1 - 6 Het afbreken van bolwerken
1 Ik nu, Paulus zelf, vermaan u door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, ik, die in uw tegenwoordigheid wel ‘nederig’ ben, maar in mijn afwezigheid ‘moedig’ ben jegens u. 2 Ik verzoek u dan, dat ik, als ik aanwezig ben, niet moedig hoef te zijn met de beslistheid waarmee ik denk op te treden tegen sommigen die denken dat wij naar [het] vlees wandelen. 3 Want al wandelen wij in [het] vlees, wij voeren geen strijd naar [het] vlees; 4 want de wapens van onze strijd zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God, tot afbreking van bolwerken; 5 daar wij [de] overleggingen en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, afbreken en elke gedachte gevangennemen tot de gehoorzaamheid van Christus, 6 en gereed staan elke ongehoorzaamheid te wreken, wanneer uw gehoorzaamheid vervuld zal zijn.
Met 2 Korinthiërs 10 begint het slotgedeelte van de brief. In 2 Korinthiërs 10-13 verdedigt Paulus zijn apostelschap tegenover de gemeente in Korinthe. In de eerste hoofdstukken van deze brief ben je over dit onderwerp al enkele keren iets tegengekomen. Nu gaat de apostel er uitvoerig op in.
Hij doet dat niet graag, maar het is noodzakelijk omdat de eer van zijn Zender en het welzijn van de gelovigen ermee verbonden zijn. Er zijn namelijk in Korinthe bepaalde mensen gekomen, mensen die zich voordoen als apostelen. Het zijn valse apostelen, die proberen Paulus bij de Korinthiërs in een kwaad daglicht te stellen. We zullen zien hoe ze daarin te werk gaan. Ze doen dat met het doel de gelovigen in Korinthe los te maken van Paulus en hen aan zichzelf te verbinden. Het verdrietige is dat de Korinthiërs er nog oren naar hebben ook.
Ook vandaag gebeurt het nog wel dat iemand een dienst heeft mogen doen te midden van een groep gelovigen en dat er daarna andere mensen komen die dat dienstwerk afkraken om zelf ingang te krijgen. Misschien heb je bij jezelf ook wel eens ontdekt hoe geneigd je bent om het kwade dat over iemand wordt verteld te geloven. Het is mooi om te zien hoe Paulus op al die verdachtmakingen reageert. Hij gaat niet met de vuist op tafel slaan om zo zijn gezag op te eisen. Van de manier waarop hij de Korinthiërs vermaant, kun je veel leren. Hij volgt hierin de Heer Jezus op de voet.
V1. Door te zeggen “ik nu, Paulus zelf” stelt hij duidelijk dat hij zich deze zaak persoonlijk aantrekt. Hij maakt er echter geen verdediging van zijn persoon van, maar een verdediging van zijn dienst. Zijn opstelling tegenover de Korinthiërs is die van “zachtmoedigheid en goedertierenheid”. Daaruit spreekt grote geestelijke klasse. Het is zeker niet eenvoudig om op die manier te reageren als je zwart gemaakt wordt. Dan moet je dicht bij je Meester leven, want alleen dan is dat mogelijk. Je kunt het van Hem leren. Hij heeft het Zelf gezegd: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt 11:29).
Zachtmoedigheid en goedertierenheid zijn geen eigenschappen die het in de wereld goed doen. Daar heet het slapheid. In de wereld moet je gespierde taal gebruiken, grote woorden, om jezelf te verdedigen. Dan maak je indruk, dat gaat erin. Toch betekent een optreden in zachtmoedigheid en goedertierenheid helemaal niet dat je een doetje of een watje bent. De Heer Jezus durfde ook te zeggen waar het op stond. Onomwonden en recht in hun gezicht noemt Hij de farizeeën en de schriftgeleerden “huichelaars”. Ook Paulus gebruikt duidelijke en gezaghebbende taal in zijn verdediging.
Wat die valse apostelen van Paulus zeggen, haalt hij in de rest van vers 1 op een ironische manier aan. Er wordt van hem gezegd dat hij zich ‘nederig’ gedraagt wanneer hij bij de Korinthiërs is, maar een grote mond durft opzetten als hij een eind bij hen vandaan is.
