia en Gesem, de Arabier, en onze overige vijanden ter ore kwam dat ik de muur herbouwd had en dat daarin geen bres was overgebleven – tot die tijd had ik evenwel [nog] geen deuren in de poorten geplaatst – 2 dat Sanballat en Gesem [boden] naar mij stuurden om te zeggen: Kom, laten we elkaar ontmoeten in Kefirim, in het dal Ono. Zij dachten mij echter kwaad te doen.
De openlijke tegenstand is overwonnen (Nehemia 4). Ook de binnenlandse onlusten zijn overwonnen (Nehemia 5). Nu probeert de duivel het via list. De tegenstand neemt toe naarmate de muur zijn voltooiing nadert. De vijand balt al zijn kracht en listen samen om de afronding te verhinderen. Dat geldt ook voor ons. Wij leven in de eindtijd. De strijd zit er bijna op. Dat weet de satan ook. Daarom doet hij al het mogelijke om ons onderuit te halen en Gods plan te verijdelen.
Verschillende pogingen worden gedaan om de herbouw van de muur te stoppen. De vijand maakt daarvoor gebruik van diverse listen. Maar alle listen worden doorzien omdat de bouwers zich eenvoudig hechten aan het Woord van God. De bouw van de muur wordt voltooid (vers 15). Er is geen bres meer overgebleven, er is geen verborgen weg meer om de stad stiekem binnen te komen.
De eerste list is die van het beleggen van een conferentie, noem het een vredesconferentie. Het gesprek met elkaar moet een compromis opleveren. Maar Nehemia loopt niet in die val. Zou het dan niet op zijn minst beleefd zijn geweest van Nehemia om te luisteren naar wat ze te zeggen hebben? Nee. Hij heeft niets met de vijanden te doen. Wat zij te zeggen hebben, kan nooit een bijdrage aan het werk zijn. De vijand begrijpt niets van de motieven waardoor een man van geloof zich laat leiden en wordt zelf geleid door volkomen tegengestelde motieven.
Na het belachelijk maken van het werk in het begin verandert de vijand zijn tactiek en probeert Nehemia te laten afdalen naar het dal. Het is wat we vandaag kunnen horen als mensen zeggen: ‘Doe niet zo fanatiek; sluit je bij ons aan.’ De vijand doet alsof er een gemeenschappelijk belang is. Als Nehemia op het voorstel zou ingaan, zou hij er blijk van geven dit met de vijand eens te zijn.
Als de satan er niet in slaagt om ons tot een morele val te verleiden, slaagt hij er soms wel in dat we ons openstellen voor zijn adviezen. Dan gaan we de dingen bekijken met zijn ogen. Als hij ons zover heeft, zullen we het werk van God als een nutteloos werk gaan zien, in elk geval niet als een exclusief werk. Er zijn nog zoveel andere interessante dingen. Neem vooral geen afscheid van je wereldse vrienden. Ga met hen mee naar de bioscoop en het café. Overdrijf de zaak van God niet, anders word je nog gek en eindig je in godsdienstige waanzin. De valstrik is de maatstaf van ons leven af te meten aan de wereld. Door vriendschap met de wereld lopen we in die valstrik.
3 Het antwoord van Nehemia
3 Toen stuurde ik boden naar hen toe om te zeggen: Ik ben met een groot werk bezig en kan niet komen. Waarom zou het werk stilliggen omdat ik het nalaat en naar u toe kom?
Het antwoord van Nehemia is duidelijk. Hij laat weten dat hij “niet zal kunnen afkomen”, zoals de Statenvertaling dit weergeeft. Daarin ligt de betekenis dat door naar hen toe te gaan, hij een weg omlaag zou gaan. Dat is hier niet een beeld van zelfvernedering, maar het verlaten van de weg die de Heer wil dat we gaan (vgl. Jn 1:3; Lk 10:30).
