Uit de Bijbel
“En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!” (Gn 1:27-28).
“Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn. En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet” (Gn 2:24-25).
“Wat nu de dingen aangaat waarover u geschreven hebt: Het is goed voor een mens geen vrouw aan te raken. Maar laat vanwege de hoererijen ieder zijn eigen vrouw hebben en laat iedere [vrouw] haar eigen man hebben. Laat de man voldoen wat verschuldigd is aan de vrouw, en evenzo ook de vrouw aan de man. De vrouw heeft geen gezag over haar eigen lichaam, maar de man; en evenzo heeft ook de man geen gezag over zijn eigen lichaam, maar de vrouw. Onttrekt u niet aan elkaar, tenzij dan met onderling goedvinden, voor een tijd, opdat u zich aan het gebed wijdt en [daarna] weer samen bent, opdat de satan u niet verzoekt, omdat u zich niet kunt onthouden” (1Ko 7:1-5).
“Vrouwen, [weest] aan uw eigen mannen [onderdanig] als aan de Heer, want [de] man is [het] hoofd van de vrouw, evenals ook Christus [het] Hoofd is van de gemeente: Hij is [de] Behouder van het lichaam. Maar zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo ook de vrouwen aan hun mannen in alles. Mannen, hebt uw vrouwen lief, evenals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door [het] Woord, opdat Hij de gemeente voor Zich zou stellen, heerlijk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en onberispelijk zou zijn. Zo behoren <ook> de mannen hun eigen vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, evenals ook Christus de gemeente. Want wij zijn leden van Zijn lichaam, <van Zijn vlees en van Zijn gebeente>. ‘Daarom zal een man <zijn> vader en <zijn> moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn’. Deze verborgenheid is groot, maar ik doel op Christus en op de gemeente. In elk geval, ook u, laat ieder van u zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man” (Ef 5:22-33).