1 - 5 Een gebouw van God
1 Want wij weten, dat als onze aardse tent waarin wij wonen, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, een eeuwig [huis], in de hemelen. 2 Immers, in deze [tent] zuchten wij, terwijl wij vurig verlangen met onze woning die uit [de] hemel is, overkleed te worden; 3 als wij namelijk, hoewel bekleed, niet naakt bevonden worden. 4 Immers, wij die in deze tent zijn, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed maar overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven verslonden wordt. 5 Hij nu Die ons hiertoe heeft bereid, is God, Die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft.
V1. Dit gedeelte sluit direct aan op het slot van het vorige hoofdstuk. Daar vertelt Paulus dat hij niet moedeloos wordt, hoewel zijn lichaam door het lijden uitgeput raakt. Hier vertelt hij waarom hij niet moedeloos wordt. Hij maakt in 2 Korinthiërs 4 een vergelijking tussen je leven op aarde met al zijn moeiten en dat wat je wacht als je bij de Heer bent. En wat wacht je bij de Heer? In vers 1 staat het antwoord: “Een gebouw van God.” Daarover bestaat voor de christen geen enkele onzekerheid. Daarom zegt Paulus: “Want wij weten.” Dat sluit elke twijfel uit.
2 Korinthiërs 4 maakt duidelijk dat “onze aardse tent waarin wij wonen – dat is het lichaam dat we nu hebben –, afgebroken wordt”. Petrus spreekt ook over zijn lichaam als ‘een tent’ (2Pt 1:13-14), waarmee hij bedoelt dat het een tijdelijke woning is, een woning waarin je niet tot in eeuwigheid zult wonen. Een tent is ook een verplaatsbare woning, wat aangeeft dat de aarde niet je vaste verblijfplaats is.
Zo is het ook met je lichaam. Het lichaam dat je nu hebt, is niet het lichaam waarmee je de eeuwigheid zult doorbrengen. Daarvoor laat het te veel de sporen van de zonde zien. In Filippenzen 3 wordt het lichaam dat je nu hebt dan ook “het lichaam van onze vernedering” genoemd (Fp 3:21). God kan er niet tevreden mee zijn jou met dit lichaam bij Zich in de hemel te hebben. Nee, Hij heeft iets veel beters voor je.
Hij heeft een ‘gebouw’ voor jou dat niet door mensenhanden is gemaakt, maar dat Hijzelf heeft ontworpen en klaargemaakt. Dit gebouw is niet, zoals jouw lichaam nu, tijdelijk en verbonden met de aarde, maar het is eeuwig en verbonden met de hemel. Het hoort ook thuis in de hemel. Dit gebouw van God is het lichaam dat je zult krijgen wanneer de Heer Jezus jou en al de Zijnen komt halen.
V2. Ik weet niet of jij dat “zuchten” ook kent. Dat zuchten komt voort uit het ervaren van de beperkingen van je lichaam. Het is een innerlijk gevoel van verdriet, waarvoor je geen woorden hebt. Zuchten doe je als iets je terneerdrukt, als er dingen zijn die je graag anders zou willen, maar dat je geen mogelijkheden hebt om er iets aan te doen. Je hebt het nieuwe leven in je, je verlangt ernaar God te dienen, maar je voelt je daarin belemmerd. Dat komt doordat je in een wereld leeft waarin totaal geen rekening wordt gehouden met de wil van God.
Je ervaart dat, wanneer je met mensen over het evangelie spreekt. Wat een onverschilligheid en tegenstand! Ze spotten met God en vervolgen allen die voor de Heer Jezus uitkomen. Dan wil je wel van die ‘aardse tent’ verlost en met die woning uit de hemel overkleed worden.
Er is sprake van ‘overkleed worden’. Dat wil zeggen dat ons lichaam een kleed is waarover een ander kleed wordt gedaan, zodat van het kleed eronder niets meer te zien is. Met dit ‘overkleed worden’ wordt bedoeld dat onze lichamen veranderd worden bij de komst van de Heer Jezus.
V3. Dit lijkt op het eerste gezicht een moeilijk vers, en als je het niet goed in verbinding met de verzen eromheen leest, zou je zelfs kunnen denken dat er toch nog onzekerheden zijn. Maar als vers 2 en vers 4 je duidelijk zijn, zul je ook dit vers wel begrijpen.