V2. Nou, zegt hij, ik hoop dat ik niet zal moeten bewijzen dat deze praatjes uit de lucht gegrepen zijn. Hij zal de mensen die hem ervan beschuldigen dat hij “naar [het] vlees” wandelt, op niet mis te verstane wijze van repliek dienen. ‘Naar het vlees wandelen’ wil zeggen: handelen en spreken vanuit vleselijke motieven. Maar dat is niet de wijze waarop Paulus omgaat met de dingen die op hem afkomen.
V3-4. Dat hij “in [het] vlees” wandelt, is niets bijzonders. ‘Vlees’ heeft in dit geval de betekenis van ‘lichaam’. Ieder mens wandelt in het vlees.
De strijd waarmee Paulus te maken heeft, en waarmee iedere christen te maken heeft, is niet een strijd tegen vlees en bloed, maar tegen geestelijke machten. Die strijd moet niet met vleselijke, maar met geestelijke middelen gevoerd worden. In Efeziërs 6 wordt de wapenrusting ‘getoond’ waarmee de geestelijke strijd kan worden gestreden (Ef 6:10-20). Daar heb je wapens als ‘het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God’ en ‘het gebed’. Dat zijn geen vleselijke wapens, maar krachtige wapens voor God. Daar kun je overwinningen mee behalen. Daarmee kunnen bolwerken van de vijand afgebroken worden.
V5. Wat die bolwerken zijn, staat in dit vers. Het is “elke overlegging en hoogte die zich verheft tegen de kennis van God”. In één woord samengevat is dit de hoogmoed van de mens. In zijn overleggingen is hij altijd bezig om te zien hoe hij zelf het voordeligst ergens uit tevoorschijn kan komen. Er is geen sprake van het erkennen van God als Meerdere, als Degene Die overal boven staat. Je komt deze houding tegen als je met mensen over het evangelie van God spreekt. Van ongelovigen kun je niet anders verwachten. Helaas tref je die houding ook aan onder gelovigen, en aan hen schrijft Paulus.
De Korinthiërs zijn beïnvloed door mensen die zichzelf presenteren. Deze invloeden, deze geest van denken en spreken, die onder de Korinthiërs ingang hebben gevonden, kunnen alleen door de kracht van God overwonnen worden. Voor de wereld zijn het dwaze wapens die de strijdbare gelovige gebruikt.
De Bijbel is voor de wereld een boek uit de oudheid en bidden is een bewijs van slapheid. De inwoners van Jericho moeten zich slap gelachen hebben toen de Israëlieten zes dagen lang rond de stad trokken en er op de zevende dag maar liefst zeven keer omheen gingen. Elke keer als ze rondom de stad waren gegaan, gebeurde er niets. Wat een dwaasheid om het de volgende dag weer te doen. Maar op de zevende dag, na de zevende keer, toen gebeurde het: de muren stortten in en het volk nam Jericho, dat zich veilig waande, in. Ze overwonnen deze sterke stad met haar hoge muren niet door eigen kracht, maar door geloof, door precies zo te handelen als God had gezegd (Hb 11:30).
De methode mag dan dwaas geweest zijn in de ogen van de inwoners van Jericho, het was wel de weg tot overwinning. Op deze wijze gaat Paulus de vijanden in Korinthe ook te lijf. Op deze wijze, dat wil zeggen in de kracht van de Heer en zonder op eigen middelen te vertrouwen, kun jij overwinningen behalen op mensen die onoverwinnelijk lijken.
Paulus zal in Korinthe komen en hij deelt de strategie mee die hij van alle christenen verwacht en die hijzelf ook zal hanteren: alle bedenksels van de valse apostelen en van beïnvloede Korinthiërs “gevangennemen”. Het verkeerde denken wordt hier als een vijand voorgesteld. In hun brein worden gedachten gevormd die een reusachtig gevaar voor de gelovigen betekenen. Ze worden daardoor op een dwaalspoor gebracht, een spoor dat niet naar Christus leidt, maar naar henzelf. De enige oplossing is: die gedachten gevangennemen.