Het dal van Ono wordt ook “de Vallei van de handwerkers” (Ne 11:35) genoemd. De plaats waar God woont en waar Hij aangebeden wil worden, kan niet zonder schade worden ingeruild tegen welke vorm van kunstig bedachte werken van de mens dan ook. God wenst dat wij Hem dienen op Zijn niveau en niet op het niveau van een door de mens gevormde godsdienst.
Nehemia zegt niet dat hij de muur aan het herbouwen is, maar dat hij “met een groot werk bezig” is. Hij geeft daarmee aan dat het een belangrijk werk is. Wie van God een groot werk te doen heeft gekregen, moet zich niet naar beneden laten trekken, naar het niveau van werelds denken en handelen. Zich oriënteren op wat ongelovigen te zeggen hebben over iets wat we voor de Heer doen, zou oponthoud en schade voor Gods werk betekenen.
De vijand ziet in de dienst van God een enorme bedreiging voor zijn zelfgevormde godsdienst die hem welvaart verschaft. Het invoeren van de ware dienst aan God houdt een bedreiging van die welvaart in. In geestelijk opzicht zien de farizeeën die bedreiging in de Heer Jezus. Zij zien hoe hun gezag over het volk afbrokkelt (Jh 11:48; 12:19). In materieel opzicht zien de makers van afgodsbeelden in Efeze die bedreiging in de prediking van de apostel Paulus (Hd 19:23-41).
Wie doordrongen is van het belang van de opdracht van God, mag zich niet laten ophouden (vgl. Lk 10:3-4). Ook de Heer Jezus heeft Zich niet laten ophouden door verkeerde claims van Zijn familie (Mk 3:31-35).
Elk werk dat te maken heeft met de verdediging van de waarheid van Gods Woord en het getuigenis voor Hem, is een groot werk. Van de verdediging daarvan mogen we ons onder geen beding laten afbrengen. De vijand heeft talloze middelen en onderneemt talloze pogingen om ons af te houden van het werk dat de Heer ons heeft opgedragen. We moeten erop letten dat we dat werk doen (vgl. Ko 4:17).
4 De vijand volhardt, Nehemia ook
4 Zij stuurden op deze wijze [wel] vier keer [boden] naar mij toe, maar ik antwoordde hun op dezelfde wijze.
De vijand geeft blijk van opdringerigheid. Ook deze tactiek geeft hij niet zomaar prijs. De druk om te overleggen wordt opgevoerd. Overtuigd als hij is van zijn juiste benadering, houdt hij aan Nehemia uit te nodigen tot een onderhoud. Het moet Nehemia daardoor duidelijk worden dat dit de enige kans is om het werk te kunnen voltooien. Ze weten dat herhaling van de boodschap uitholling van het verzet bij Nehemia kan bewerken, dat hij zal zwichten voor de druk en dat hij zal ingaan op hun voorstel tot overleg.
Velen zijn bezweken doordat er onophoudelijk druk op hen is uitgeoefend. Kinderen die constant zeuren, kunnen hun ouders daarmee zo onder druk zetten dat die uiteindelijk toegeven. In geloofsgemeenschappen worden veranderingen doorgevoerd na het voortdurend op de agenda plaatsen van steeds dezelfde onderwerpen. Het zijn de tactieken die de diplomatie in de wereld regeren, het lobbyen om een bepaald resultaat te bereiken of een bepaalde order of baan binnen te halen.
Het onder druk zetten is een beproefde methode van de satan. Hij is al eerder succesvol gebleken. Zo is Simson bezweken voor de druk die op hem wordt uitgeoefend om het geheim van zijn kracht prijs te geven (Ri 16:15-21). Maar wat in de wereld en bij de ontrouwe gelovige succesvol is gebleken, is bij de man van geloof tevergeefs geprobeerd. Nehemia is consequent in zijn antwoord. Hij blijft bij zijn standpunt. Zonder zijn geduld te verliezen reageert hij steeds op dezelfde wijze.