Er is in vers 3 sprake van “bekleed” zijn en als een tegenstelling daarvan “niet naakt bevonden worden”. ‘Bekleed’ betekent hier: een letterlijk lichaam hebben. ‘Naakt’ wil zeggen: voor eigen rekening voor Gods aangezicht staan. Zo voelt Adam zich naakt voor God nadat hij heeft gezondigd, ondanks zijn schort van vijgenbladeren (Gn 3:7,10). Die naaktheid voelt hij niet meer als God voor een bedekking van zijn naaktheid heeft gezorgd. God heeft daarvoor de huid van een dier genomen (Gn 3:21). Dat wil zeggen, dat daarvoor een dier gedood is. Adams naaktheid is bedekt op grond van de dood van een onschuldig dier.
Hieruit kun je de les leren dat je, om niet naakt bevonden te worden, bekleed moet zijn met een kleed waarvoor God Zelf heeft gezorgd. Dit kleed is de Heer Jezus. Wie naakt is voor God, wie geen bedekking heeft voor zijn zonden, zal bij de komst van de Heer Jezus niet overkleed kunnen worden. Het overkleed worden zal alleen gebeuren bij hen die ook in geestelijke zin bekleed zijn, die, zoals Romeinen 8 dat zegt, “in Christus Jezus zijn” (Rm 8:1).
Hoewel dit boek geschreven is voor gelovigen, is er misschien onder de lezers toch iemand van wie gezegd moet worden dat hij of zij ‘hoewel bekleed’ toch ‘naakt bevonden’ zou worden wanneer de Heer Jezus zou komen op het moment dat hij of zij dit leest. Ga dan niet door met lezen, maar buig eerst je knieën en belijd je zonden aan God. Hij neemt je aan als je komt, zoals je bent.
Bij oprecht berouw over je zonden mag je weten dat God je vergeeft op grond van wat de Heer Jezus heeft gedaan op het kruis. In een lied, dat ik samen met anderen vaak op straat zing, staat: ‘Hij wil nog steeds vergeven, wat je ook hebt misdreven, maar jij moet alles geven, want pas dan word je bevrijd.’ Een geweldige uitnodiging. Neem die aan!
V4. Alleen gelovigen zullen ‘overkleed worden’, wat betekent dat hun lichamen veranderd worden bij de komst van de Heer Jezus. De betekenis is nog sterker. Als we overkleed worden, is er niet alleen niets meer van het onderkleed te zien, het is er zelfs helemaal niet meer. Het overkleed ‘verslindt’ het onderkleed, zodat er niets meer van over is. Over die verandering, waarbij het oude helemaal vervangen wordt door het nieuwe, lees je ook in 1 Korinthiërs 15 (1Ko 15:51-54).
Wat Paulus hier schrijft, wordt nog duidelijker doordat hij zegt dat hij veel liever overkleed wordt dan ontkleed. Wanneer het lichaam vergeleken wordt met een kleed, kan ontkleed worden niets anders betekenen dan sterven, wat in deze vergelijking gezien wordt als het afleggen van een kleed. Welnu, Paulus wil veel liever de komst van de Heer Jezus meemaken en bij die komst veranderd worden, dan eerst te moeten sterven, om daarna opgewekt te worden bij Zijn komst. Zo intens verlangt hij naar dat huis in de hemelen. Kun jij hem dat nazeggen?
V5. Wie dit heeft gedaan, ziet verlangend uit naar de komst van de Heer Jezus en naar alles wat er met die komst is verbonden. Het is allemaal door God klaargemaakt. En het mooie is dat God niet alleen alle dingen voor jou heeft klaargemaakt, maar dat Hij ook jou heeft klaargemaakt. Het bewijs daarvan is, dat Hij je de Geest als een onderpand heeft gegeven. Lees nog maar eens na wat ik eerder over het ‘onderpand’ heb geschreven (2Ko 1:22).
De Geest is ons al gegeven en Hij geeft ons moed doordat we kunnen uitzien naar het ‘gebouw van God’. De Geest is Zelf uit de hemel gekomen en zorgt ervoor dat wij ons op aarde niet thuis voelen. Maar we weten zeker dat we een ‘eeuwig huis, in de hemelen’ hebben.
Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:1-5.
Verwerking: Waarom verlang jij wel of niet naar de hemel?
6 - 10 De rechterstoel van Christus
6 Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen 7 (want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen); 8 maar wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen. 9 Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk te zijn. 10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is [gedaan], naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad.