Paulus zal hun aantonen waarop deze valse apostelen aansturen, wat hun voor ogen staat, en hij zal het denken van de Korinthiërs weer naar Christus voeren en hen aan Christus gehoorzaam maken. Dat is het doel van zijn eigen leven en dat doel staat hem ook voor ogen voor ieder die door zijn dienst tot bekering is gekomen.
Houd voor jezelf dat doel ook goed in de gaten. Laat je in je denken niet gek maken door allerlei fraaie redeneringen van mensen die het goed kunnen brengen, maar die je gedachten niet richten op Christus. De toetssteen om te beoordelen of je bij jezelf of bij anderen met een goede manier van denken te maken hebt, is altijd deze vraag: Is het tot eer van de Heer Jezus, wordt Hij er groter door gemaakt?
V6. Paulus is er klaar voor om elke ongehoorzaamheid af te straffen. Ongehoorzaamheid is een basiszonde in het leven van de gelovige die op geen enkele manier getolereerd mag worden. In zijn wijsheid bestraft Paulus die ongehoorzaamheid niet direct. Eerst moeten de Korinthiërs nog laten zien dat zij gehoorzaam zijn aan wat hij hun in zijn eerste brief heeft geschreven. Ook als het gaat om het aanwijzen en veroordelen van verkeerde dingen is er geduld nodig. Niet al het verkeerde wordt direct en tegelijk aangepakt.
Kun jij er ook over meepraten hoe geduldig de Heer met jou is (geweest)? Hoe Hij je stap voor stap verder heeft geleid op de weg van gehoorzaamheid? En hoe Hij zoveel verkeerde dingen van je verdragen heeft tot het moment dat Hij die bij je aanwees en je ze kon veroordelen en wegdoen?
Lees nog eens 2 Korinthiërs 10:1-6.
Verwerking: Welke bolwerken zijn er nog in jouw leven die afgebroken moeten worden?
7 - 18 Ieder zijn eigen arbeidsterrein
7 Kijkt u naar wat voor ogen is? Als iemand het vertrouwen heeft in zichzelf dat hij van Christus is, laat hij er verder bij zichzelf aan denken, dat zoals hij van Christus is, zo ook wij het zijn. 8 Want <ook> als ik iets overvloediger zal roemen over ons gezag dat de Heer gegeven heeft om op te bouwen en niet om u af te breken, ik zal niet beschaamd worden; 9 opdat het niet schijnt alsof ik u door de brieven vrees wil aanjagen. 10 Want de brieven, zegt men, zijn wel gewichtig en krachtig, maar zijn persoonlijk optreden is zwak en zijn spreken verachtelijk. 11 Laat zo iemand dit wel bedenken, dat zoals wij in het spreken door brieven zijn in onze afwezigheid, wij zo ook in onze aanwezigheid daadwerkelijk zullen zijn. 12 Want wij durven ons niet rekenen tot of vergelijken met sommigen van hen die zichzelf aanbevelen; maar dezen, terwijl zij zichzelf naar zichzelf afmeten en zichzelf met zichzelf vergelijken, zijn onverstandig. 13 Maar wij zullen niet roemen buiten de maat; maar naar de maat van het arbeidsterrein dat God ons als maat heeft toebedeeld, om ook u te bereiken. 14 Want wij strekken onszelf niet te ver uit, alsof wij u niet bereikten (want wij zijn ook tot aan u gekomen in het evangelie van Christus); 15 terwijl wij niet roemen buiten de maat op [de] arbeid van anderen, maar hopen dat, naarmate uw geloof toeneemt, wij onder u meer aanzien zullen krijgen in overeenstemming met ons arbeidsterrein, om nog overvloediger, 16 in de [streken] verder dan u, het evangelie te verkondigen; niet om te roemen in [het] arbeidsterrein van een ander over wat bereikt is. 17 Maar ‘wie roemt, laat hij roemen in [de] Heer’. 18 Want niet wie zichzelf aanbeveelt, maar die de Heer aanbeveelt, die is beproefd [bevonden].