5 - 7 Een nieuwe list van de vijand
5 Toen stuurde Sanballat op dezelfde wijze voor de vijfde keer zijn knecht, met een geopende brief in zijn hand. 6 Daarin stond geschreven: De volken is ter ore gekomen – en Gasmu zegt het [ook – dat] u en de Joden in opstand denken te komen. Daarom bent u de muur aan het bouwen. En volgens deze geruchten staat u op het punt hun koning te worden. 7 Ook hebt u profeten aangesteld om in Jeruzalem over u uit te roepen: [Er is] een koning in Juda! Welnu, het zal de koning dienovereenkomstig ter ore komen. Welnu, kom, laten we samen overleg plegen.
In nauwe aansluiting op de vorige methode hanteert de vijand een nieuw middel: een open brief. Dit middel is een poging tot intimidatie. Het is volgens de visie van de vijand nu noodzakelijk om te overleggen, omdat er beschuldigingen zijn geuit aan het adres van Nehemia. Ze doen zich voor als zijn beschermers, als mensen die hem willen helpen de beschuldigingen te ontkrachten. Daarover moeten ze toch eens met elkaar in gesprek gaan. Als dit geen reden is om eens te praten, dan weten zij het ook niet meer!
Als de wereld de toegewijde christen niet tot een compromis kan bewegen, zal zij een kwaad gerucht over hem gaan verspreiden en hem valse motieven gaan toedichten. In de brief wordt de verdachtmaking geuit dat Nehemia de muur alleen maar bouwt om in opstand te kunnen komen tegen het heersende gezag en dan zelf koning te worden. Als dit bekend wordt, zo is de ondertoon, zal alle vertrouwen in hem verloren gaan. En laat Nehemia wel bedenken dat dit gerucht algemeen verspreid is: “de volken is ter ore gekomen”, en dat er ook getuigen zijn: “Gasmu”. Hij moet zich nu wel gedwongen voelen om met zijn vijanden contact op te nemen voor overleg hoe dit kwaad is in te dammen.
Deze list van de vijand bevat de verzonnen beschuldiging dat Nehemia trots zou handelen en op eigen voordeel uit zou zijn. Hij zou zichzelf als koning willen opwerpen. Dat hebben mensen als Abimelech en Absalom gedaan (Ri 9:1-6; 2Sm 15:10). Deze zonen van Godvrezende vaders hebben zich het koningschap aangematigd en hebben verderf over het volk gebracht.
De brief spreekt over een bepaalde tactiek die Nehemia zou volgen om zichzelf als koning aan het volk te presenteren. Hij zou daartoe profeten hebben aangesteld. Dat zou aan het door hem begeerde koningschap de schijn geven dat het om een door God gewilde zaak zou gaan. De verbeelding van de vijand gaat ver. Hij weet hoe hij moet inspelen op de gevoelens van mensen om van hen gedaan te krijgen wat hij wil. Zelf blijken deze vijanden bekend te zijn met het inzetten van (valse) profeten die hun zaak moeten dienen (vers 14).
8 - 9 Antwoord van Nehemia
8 Ik stuurde echter [een bode] naar hem toe om te zeggen: Er is van zulke dingen, die u zegt, niets gebeurd. Nee, u bedenkt ze in uw [eigen] hart. 9 Want zij allen wilden ons bevreesd maken. Ze zeiden [bij zichzelf]: Hun handen zullen het werk nalaten. Het zal niet afgemaakt worden. Welnu, maak mijn handen sterk!
Maar ook de open brief heeft geen effect. Zonder erover in discussie te gaan wijst Nehemia de beschuldigingen waarop in de brief wordt gezinspeeld van de hand en neemt zijn toevlucht tot God. Heerszuchtig gedrag is vreemd aan de ware leider onder Gods volk. Dat de ware dienaar van de Heer wordt beschuldigd van heerszucht, zegt dan ook alleen iets van de beschuldigers.
Uit de reactie van Nehemia zien we een bevestiging van wat we al van hem weten: dat zulk gedrag ver van hem is. Hij bestrijdt de beschuldiging niet, verdedigt zich niet, maar ontkent resoluut. Zijn geweten is vrij. Zijn antwoord is even eenvoudig als radicaal. Er klinkt geen enkele aarzeling in door. Zulke duidelijkheid heeft het volk van God vandaag ook nodig. Met voorstellen van een vijand moet je niet blijven schipperen om te zoeken naar iets waarin je met elkaar overeenstemt. Helder en krachtig wordt de afstand tussen de tegenover elkaar staande belangen gehandhaafd.