V6. Na twee keer de uitspraak dat wij niet moedeloos worden (2Ko 4:1,16), volgt hier, eveneens twee keer (verzen 6,8), de positieve kant: “Hebben wij altijd goede moed.” Die goede moed krijg je als je niet meer op de omstandigheden ziet, maar vooruit en omhoog kijkt. Kijk je vooruit, dan zie je wat je allemaal zult ontvangen bij de komst van de Heer. Kijk je omhoog, dan zie je de Heer Jezus Die jou van ogenblik tot ogenblik helpt.
Dat maakt je niet blind voor wat er om je heen gebeurt. Je beseft dat je, zolang je in je lichaam woont, niet bij de Heer woont. Dit besef bepaalt juist je leven als christen.
V7. Je leven wordt bepaald door dingen die je niet ziet, maar die er wel degelijk zijn. Geloof is: het met zekerheid vertrouwen op dingen die je hoopt, waarnaar je uitziet, en het is de overtuiging van dat wat je op dit moment nog niet met je eigen ogen kunt zien (Hb 11:1).
Je hebt geen geloof nodig voor wat je met je natuurlijke ogen kunt zien. Dat is er gewoon. Dat andere, waarover in de Bijbel wordt gesproken, en dat er óók gewoon is, daarvoor heb je geloof nodig. Wie niet leeft vanuit het geloof en zich laat leiden door wat hij ziet, heeft niet het recht zich christen te noemen. Geloof is een basisbeginsel voor de christen. Christen zijn en geloven – geloven in de bijbelse zin van het woord – horen onlosmakelijk bij elkaar.
V8. We zijn nog niet bij de Heer en hebben nog ons aardse lichaam. Hoewel we nog niet bij de Heer zijn, ontbreekt het ons niet aan goede moed omdat we de Heer bij ons hebben. Toch geven we er de voorkeur aan ons verblijf in het lichaam te verlaten en naar de Heer te gaan. “Het lichaam verlaten” gebeurt bij het sterven. Dit moet wel onderscheiden worden van ‘overkleed worden’, waarover je in vers 4 hebt gelezen. Dit laatste slaat op de opname van de gemeente. Wie in het geloof sterft, is na zijn sterven direct in de hemel, in het paradijs bij de Heer Jezus. Zo iemand heeft geen last meer van zijn zondige natuur en heeft ook geen last meer van vijandschap. Hij is volmaakt gelukkig.
In Filippenzen 1 spreekt Paulus persoonlijk uit dat hij ernaar verlangt om heen te gaan en met Christus te zijn (Fp 1:23). Hij noemt het daar “verreweg het beste”. Maar hij voegt er ook aan toe dat hij nog een taak op aarde had. Daarom liet de Heer hem nog hier. Dat geldt ook voor jou. Ik hoop dat je, hoewel je jong bent en misschien nog veel idealen hebt, toch liever bij de Heer wilt inwonen. Dat het nog niet zover is, is omdat de Heer je nog wil gebruiken in Zijn dienst. Dat is een groot voorrecht.
V9. Maak er een erezaak van om in alle opzichten zó te spreken en te handelen, dat de Heer het fijn vindt om naar je te kijken. Als je zo ingesteld bent en als dit inderdaad het doel van je leven is, zal het voor jou niet veel uitmaken of je “inwonend”, dat is in je lichaam op aarde, of “uitwonend”, dat is bij de Heer, bent. Waar je ook bent, je wilt de Heer Jezus blij maken door in alles naar Zijn wil te vragen en voor Hem te leven.
V10. Misschien vraag je je af hoe je uitwonend Hem welbehaaglijk kunt zijn. Er is toch geen werk meer voor de Heer te doen als je gestorven bent? Dat klopt. Maar er is nog zoiets als “de rechterstoel van Christus”. Daar wil ik je graag wat meer van vertellen, want het is belangrijk dat deze rechterstoel een onuitwisbare indruk op je maakt. Iedere christen komt ervoor te staan, jij ook. Dit moment breekt aan bij de komst van de Heer. (Even tussen haakjes: de komst van de Heer is wel iets anders dan het sterven van de gelovige. Bij zijn sterven gaat een gelovige naar de Heer Jezus toe. De komst van de Heer Jezus wil zeggen dat Hij komt om de gelovigen tot Zich te nemen.)