V7. Wij vallen gemakkelijk in dezelfde fout als die waarin de Korinthiërs zijn gevallen: kijken naar wat voor ogen is, ofwel: letten op het uiterlijk. Iemand met een mooi voorkomen, goed gebouwd, soepel in zijn bewegingen, met bovendien een goed verhaal, doet ons meer dan een miezerig mannetje dat houterig loopt en een sobere boodschap brengt. De valse apostelen speelden op deze menselijke zwakheid van de Korinthiërs in en hadden daardoor ingang gekregen.
Paulus is niet zo’n indrukwekkend figuur. Hij maakt hun duidelijk, dat iemand wel kan zeggen dat hij van Christus is, maar dat hij – evenals de andere apostelen – dat in elk geval ook is. Dat moeten zij toch zeker weten.
V8. Hij kan roemen over het gezag dat de Heer hem gegeven heeft. Dat kunnen die valse apostelen niet. Zijn gezag is niet bedoeld om hen af te breken, maar op te bouwen. Paulus ziet zijn dienst en zijn gezag altijd met het oog op het welzijn van de gemeente en gebruikt die niet voor zijn eigen plezier. Ook daarin volgt hij zijn Meester. De Heer Jezus heeft Zijn gezag nooit gebruikt om Zichzelf te verdedigen. Hij gebruikte het altijd om op te komen voor de eer van Zijn Vader.
Als Paulus zijn gezag gebruikt om af te breken, is dat uit liefde voor de Korinthiërs. Hij breekt bij hen dingen en gedachten af die niet naar Gods gedachten zijn. Zo zijn ze weer in staat om de opbouwende aanwijzingen van de apostel te ontvangen. Over het gebruik van zijn gezag hoeft hij zich niet te schamen. Hij misbruikt het niet, zoals vandaag wel gebeurt door geestelijk leiders.
V9. Paulus wordt ervan beschuldigd dat hij de Korinthiërs bang wil maken door zijn brieven. Daarin gebruikt hij volgens sommigen dreigende taal, in de zin van: ‘Pas op als je niet luistert naar wat ik zeg, want dan zwaait er wat!’ Maar dreigen is wel iets anders dan waarschuwen. Waarschuwen wil zeggen dat je de ander op bepaalde gevaren attent wilt maken, zodat hij aan die gevaren kan ontkomen. Die ander zal daar dankbaar voor zijn. Dreigen is beangstigend, waarschuwen is zorgend.
V10. Paulus waarschuwt hen ervoor zich niet te laten misleiden door mensen die van hem zeggen dat hij een onevenwichtige persoon is. In zijn brieven heeft hij, volgens hen, wel een grote mond, maar als persoon is hij nietszeggend. Om het modern te zeggen: hij heeft geen uitstraling. Je kunt iemand niet beter afkraken dan door zulke praatjes over hem rond te strooien. Vertel maar rond dat iemand wisselende stemmingen heeft, dat hij de ene keer zus en de andere keer zó reageert. Je zult zien dat alle vertrouwen in zo iemand verdwijnt.
V11. Wel, Paulus laat duidelijk horen dat wie zo spreekt, de plank behoorlijk misslaat. Er is geen verschil tussen zijn brieven en zijn optreden. Wie uit zijn ootmoedige optreden de conclusie trekt dat hij geen moed heeft om wantoestanden bij de Korinthiërs aan de kaak te stellen, zit ernaast. In 2 Korinthiërs 1 geeft hij aan waarom hij nog niet naar Korinthe is gekomen: dat is om hen te sparen (2Ko 1:23). Dat is wat anders dan dat hij niet durft. Zowel in zijn brieven als in zijn optreden toont hij duidelijk waar het hem om gaat. Misverstand is uitgesloten. Hieruit kun je leren dat het belangrijk is dat men weet wat men aan je heeft en dat je niet bij verschillende gelegenheden je verschillend opstelt.
V12. In dit vers klinkt de ironie weer door. Wat Paulus niet durft, is zichzelf rekenen tot of vergelijken met de valse apostelen. Dat wil hij natuurlijk ook helemaal niet. Het zijn mensen die zichzelf aanprijzen. Geloof nooit mensen die het goed met zichzelf hebben getroffen. Ze kunnen de mond vol hebben over al hun geweldige prestaties en capaciteiten. Het is verbazingwekkend hoe velen daar altijd weer intrappen. In tijden van politieke verkiezingen worden door de lijsttrekkers de indrukwekkendste wapenfeiten van hun partij naar voren gebracht om de kiezer ervan te verzekeren dat de partij de steun van de kiezer waard is. Ieder prijst zichzelf aan.