Nehemia reageert hier naar het voorbeeld van de Heer Jezus. Wat zijn er ook over Hem valse geruchten verspreid. Maar Hij heeft alles overgegeven “aan Hem Die rechtvaardig oordeelt” (1Pt 2:23b).
Nehemia weet dat de vijand erop uit is hen bang te maken. De vijand weet goed dat vrees voor mensen het handelen verlamt. Als er vrees is, zal het werk ophouden en niet afgemaakt worden. Maar Nehemia doorziet de bedoeling van de vijand en loopt niet in die valstrik. In plaats van zichzelf te gaan verdedigen neemt hij zijn toevlucht in het gebed tot God. De vijand is erop uit de handen krachteloos te maken, zodat ze het werk zouden nalaten, maar Nehemia bidt of de HEERE zijn handen wil sterken. Hij spreekt vrijmoedig, met vertrouwen, tot Hem Die hij kent als Degene bij Wie hij terecht kan. Hij bidt recht uit zijn hart, zonder omwegen en omhaal van woorden, kort en daardoor veelzeggend: “Welnu, maak mijn handen sterk.”
Het is het gebed van de afhankelijke dienaar die weet dat hij zelf geen kracht heeft. Hij weet dat zijn handen alleen krachtig zijn als ze worden gesterkt “door de handen van de Machtige van Jakob” (Gn 49:24). Hoeveel zijn handen ook al tot stand hebben gebracht, hoeveel ze ook nog tot stand moeten brengen, nooit zal er iets toegeschreven kunnen worden aan zijn eigen kracht. Alle eer voor welk werk van het geloof dan ook komt toe aan God.
10 Nog een list
10 Toen ik in het huis van Semaja, de zoon van Delaja, de zoon van Mehetabëel, kwam (want hij [had zichzelf] opgesloten), zei hij: Laten wij elkaar ontmoeten in het huis van God, binnen in de tempel. Laten we de deuren van de tempel sluiten, want ze komen om u te doden, ja, vannacht komen ze om u te doden.
Listen door mensen van buiten het volk zijn bij voorbaat verdacht, zo moet de vijand na alle vergeefse pogingen hebben gedacht. Dan moeten we het bij de volgende list maar eens proberen door een volksgenoot van Nehemia die zich als vriend voordoet. Hij moet Nehemia zover krijgen dat hij iets doet wat tegen de wet van God ingaat: de tempel binnengaan.
Maar hoe zouden ze Nehemia zover kunnen krijgen? Ze zullen hem er naartoe lokken onder het voorwendsel hem te willen beschermen tegen de boze plannen van de vijand. Wie zou zich lenen om dit verhaal aan Nehemia te verkopen met een redelijke kans van slagen? Ze vinden in Semaja iemand die aan hun profielschets voldoet.
Semaja lijkt in Jeruzalem te wonen. Zijn vader en grootvader worden ook genoemd. Hij lijkt zich in zijn huis te hebben opgesloten, waardoor hij verhinderd is om zelf naar Nehemia te gaan. Zou hij hiermee de indruk hebben willen versterken dat hij zelf ook bang is voor de vijand om daardoor zijn verhaal geloofwaardiger te maken? In elk geval komt Nehemia bij hem, mogelijk omdat Semaja hem heeft laten roepen.
In zijn verhaal verbindt Semaja zijn eigen lot aan dat van Nehemia. Alles heeft de schijn dat er echte zorg om Nehemia is. Semaja is een volksgenoot uit een gekende familie. Hij lijkt zelf ook van de vijand te lijden te hebben. Hij lijkt ook in zorg te zijn over het lot van Nehemia en is iemand die blijkbaar door Nehemia wordt vertrouwd. Zo iemand doet een voorstel dat eerlijk en aanvaardbaar lijkt. Dit is een list die wel heel moeilijk te doorzien is.