Het eerste wat de Heer Jezus bij Zijn komst doet, is aan het licht brengen wat in de duisternis verborgen is en de raadslagen van de harten openbaar maken (1Ko 4:5). Samen met de Heer Jezus, de Rechter, zul je terugkijken op je hele leven. Het zal misschien wel net een film zijn, waarin je alles wat je op aarde gedaan hebt, in en met je lichaam, nog een keer zult zien. Er is wel een verschil tussen toen je het deed en nu je het weer ziet. Je ziet je leven namelijk zoals de Heer Jezus het altijd al gezien heeft.
Wat Hij vooral naar voren zal laten komen, zijn de motieven waardoor jij je hebt laten leiden. Er zullen dingen zijn waarvan jij dacht dat de Heer daarover wel zeer tevreden zou zijn, maar waarvan Hij je zal laten zien dat er toch ook eigen eer mee verbonden was. Er zullen ook dingen zijn waarvan jij geen hoge pet op had, maar waarvan de Heer zegt dat Hij ze bijzonder heeft gewaardeerd. Voor de rechterstoel van Christus wordt alles in de juiste verhoudingen geplaatst en met een Goddelijke maatstaf gemeten. Daar is geen enkele oneerlijkheid in beloning, een vergissing is niet mogelijk. Iedereen krijgt waarop hij recht heeft en zal er ook zelf van overtuigd zijn dat de beloning rechtvaardig is. Er zal geen enkel protest zijn.
Als ik zó aan de rechterstoel denk, verlang ik ernaar ook op die plaats Hem welbehaaglijk te zijn, zodat Hij zal kunnen zeggen: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen; ga de vreugde van je Heer in” (Mt 25:21,23). Wie er een eer in stelt om voor de Heer welbehaaglijk te leven, zal voor de rechterstoel, als zijn leven op aarde erop zit, het welbehagen van de Heer ontvangen. Er zal dan niet zoveel verschil zijn tussen hoe de Heer het zag en hoe de dienaar het heeft gezien. We zullen dan niet van de ene verrassing in de andere vallen, hoewel we ons natuurlijk altijd kunnen vergissen.
Is er iets mooiers om, ook in de gevallen waar wij ons hebben vergist, het oordeel van de Heer te horen, zodat wij ten slotte op één lijn zitten met Hem over de beoordeling van ons leven? De beloning voor wat wij voor Hem hebben gedaan, zal de Heer onder andere uitkeren in de vorm van gezag over steden in Zijn koninkrijk (Lk 19:16-19). Dit koninkrijk richt de Heer Jezus op nadat ons leven geopenbaard is.
Misschien ben je bang om voor de rechterstoel te verschijnen omdat je denkt dat je door de Rechter toch nog naar de hel zult worden verwezen. Laat je door die gedachte niet bang maken, want zo is het niet! Denk er maar aan dat de Rechter Die daar zit, jouw Heiland is Die voor jouw zonden aan het kruis is gestorven. Daar heeft God jouw zonden geoordeeld, zodat jij niet meer in Zijn oordeel komt (Jh 5:24; Rm 8:1). God is niet onrechtvaardig dat Hij de zonden twee keer zou straffen. Nee, de beoordeling van je leven heeft niet te maken met je eeuwige bestemming, maar met een beloning die je voor je aardse leven als gelovige zult ontvangen.
Misschien ben je toch een beetje bang voor de rechterstoel omdat je weet dat er een paar dingen in je leven zijn die niet welbehaaglijk zijn voor de Heer. Daar kun je wat aan doen. Belijd de Heer zonder enige reserve wat je verhindert om blij te zijn als je aan de rechterstoel van Christus denkt.
Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:6-10.
Verwerking: Hoe stel jij je de rechterstoel van Christus voor?
11 - 15 Eén is voor allen gestorven
11 Daar wij dan weten hoezeer de Heer te vrezen is, overreden wij [de] mensen; maar voor God zijn wij openbaar geworden, en ik hoop dat wij ook in uw gewetens openbaar zijn geworden. 12 Wij bevelen niet opnieuw onszelf bij u aan, maar geven u aanleiding tot roem over ons, opdat u die hebt tegenover hen die in [het] uiterlijk roemen en niet in [het] hart. 13 Want hetzij wij buiten onszelf zijn, [wij zijn het] voor God; hetzij wij nuchter zijn, [wij zijn het] voor u. 14 Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot dit oordeel zijn gekomen, dat Eén voor allen gestorven is; dus zijn zij allen gestorven. 15 En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven, maar voor Hem Die voor hen is gestorven en opgewekt.