In de christenheid beroemen de geestelijk leiders zich ook op hun kwaliteiten en prestaties om maar meer aanhang te krijgen. Ze lijken in de verste verte niet op de Heer Jezus. Ze vergelijken zichzelf dan ook niet met Hem, maar met zichzelf. De enige norm waarom het draait, zijn zij. Paulus noemt hen onverstandig. Voor hem zijn zij daarmee getypeerd. Dat is natuurlijk een pijnlijke zaak voor deze mensen, die zo hoog opgeven van hun verstand.
V13. Paulus denkt niet aan zichzelf. Hij denkt aan de Heer en Zijn werk. Voor dat werk heeft de Heer hem een arbeidsterrein gegeven. Daarin heeft hij geen medezeggenschap gehad.
Jij hebt ook je eigen arbeidsterrein. Dat is de buurt waarin je woont. Laat daar je licht schijnen voor de mensen die er wonen. Ga niet werken in een buurt waarvan je weet dat andere gelovigen daar voor de Heer bezig zijn. Respecteer hun werk. Je zou het zelf ook niet leuk vinden als je merkte dat anderen in jouw buurt op een concurrerende manier aan het getuigen gingen. Zoiets bouwt niet op, maar breekt af.
V14. Binnen het arbeidsterrein dat God aan Paulus heeft toebedeeld, ligt ook Korinthe. Op deze manier heeft de Heer hem in verbinding gebracht met de Korinthiërs en heeft hij hun het evangelie van Christus verkondigd. Zullen ze zich nu van hem afwenden en gaan luisteren naar mensen die zijn terrein zijn binnengedrongen?
V15. Deze mensen willen zich tooien met de resultaten van het werk dat Paulus onder hen heeft gedaan. Het is een sluwe methode waaraan Paulus niet wil meedoen. Hij zal zich niet begeven op een werkterrein waar anderen bezig zijn met een werk voor de Heer. Hij wil niet pronken met andermans veren. Wat hij hoopt, is dat zij zullen groeien in hun geloof. De groei van hun geloof is door de invloed van die valse apostelen tot staan gebracht. Als je je oor leent aan negatieve influisteringen over echte dienaars van God, is dat een grote hindernis voor geestelijke groei.
Als hun geloof weer gaat groeien – dat kan alleen als ze die negatieve invloeden veroordelen –, zal Paulus meer aanzien onder hen hebben dan hij nu heeft. De weg zal weer vrij zijn om hen verder in de waarheid te onderwijzen.
V16. De weg zal ook vrij zijn om naar andere streken te reizen, waar Christus nog niet gepredikt is. Zolang de Korinthiërs echter zijn ‘zorgenkinderen’ zijn, wordt hij daarin verhinderd en moet hij zich met hen bezighouden. Het kan ook nu nog gebeuren dat dienaars van de Heer hun tijd en krachten moeten geven aan allerlei problemen onder gelovigen, waardoor zij er niet meer aan toe komen om aan ongelovigen het evangelie te brengen. Wanneer Paulus naar andere streken kan gaan, is dat niet om de eer op te strijken van arbeiders van de Heer die daar eerder het evangelie hebben gebracht.
V17. Het gaat hem trouwens helemaal niet om roem voor zichzelf. Nog eens zegt hij wat hij ook in zijn eerste brief aan hen heeft geschreven (1Ko 1:31), dat er alleen te roemen valt in de Heer, want Hij is het Die de resultaten bewerkt.
V18. Daarom is de enige maatstaf om te weten of je met een dienaar van de Heer te maken hebt, deze: beveelt iemand zichzelf aan, heeft hij de mond vol van zichzelf, of wordt iemand door de Heer aanbevolen, zie je in iemands dienst dat het om de Heer Jezus gaat? Daaruit blijkt dat iemand beproefd of getest is.
Lees nog eens 2 Korinthiërs 10:7-18.
Verwerking: Wat heeft God jou als arbeidsterrein toebedeeld?