Onder een vrome dekmantel probeert de vijand Nehemia tot een handeling te brengen die in strijd is met Gods Woord. De wolf komt in schaapskleren, de satan komt als een engel van het licht. De man die op Nehemia afkomt, doet zich als profeet voor. Hij voorspelt wat Nehemia te wachten staat. Hij biedt hem ook een uitweg, zodat hij het gevaar kan ontlopen. Hij speelt in op de angst die er bij Nehemia zou kunnen zijn voor zijn leven.
11 - 13 Nehemia doorziet de list
11 Maar ik zei: Zou iemand zoals ik vluchten? En zou iemand zoals ik naar de tempel gaan en in leven blijven? Ik ga niet! 12 Ik doorzag [het] immers: Zie, niet God had hem gezonden, maar hij sprak deze profetie over mij uit omdat Tobia en Sanballat hem hadden ingehuurd. 13 Daarvoor was hij ingehuurd, zodat ik bevreesd zou worden en zo zou handelen, en zondigen, en [zodat] zij iets zouden hebben om [mij] een slechte naam [te bezorgen], om mij te [kunnen] honen.
Alles wat Semaja zegt en doet, lijkt op vriendschap, maar het is verraad. Nehemia onderkent dat Semaja niet door de HEERE, maar door de tegenstander wordt gebruikt, dat hij zich zelfs heeft laten omkopen om dit te doen. Het antwoord van Nehemia is weer duidelijk. Als hij spreekt over “iemand zoals ik”, geeft hij daarmee uitdrukking aan het besef van zijn verantwoordelijke positie. Hij kan het eenvoudig niet maken het werk dat hij aan het doen is in de steek te laten. Hij weet zich door God tot dit werk geroepen.
Voor zijn weigering om te komen geeft hij twee redenen. In de eerste plaats laat hij zich niet bang maken. Nooit zal hij uit vrees zijn post verlaten en op de vlucht gaan (Ps 11:1). Als hij dat zou doen, zou hij een bijzonder slecht voorbeeld geven. Met de moed van het geloof en het vertrouwen op God weerstaat hij de vijand. In de tweede plaats weet hij dat de plaats die hij als toevluchtsoord aangeboden krijgt, voor hem verboden terrein is. De tempel binnengaan is alleen aan de priesters toegestaan (Nm 3:10; 18:7). Daarheen gaan zou het einde van zijn leven en daarmee van zijn werk betekenen.
Het is altijd van belang om de motieven goed te doorzien van elk voorstel dat gedaan wordt om ons, al is het slechts voor even, af te houden van het werk voor de Heer. Als ons wordt verzocht om te vluchten, moeten we nagaan van wie dit verzoek komt. Komt het van de vijand, dan zullen we merken dat hij een beroep doet op onze angst voor ons eigen hachje. De beslissing moet dan zijn dat we blijven. Het kan ook zijn dat de Heer Jezus dit tegen ons zegt. Dat zullen we merken aan de gedachte die dan bij ons opkomt dat een vlucht het werk van God zal bevorderen (Mt 10:23).
De vijand zal zich ook altijd openbaren door de veiligheid die hij biedt. Die veiligheid zal altijd verbonden zijn aan een plaats die Gods belangen schaadt en die de belangen van de vijand in de kaart speelt.
Nehemia gelooft Semaja niet ‘op zijn blauwe ogen’. Hij “beproeft de geesten of zij uit God zijn” (1Jh 4:1). God heeft hem de opdracht gegeven de muur te herbouwen. Zou God hem nu de opdracht geven te vluchten? De enige toets is wat God zegt. De toets van Gods Woord maakt duidelijk dat hij niet te maken heeft met een profeet die namens God spreekt.