Ik ga nog even door met de rechterstoel van Christus. Er zijn drie verschillende tijdstippen waarop de Heer Jezus vanaf Zijn rechterstoel zal rechtspreken. Het gaat ook om drie verschillende groepen die op die verschillende tijdstippen voor de Rechter zullen verschijnen. Je zou kunnen spreken van drie verschillende zittingen.
De eerste zitting vindt plaats wanneer de gemeente is opgenomen en alle gelovigen geopenbaard zullen worden. Dat zagen we al in vers 10 van ons hoofdstuk.
De tweede zitting vindt plaats wanneer de Heer Jezus op aarde is teruggekeerd. Daarover lees je in Mattheüs 25 (Mt 25:31-46). Hij zal gaan zitten op de “troon van Zijn heerlijkheid” en alle volken van de aarde zullen voor Hem worden verzameld. De volken worden door Hem geoordeeld naar de houding die ze hebben aangenomen tegenover hen die Hij “Mijn broeders“ noemt, dat zijn zij die in de tijd van de grote verdrukking het evangelie van het koninkrijk hebben gepredikt.
De derde zitting vindt plaats na het einde van het duizendjarige rijk. De rechterstoel is daar “een grote, witte troon” (Op 20:11). Voor die troon verschijnen alle mensen die op aarde hebben geleefd en die in ongeloof gestorven zijn. Zij hebben zich nooit met berouw over hun zonden tot God bekeerd. Zij zullen worden geoordeeld naar wat er in Gods boeken over hen geschreven staat. Op grond daarvan zullen ze worden verwezen naar de poel die van vuur en zwavel brandt. “Vreselijk is het om te vallen in [de] handen van [de] levende God!” (Hb 10:31).
V11. De gedachte aan de rechterstoel moet jou aanzetten om te leven tot eer van God en ook om de mensen te waarschuwen voor het komende oordeel. Jij weet immers hoezeer de Heer te vrezen is? Voor Paulus is dat geen punt. Hij overreedt de mensen. “Overreden” is niet vriendelijk verzoeken, maar indringend aansporen. De rechterstoel heeft een uitwerking in je eigen leven om te leven tot eer van God, maar hij heeft ook een uitwerking naar anderen toe. De gedachte aan de rechterstoel zal je ertoe aansporen met hen over het evangelie spreken.
Paulus is niet bang voor de rechterstoel. Hij is helemaal transparant voor God. Hij weet dat God dwars door hem heen kijkt en dat vindt hij fijn. Ook ten opzichte van de gelovigen in Korinthe heeft hij niets te verbergen. Hij hoopt dat ze dat bij hem zien. Er wordt namelijk kwaad over hem gesproken dat hij uit is op eigen eer. Als er eenmaal achterdocht is gezaaid, is het moeilijk de ander, in dit geval Paulus, eerlijk en oprecht te beoordelen.
V12. Om niet de schijn te wekken dat het hem om zichzelf gaat, voegt hij dit vers eraan toe. Het gaat hem helemaal niet om zichzelf, maar juist om hen. Door zijn gedrag hebben zij stof om te roemen. Zij hebben het evangelie niet van de eerste de beste aangenomen, maar van iemand die met zijn hele leven achter zijn prediking staat. Er zijn andere predikers bij hen gekomen, die alleen maar een uiterlijke schijn ophouden. Bij hen gaat het om hun eigen eer en aanzien. Ze kunnen misschien gloedvol spreken, of ze komen uit een voorname familie. Daar beroemen zij zich op. Wie daar gevoelig voor is, keert zich gemakkelijk van een prediking af zoals Paulus die brengt. Paulus spreekt het hart aan en geeft voedsel voor de ziel, terwijl hij niets overlaat van alles waarop de mens zich kan beroemen.
V13. Hij wil de gelovigen dienen. Ja, hij kan wel eens buiten zichzelf zijn, je kunt zeggen ‘in extase’. Anderen kunnen dan van hem zeggen dat hij niet goed bij zijn verstand is. Laat zulke mensen maar praten. Wie Gods Woord met liefde leest en echt van de Heer Jezus geniet, zal tot bewondering en verrukking komen. God en de Heer Jezus zijn dan alles. Dat zeg je dan ook tegen Hen. Ik hoop dat jij zulke momenten kent.
Toch kun je ook gewoon nuchter zijn zoals Paulus dat is. Dan spreek je met medegelovigen over alledaagse dingen als eten en drinken, je werk of het huwelijk. Dat doe je natuurlijk wel in het licht van de Bijbel.
V14. In dit alles is de liefde van Christus het enig goede motief voor wat je doet. Zijn liefde was zo groot, dat Hij Zichzelf voor schuldige zondaars overgaf in de dood. Dat de Heer Jezus moest sterven, spreekt duidelijke taal over de toestand waarin de mens was terechtgekomen. Het betekent dat ieder mens in de dood ligt. Dood wil zeggen dat er geen leven van en daarom ook niet voor God is. Efeziërs 2 zegt dat wij dood waren in onze overtredingen en zonden (Ef 2:1).
Het feit dat de Heer Jezus voor allen is gestorven, geeft aan dat er niemand was die leefde zoals God dat van de mens mocht verwachten. De dood van de Heer Jezus laat zien hoe hopeloos de toestand was en is waarin de mens door zijn eigen schuld verkeert. De mens kan zichzelf daaruit niet bevrijden. Hoe zou een dode iets kunnen doen?
Het grootse is, dat de Heer Jezus heeft gedaan wat niet één mens kan, namelijk leven geven aan mensen die zich in de dood bevinden. Dat is mogelijk omdat Hij niet door eigen schuld in de dood terechtkwam. Hij had nooit iets gedaan waarvoor Hij het oordeel van de dood verdiende. Hij nam vrijwillig die plaats in, uit liefde en ter wille van anderen, opdat een ieder die in Hem gelooft, overgaat vanuit de dood in het leven (Jh 5:24).
V15. Voor de tweede keer lees je dat Hij voor allen is gestorven. Door wat Hij deed, is het mogelijk geworden dat ieder mens gered wordt. Ieder mens ligt immers in de dood? De Heer Jezus ging vrijwillig in diezelfde dood en maakte Zich door te sterven een met de toestand waarin ieder mens zich bevond. Dat betekent niet, dat ieder mens nu ook gered is. De verlossing van de zonden en het oordeel van God is alleen het deel van ieder die persoonlijk en oprecht zijn zonden belijdt en gelooft dat de Heer Jezus in zijn plaats stierf op het kruis. Wie dat gedaan heeft, leeft en zal leven. Die is, zoals staat in het zojuist al aangehaalde vers uit Johannes 5, “uit de dood overgegaan in het leven” (Jh 5:24).
Zo is dat ook met jou gegaan. Het leven dat je hebt ontvangen, is Goddelijk leven. Toen je dood was, leefde je ook, maar je leefde voor jezelf. Dat was geen echt leven. Het leven dat je nu hebt ontvangen, het eeuwige leven, is geen leven waarvan jijzelf het middelpunt bent. God heeft jou dat leven gegeven opdat jij kunt leven voor Hem Die voor jou gestorven en opgewekt is. De Heer Jezus is het middelpunt van het nieuwe leven dat je hebt gekregen.
Het is een voorrecht om voor de Heer Jezus te leven, daar mag je telkens aan denken. Hier wordt het als de normaalste zaak van de wereld voorgesteld, als een soort logisch gevolg. De Heer Jezus is gestorven juist om jou de ware zin van het leven te laten inzien en jou het echte leven te laten leven. Een mens leeft pas echt wanneer Hij God en Zijn Christus dient. Daarvoor is hij geschapen. Ieder mens die voor zichzelf leeft, mist het eigenlijke doel van zijn leven. Jammer genoeg zijn er ook veel christenen die zich dit niet realiseren.
God en de Heer Jezus weten dat jij je grootste vreugde en voldoening zult vinden als je leeft voor Hem Die voor jou is gestorven en opgewekt. Iedere toegewijde christen zal dat volmondig beamen.
Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:11-15.
Verwerking: Wat bewerkt ‘de liefde van Christus’ in jou?
16 - 21 In Christus een nieuwe schepping
16 Wij kennen dus van nu aan niemand naar [het] vlees; en als wij al Christus naar [het] vlees hebben gekend, dan kennen wij [Hem] nu niet meer [zo]. 17 Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het is <alles> nieuw geworden. 18 En alles is uit God, Die ons met Zichzelf heeft verzoend door Christus en ons de bediening van de verzoening heeft gegeven, 19 namelijk dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend was, terwijl Hij hun overtredingen hun niet toerekende en in ons het woord van de verzoening legde. 20 Wij zijn dan gezanten voor Christus, terwijl God als [het ware] door ons maant. Wij bidden voor Christus: Laat u met God verzoenen. 21 Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons [tot] zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.