Hij wordt verzocht een handeling te verrichten die in strijd is met Gods Woord. Daardoor wordt Semaja ontmaskerd als een valse profeet (Dt 13:5). Semaja is als een Bileam ingehuurd om iemand van Gods volk kwaad aan te doen door hem te verleiden tot een zondige daad. Semaja is een omkoopbare en daarom onwaarachtige profeet. Geld bepaalt de boodschap die hij brengt. Geld maakt hem blind voor het recht van God. De geschiedenis van koning Uzzia laat zien hoe God denkt over het onbevoegd ingaan van de tempel (2Kr 26:16-20).
Angst is nooit een goede raadgever. “Mensenvrees legt [iemand] een valstrik, maar wie op de HEERE vertrouwt, wordt in een veilige vesting gezet” (Sp 29:25). De Heer Jezus laat Zich ook niet bang maken en tot een verkeerd handelen brengen (Lk 13:31-32; vgl. Jh 11:9-11). Geen mens kan Gods werk doen als hij zich laat leiden door wat anderen zeggen.
Het uit de weg gaan van vervolging, de weigering het kruis te verdragen, komt vaak voort uit de angst voor wat ‘anderen wel zullen zeggen’ als we een bepaald werk willen doen. Angst of bangheid wordt als eerste kenmerk genoemd van mensen die eeuwig in de hel zullen zijn (Op 21:8). Angst houdt mensen af van het nemen van de juiste beslissing.
14 Gebed van Nehemia
14 Denk toch, mijn God, aan Tobia en Sanballat, [en vergeld hun] naar deze daden van hen, en ook aan de profetes Noadja en de overige profeten die mij bevreesd wilden maken.
Tegenstand van hen die belijden in Naam van God te handelen is veel erger dan van verklaarde tegenstanders van God. Het is een extra verzoeking te merken dat zij die beweren namens God te spreken, heulen met de tegenstanders van de waarheid.
Ook hier onderneemt Nehemia geen actie, maar neemt in deze zaak weer zijn toevlucht tot God (vgl. 2Tm 4:14; Jd 1:9). Er zijn veel vormen van boosheid die niet openlijk kunnen worden bestreden zonder daarbij zichzelf of anderen schade te berokkenen. Veel boze arbeiders in de gemeente van God moeten met rust worden gelaten. Als men hen zou bestrijden, zou dat meer de zaak van de vijand dienen dan de zaak van God. Maar onze hulpbron is altijd om over hen tot God te roepen.
Weer krijgen we hier een kijkje in het gebedsleven van deze man Gods. Evenals na het afslaan van de aanval van de vijand van buitenaf (vers 9), bidt Nehemia ook hier na het afslaan van de aanval door valse profeten. Hij noemt de vijanden voor God bij name. Hij brengt ook voor Gods aandacht waaruit het kwaad bestaat dat ze hem willen aandoen.
De profetes Noadja wordt alleen hier genoemd. In het Oude Testament worden nog vier vrouwen ‘profetes’ genoemd: Mirjam (Ex 15:20), Debora (Ri 4:4), Hulda (2Kn 22:14) en de vrouw van Jesaja (Js 8:3). Dat zijn dan wel echte profetessen. Zij hebben Gods woorden gesproken.
15 - 16 De muur wordt voltooid
15 De muur werd op de vijfentwintigste van [de maand] Elul voltooid, na tweeënvijftig dagen. 16 En het gebeurde, toen al onze vijanden [het] hoorden, dat alle heidenvolken rondom bevreesd voor ons werden en in hun [eigen] ogen zeer in achting daalden, want zij wisten dat dit werk van onze God uit gedaan was.
Ondanks alle tegenstand en dat in vele vormen wordt de muur voltooid. Dit is een overwinning op de vijand, behaald door de hulp van God. De vijand heeft Jeruzalem en Juda afgeschreven. Maar God niet. En als Hij aan iets begint, maakt Hij het ook af. Maar we zien in de voorgaande verzen ook de waakzaamheid van Nehemia en zijn toewijding aan het werk.
Het feit dat door een zo zwak volk tegenover een zo machtige vijand de muur is voltooid, is een getuigenis tegenover de volken. Die worden erdoor bevreesd en erkennen in het werk de hulp van God, door Wie het werk tot een goed einde is gekomen. Als een werk niet zijn oorsprong heeft in Gods hart, komt het niet tot een goed einde. Dan baten alle inspanningen niets.