Door de dood en de opwekking van de Heer Jezus heeft God laten zien hoe Hij alles op aarde beoordeelt. Hij heeft er sinds de zondeval van de mens niets kunnen vinden waaraan Hij vreugde kan beleven. Al vrij kort na de zondeval moet God van de mens getuigen dat zijn slechtheid groot is. Van de aarde moet hij vaststellen dat deze verdorven is voor Zijn aangezicht en vol geweld (Gn 6:5,11). Dat is sindsdien niet veranderd, hoe God de mens ook talloze zegeningen heeft geschonken.
De grootste zegen is ongetwijfeld dat de Heer Jezus naar de aarde kwam. Wat een zegen verspreidde Hij om Zich heen! Maar wat deden de mensen? Zij maakten de maat van hun slechtheid vol door Hem te kruisigen. Nu is ook voor God de maat vol, dat wil zeggen dat Hij echt helemaal niets meer met de mens kan beginnen. De in zonde gevallen mens wordt aan de kant gezet. Hij is uitgerangeerd.
V16-17. Dan gaat God op een andere, een nieuwe wijze aan het werk. Hij maakt allen die in de Heer Jezus geloven tot een nieuwe schepping. Wie in de Heer Jezus gelooft als de Gestorvene en Opgewekte, is voor God op een ander terrein gekomen. Daar is een andere manier van leven, met een andere instelling en andere motieven en ook een ander doel. Je gaat op een andere manier om met de mensen – ook met je familieleden – om je heen. Je kent niemand meer naar het vlees.
Wat wil dat nu weer zeggen? Moet je dan niet meer naar je ouders luisteren of naar je leraar of je baas? Heb je niets meer te maken met wat anderen zeggen? Nee, dat is niet de bedoeling. ‘Niemand meer naar het vlees kennen’ wil zeggen, dat je de mensen en dingen om je heen bekijkt vanuit je nieuwe positie en niet meer op een aardse manier. Je leeft nog wel op aarde, met aardse verhoudingen, maar je bent zelf een nieuwe schepping. Paulus zegt zelfs dat hij Christus nu op een andere manier kent dan naar het vlees. Hij bedoelt daarmee te zeggen dat Hij Christus niet zag als Mens op aarde, maar als de verheerlijkte Heer in de hemel. Toen de Heer Jezus kwam, met de bedoeling om door Zijn volk aangenomen te worden, hebben ze Hem verworpen. Het gevolg is dat de openbare vestiging van Zijn koninkrijk op aarde is uitgesteld en dat Hij nu in de hemel is.
Het oude is voorbij. God verwacht niets meer van de mens. God heeft alles beproefd om er iets goeds uit te laten komen, maar zonder resultaat. Voor de christen is alles nieuw. Hij is verbonden aan en een gemaakt met een Christus in de hemel en niet op aarde. Zijn hele leefsfeer is waar Christus is, omdat hij in Christus is. Zo ziet God je. Je hebt er zelf niets aan hoeven en kunnen doen.
V18. Het is allemaal door God Zelf uitgedacht. Hij heeft een oplossing gevonden om jou in die nieuwe positie te brengen. Zoals je van nature bent, kon je niet in Christus geplaatst worden. Daarom heeft God je met Zichzelf verzoend. Verzoening is nodig als tussen twee partijen vijandschap bestaat. Tussen God en de mens bestond vijandschap. Niet God was daarbij de vijand van de mens, maar andersom. De mens is door zijn zonden de vijand van God geworden. Niet God moest met de mens verzoend worden, maar de mens moest met God verzoend worden.
De mens kon daar de oplossing niet voor geven, maar God heeft die gegeven door Christus. De verzoening is van God uitgegaan. De kracht van de verzoening is dat God van mensen die vijanden waren, Zijn vrienden maakt. Hij brengt mensen die verzoend zijn door Christus in een nieuwe relatie met Zichzelf. Is dat niet schitterend?
Paulus heeft daar direct een conclusie uit getrokken en spreekt over de bediening van de verzoening die hem is gegeven. In zeker opzicht mag jij die conclusie ook trekken. Wie deelheeft aan de verzoening, wil daar ook van getuigen.
V19. Toen Christus in de wereld was, was dat het bewijs dat God de wereld met Zichzelf wilde verzoenen. Door Zijn Zoon te zenden maakte God een verzoenend gebaar naar de wereld.
De verzoening zelf zou alleen kunnen plaatsvinden door het werk van de Heer Jezus op het kruis. Hij kwam om te verzoenen en niet om de mensen hun overtredingen toe te rekenen en met de wereld af te rekenen. De Heer Jezus zei het immers: “God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou oordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden” (Jh 3:17).
Maar de wereld heeft Hem niet gekend. Daarom is de verzoening van de wereld uitgesteld en nog toekomstig. Wat voor de verzoening van de wereld nodig is, heeft de Heer Jezus als het Lam van God al volbracht in Zijn werk op het kruis van Golgotha (Jh 1:29). Ook Kolossenzen 1 spreekt over de toekomstige verzoening van de wereld (Ko 1:20). De volgende verzen in Kolossenzen 1 laten zien dat de verzoening nu al geldt voor allen die de Heer Jezus hebben aangenomen (Ko 1:21-22). [Zie voor een uitvoeriger bespreking van de verzoening het boekje Verzoening.]
De bediening van de verzoening bestaat uit het in woord en leven uitdragen van “het woord van de verzoening”, dat wil zeggen de prediking aangaande de verzoening. Die boodschap mag nu worden uitgedragen door allen die al verzoend zijn. Jij weet toch wat het betekent dat je van een vijand van God, op wie de toorn van God rustte, door Hem gemaakt bent tot een nieuwe schepping in Christus?
V20. Omdat jij je nog bevindt in een Godvijandige wereld, verwacht Christus van jou dat jij je hier gedraagt als een gezant. Het woord ‘gezant’ betekent zoveel als ‘ambassadeur’. Een ambassadeur is iemand die in een ander land de belangen van zijn eigen land behartigt en in dat vreemde land een zo goed en juist mogelijke indruk van zijn thuisland geeft. Op dezelfde wijze ben jij hier als een ambassadeur voor Christus. Jij hebt het grote voorrecht én de grote verantwoordelijkheid om Christus hier te vertegenwoordigen en in woord en daad Zijn boodschap te brengen. God wil door jouw hele leven heen een beroep doen op het geweten van de mensen om je heen om zich met Hem te laten verzoenen.
God wil niet dat dat op een hooghartige manier gebeurt. Je mag indringend met mensen spreken, je mag hen confronteren met de waarheid van God, zodat ze er misschien wel van schrikken, als je boodschap maar in overeenstemming blijft met de nederige gezindheid van Degene Die je vertegenwoordigt. Daarom staat er: “Wij bidden voor Christus.” Deze manier van overtuigen is ongekend in de wereld. Daar wil men elkaar overtuigen door elkaar te overdonderen met indrukwekkende argumenten en redeneringen.
V21. De uitnodiging “laat u met God verzoenen”, komt van de God van hemel en aarde Die Zijn eigen veelgeliefde Zoon overgaf in de dood. En Hij gaf Hem niet alleen óver in de dood, nee, God zorgde er Zelf voor dat Zijn Zoon stierf. De Heer Jezus wordt hier aangeduid als “Hem Die geen zonde gekend heeft”. Hij was de zondeloze, Hij had niets met de zonde te doen, Hij had er geen enkel deel aan. Daarom was Hij in Zijn hele leven een vreugde voor God, zoals Hij het ook altijd was in de hemel voordat Hij Mens werd.
Deze unieke Mens werd door God tot zonde gemaakt. Dat gebeurde niet tijdens Zijn leven op aarde, maar in de drie duistere uren op het kruis. Toen werd Hij door God vereenzelvigd met de zonde die in de wereld was gekomen. Toen keerde al Gods woede over de zonde zich tegen Hem. Toen werd de zonde geoordeeld en uitgedelgd van voor Gods aangezicht.
De gerechtigheid van God in het oordeel over Zijn Zoon wordt in iedereen gezien die de verzoening heeft aangenomen. Het is rechtvaardig van God als Hij jou in Christus ziet omdat Christus alles goed heeft gemaakt voor jou. Je kunt nooit groot genoeg denken van het werk van de Heer Jezus. God verbindt er alles aan. Alles wat jij door God bent gemaakt, is op grond van wat Zijn Zoon heeft gedaan.
Wat is er veel om over na te denken en om God voor te danken. Wat is er veel reden om anderen daarvan te vertellen!
Lees nog eens 2 Korinthiërs 5:16-21.
Verwerking: Op welke manier kun jij een gezant voor Christus zijn?