Wij zijn hier niet om onze programma’s voor gemeentebouw uit te voeren. Het gaat om Gods programma. De last van Gods hart zien we in de Heer Jezus, Die de menigten ziet “als schapen die geen herder hebben” (Mt 9:36). Als die last ook op ons hart komt, kunnen we een werk beginnen, want dan vloeit het voort uit Gods hart.
God heeft geen belangstelling voor onze pogingen om een sociaal leefbaar klimaat te scheppen. Dat heeft Hij ook niet voor onze inspanningen om een nieuwe orde met wereldvrede te vestigen. Zijn programma sluit aan op wat Hij op de Pinksterdag is begonnen. Daar is een nieuwe orde in de kracht van de Heilige Geest begonnen waarmee Hij aan het werk is gegaan en waar ieder die zich door Zijn Geest wil laten leiden bij ingezet kan worden. De enige hoop tegen alle kwaad is een strijdende gemeente die zich volledig aan de wil van God heeft overgegeven.
17 - 19 Briefwisseling
17 Ook schreven de edelen van Juda die dagen vele brieven naar Tobia, en [brieven] van Tobia bereikten hen. 18 Velen in Juda waren namelijk met een eed aan hem verplicht, omdat hij een schoonzoon was van Sechanja, de zoon van Arach, en Johanan, zijn zoon, had de dochter van Mesullam, de zoon van Berechja, [tot vrouw] genomen. 19 Ook spraken zij voortdurend tegen mij over zijn goede [daden], en mijn woorden brachten zij naar buiten, naar hem toe. Tobia zond brieven om mij bevreesd te maken.
Onder de medewerkers van Nehemia zijn er die corresponderen met de vijand in de persoon van Tobia. Op deze wijze wisselen zij van gedachten met de vijand. Tobia is in tweeërlei opzicht met Gods volk verbonden, in beide gevallen door een huwelijksverbinding. Hij is zelf getrouwd met een dochter van Sechanja; zijn schoonvader is dus een Jood. En zijn zoon is getrouwd met de dochter van Mesullam; zijn schoondochter is dus een Joodse. Mesullam zijn we bij de herbouw van de muur tegengekomen (Ne 3:4,30). Door deze verbindingen heeft hij veel familie in Gods volk en via hen kan hij zijn invloed op het volk uitoefenen.
Gemengde huwelijken, dat wil zeggen een huwelijk van een lid van Gods volk met iemand die niet tot Gods volk behoort, zijn tegen Gods wil (2Ko 6:14-18). Waar deze gevonden worden, wordt de gelovige bijna altijd meegesleept de wereld in.
Nog een list is het goed spreken over de vijand door de eigen volksgenoten van Nehemia. Tobia is dan wel een tegenstander van de bouw van de muur, maar verder is hij toch wel heel aardig. Ze brengen ook de woorden van Nehemia aan hem over, waarmee ze Nehemia in een kwaad daglicht bij de vijand plaatsten. Terwijl zij de vijand tegenover Nehemia prijzen, spreken ze tot de vijand over Nehemia als een man van alleen maar woorden. De brieven die Tobia aan Nehemia stuurt, liegen er echter niet om. Het zijn echte dreigbrieven.
Door verbinding met de vijand verdwijnt het onderscheidingsvermogen. De vijand wordt dan als vriendelijk en meelevend voorgesteld. Zulke zienswijzen hebben het doel om de opvatting bij te stellen van mensen die de vijand altijd maar als vijand blijven zien. De vijand heeft toch ook zoveel goede dingen. Daar moeten we toch ook oog voor hebben.
Toch schiet de vijand niets op met al zijn pogingen om het werk te verhinderen. Hierin ligt een bemoediging voor ieder die voor de Heer bezig is. Als er in het werk op de Heer wordt vertrouwd, zal elke aanval van de vijand op niets uitlopen. Nehemia overwint omdat hij God kent en Hem overal bij betrekt.